Philippa Gregory. Dochters van de Roos, Amsterdam, Meulenhoff, 2014, 400 blz.
- Vertaling van The Kingmaker’s Daughter door Erica Feberwee –
ook als e-boek.
Dochters van de Roos
Doelgroep: +14 jaar & volwassenen
Tijd en ruimte: Engeland, Frankrijk & hertogdom Bourgondië,
1465-1485.
Thematiek: Rozenoorlogen, vrouwenrechten, hoogmoed, na-ijver,
roddel, dodelijke achterdocht & wantrouwen, hekserij.
Leidmotief: wentelingen van het Rad van Fortuna, de
wisselvalligheden van het lot.
Waardering: ***/5
Historische romans
Dochters van de Roos
Hoe ongunstig is het als vrouw geboren te worden (Christine de Pisan (1364-1430), La cité des dames) |
De Tower, Londen, mei 1465 Mevrouw mijn moeder loopt voorop, als rijke erfgename en als echtgenote van de belangrijkste onderdaan in het koninkrijk. Achter haar volgt Isabel, omdat ze de oudste is. En ik, als jongste van ons tweeën, sluit de rij. Ik ben altijd de laatste. Daardoor zie ik niet veel wanneer we de grote troonzaal van de Tower betreden, waar mijn moeder Isabel naar de troon begeleidt en dan een stap opzij doet terwijl mijn zuster een reverence maakt. Zoals ons is geleerd, zakt Isabel diep door haar knieën. Een koning is een koning, ook wanneer die koning een jongeman is die door onze eigen vader op de troon is gezet. En zijn vrouw zal tot koningin worden gekroond, ongeacht hoe wij over haar denken. Pas wanneer ik zelf naar voren kom om mijn reverence te maken krijg ik een goede indruk van de vrouw voor wie we naar het hof zijn gekomen. Ze is een adembenemende schoonheid, de mooiste vrouw die ik ooit heb gezien. (p. 9) |
Aan het woord is de negen jaar oude Anne Warwick over haar
eerste ontmoeting met Elizabeth Woodville, echtgenote van de
jonge koning Edward IV.
Philipp a Gregory schrijft “sneller dan haar schaduw”. Dit is
reeds haar vierde roman over de Nevenoorlog (de term
Rozenoorlogen dateert pas uit de 19de eeuw).
Het vervolg is al klaar in het Engels: The White Princess, over
Elizabeth van York, dochter van The White Queen, Elizabeth
Woodville en koning Edward IV, zuster van de mysterieus
verdwenen prinsjes in de Tower echtgenote van Hendrik VII Tudor
en dus moeder van Hendrik VIII (1).
Dochters van de Roos herneemt de inhoud van haar drie vorige
boeken, maar nu vanuit het perspectief van Anne Warwick, dochter
van de Kingmaker, wat regelmatig een heel ander verhaal oplevert
– of minstens een andere interpretatie van dezelfde
gebeurtenissen.
De schrijfster duidt het als volgt:
‘Voor mij als romanschrijver was het fascinerend het hof van
York te verbeelden als een broeinest van intriges en als bron
van angst voor de meisjes Warwick. Een deel van het plezier van
het schrijven van deze serie over rivalen en vijanden is het
omkeren van het perspectief, waardoor steeds opnieuw een ander
beeld ontstaat.
De feiten die bekend zijn, kregen een volkomen nieuwe lading,
toen ik ze niet langer bekeek vanuit het gezichtspunt van
Elizabeth Woodville, mijn lievelingspersonage, maar door de ogen
van mijn nieuwe heldin, Anne Neville.’ (p. 396)
Bij het begin van het boek is de ik-persoon, Anne Neville
(°1456), nog maar negen jaar oud, maar reeds volledig
gemarineerd in de vooroordelen van haar stand en status. Net
zoals haar moeder, die haar natuurlijk volkomen heeft
geïndoctrineerd. Het lijkt wel of we terechtgekomen zijn in het
India van het strikte kastensysteem. Een zelfde soort creaturen
bevolkt drie eeuwen later ook de romans van Jane Austin,( auteur
van onder meer het vaak verfilmde Pride and Prejudice).
Die moederfiguur komt over als hoogmoedig, stompzinnig,
bekrompen, alleen gericht op afkeuring. Anne kan de vrijere,
ongedwongen omgangsvormen van de Woodvilles, de familie van de
koningin, niet begrijpen, laat staan goedkeuren. Inwendig
benijdt ze hen echter.
In een volgende passage zijn we ondertussen in het jaar 1468.
Nu gaat het over welk voordelig huwelijk een 12-jarig meisje kan
sluiten. Zal de kleine Anne opgroeien tot een kleinzielige
bekrompen volwassene?
Het Lot beslist er anders over. Als pion op het schaakbord van
haar vaders ambities huwt ze, na de zoveelste kampwisseling van
Warwick, op 14-jarige leeftijd in Frankrijk met de
Lancasterkroonprins Edward, zoon van Margaretha van Anjou, de
echtgenote van de geesteszieke koning Hendrik VI.
In haar huwelijksnacht wordt ze brutaal verkracht door haar
echtgenoot, het onsympathiekste sujet van het hele verhaal.
Na de verschrikkelijke Slag bij Tewkesbury (4 mei 1471) waar het
leger van Margaretha van Anjou wordt afgeslacht en Annes wrede
echtgenoot geëxecuteerd, voert haar jeugdvriend, Richard, hertog
van Gloucester en jongste broer van koning Edward, haar mee naar
Londen.
Op 21 mei wordt de meedogenloze, verslagen koningin Margaretha
van Anjou aan de bevolking getoond. Voor ze naar de Tower wordt
afgevoerd, maakt ze naar haar vroegere vriendin, ‘de heks’
Jacquetta, (nu moeder van koningin Elizabeth Woodville) in de
lucht het teken van het Rad van Fortuin, dat Jacquetta
beantwoordt.
‘Het rad van fortuin dat Margaretha van Anjouop de troon van
Engeland zette, dat haar erfgename maakte van de koninkrijken
van Europa en haar vervolgens diep deed vallen. Jacquetta had
haar lang geleden gewaarschuwd. Ze waren er allebei van
doordrongen. Allebei wisten ze lang geleden al dat het lot je
tot grote hoogte kan doen stijgen maar je ook in diepe droefenis
kan storten, en dat je geen andere keus hebt dan het te
ondergaan.’ (p. 146)
Het Rad van Fortuin, zowat het leidmotief van Gregory’s romans
over de Rozenoorlogen, is in dit vierde boek prominent aanwezig.
Op haarsterfbed tekent de doodzieke Anne eveneens een cirkel in
de lucht: ‘Een mens kan hoog stijgen en diep vallen, maar we
krijgen zelden de kans zelf aan het wiel te draaien.’ (p. 390)
Allegorische dispuut tussen de geblinddoekte Fortuna en
Wijsheid. Een van de allermooiste voorstellingen van het Rad van
Fortuin. Vlaams handschrift uit de Bourgondische periode (en dus
de tijd van deze romans). Tekst op de banderollen van het Rad
van Fortuin, van boven naar beneden, in klokwijzerszin (in het
Nederlands): ik heers; ik heb geheerst; zonder heerschappij; ik
zal heersen.
Bij haar terugkeer aan het hof moet Anne haar zus Isabel dienen
als hofdame. Die behandelt haar tot haar teleurstelling zeer
onheus en uit de hoogte. Isabel is immers gehuwd met George,
hertog van Clarence, broer van de koning en voelt zich véél meer
dan haar jongere zuster. Annes bewegingsvrijheid wordt
langzamerhand meer en meer ingeperkt. George, die al onmetelijk
rijk is doordat de geconfisqueerde goederen van de gesneuvelde
‘verrader’ Warwick – notabene zijn voormalige bondgenoot- aan
hem zijn toegewezen, poogt nu ook de erfenissen van haar moeder
en haar in handen te krijgen. Een toevallige ontmoeting met
Richard van Gloucester brengt redding. Zij ontmoeten elkaar
regelmatig in het geheim. Richard vraagt haar ten huwelijk,
ontvoert haar en brengt haar in veiligheid in een vrijplaats. In
mei 1472 huwen ze in het geheim en uit liefde, zonder
toestemming van de koning.
Nu breken voor Anne de gelukkigste jaren van haar leven aan.
Kasteel Windsor, september 1472
p. 187. Anne treft koning Edward in gesprek met ‘Louis de
Gruthuyse, zijn enige vriend toen mijn vader (Warwick, de
‘Kingmaker’) hem had onttroond.’ Als dank heeft Edward hem de
titel van graaf van Winchester verleend en feestelijkheden
georganiseerd om hem in zijn graafschap te verwelkomen.
Eindelijk meer over de Bourgondische ballingschap van Edward IV
en de gastvrijheid van Gruuthuse! Ongetwijfeld een gevolg van
The White Queen, de tiendelige verfilming van Gregory’s trilogie
(1).
Lang duurt het geluk niet. In 1478 loopt de spanning tussen
koning Edward en zijn broer George steeds hoger op. George komt
in opstand, wordt gevangen genomen, veroordeeld wegens
hoogverraad en terechtgesteld door hem te verdrinken in een vat
malvezij (zoete wijn) –zoals hij zelf had gevraagd!
In 1483 sterft koning Edward IV onverwacht. Zijn broer Richard
wordt aangesteld als regent en beschermer van de twee prinsjes.
De spanning tussen de wantrouwige koningin-weduwe Elizabeth en
Richard neemt hand over hand toe. Uiteindelijk neemt hij de
koningstitel aan als Richard III.
In Frankrijk roept Henry Tudor zich uit tot ware
troonpretendent. Het vervolg lees je in de vorige boeken van
Philippa Gregory.
Maart 1485
Hier eindigt Annes verhaal: ‘Richard bereidt zich voor op een
invasie, ik op de dood’. (p. 386)
Ze heeft waarschijnlijk tuberculose, maar denkt dat ze
vergiftigd wordt door Elizabeth, de dochter van de voormalige
koningin. Ze dicht haar hekserij toe, net als voorheen haar
moeder. Haar hele leven is ze in toenemende mate behekst geweest
door die gedachte en door toenemende paranoia als gevolg
daarvan. Ze schrijft alle onheil dat hun overkomt toe aan de
heksenkoningin: de dood van hun hond (vergiftigd); de executie
van haar man, George; de ziekte en dood van haar zoontje; haar
eigen ziekte…
Pas op haar sterfbed raakt ze bevrijd, als Elizabeth haar
onthult dat op het vervloekingspapiertje van haar moeder slechts
twee namen in bloed geschreven stonden: die van Annes vader, de
‘kingmaker’ en die van George, hertog van Clarence, broer van
Edward IV wegens de terechtstelling van vader en broer.
Bespreking
Structuur: net als de vorige delen van de romancyclus, is ook
hier het verhaal ingedeeld in meestal korte hoofdstukjes, elk
voorzien van een situering in plaats en ruimte, wat ik een
aantal keren exemplarisch heb overgenomen. In tegenstelling tot
de vorige boeken was dat hier in feite niet noodzakelijk, omdat
er slechts één focalisator is, één verteller door wier ogen we
alles zien en vernemen: Anne Warwick.
Hiermee is Gregory nog niet helemaal aan het einde van haar
cyclus. In een volgend boek (of volgende boeken?) zal ze de brug
slaan naar haar Boleynromans.
p. 396. ‘Mijn interpretatie van wat er met de twee koningszonen
gebeurd zou kunnen zijn, geef ik in mijn volgende boek, het
verhaal van hun zuster en Richards geheime minnares, prinses
Elizabeth van York: The White Princess.’ (Reeds in het Engels,
nog niet vertaald)
Zelden heb ik de laatste jaren een boek met meer ergernis
gelezen. Vaak had ik de indruk te verdwalen in een van die
oppervlakkig stationsromannetjes of lifestyle-magazines die het
papier niet waard zijn waarop ze gedrukt zijn. Al dat
oppervlakkig geleuter over status, kleren, maaltijden, de
dodelijke roddels, alle clichés over vermeende heksentoeren, de
ziekelijke paranoia, die uiteindelijk zelfs Richard meesleept…
Een tweede lectuur zorgde voor een aanzienlijke opwaardering van
boek en auteur. Duidelijk is aan het schrijven heel wat
opzoekingswerk vooraf gegaan.
Een kleerkast vergt een bibliotheek van de schrijver.
Voor een auteur van historische romans vormen niet de grote
gebeurtenissen de gevaarlijkste valstrik: daarvoor treft hij/zij
normalerwijze voldoende gegevens in betrouwbare naslagwerken.
Hoewel… net de romans van Gregory over de Rozenoorlogen en het
lot van de prinsjes in de Tower bewijzen hoeveel lacunes,
vervormingen en onzekerheden tot op heden kunnen blijven
bestaan.
De voornaamste struikelblokken zitten echter in de kleine
details van het dagelijkse leven. Hoe zagen de klederen, de
schoenen, de hoofddeksels eruit? Wat at men aan een vorstelijke
feestdis? En aan de tafel van een arme? Anne vergeet haar
Paternoster in de kapel. Bestond dat al wel? Of is het een
anachronisme en gaat het om een gebedssnoer (2)?
Luister wat de toonaangevende literaire criticus Kees Fens
(1929-2008) hierover zegt in een artikel over de befaamde
historicus Jacques Presser (1899-1970).
‘Achter elke beschrijving van een historische roman zit een boek
opzoekingen, soms zelfs een hele bibliotheek’
…de brengers van verhalen worden onderschat zoals de kennis die
aan een goed historisch verhaal ten grondslag moet liggen, wordt
onderschat. […]
Misschien is het historisch verhaal, als ik bepaalde vormen van
geschiedschrijving zo mag noemen, wel het aller-moeilijkste dat
een historicus zich zelf kan aandoen: pas aan het eindpunt van
een eindeloos lijkende weg van lezen en te-weten -komen kan hij
gaan schrijven want geen woord of er staat een boekenkast
achter.
Zelfs voor het beoefenen van wat ik graag als historische gossip
betitel, is een eruditie nodig die weinigen bezitten. En wat kan
gossip ons niet ontsluiten aan boeiende zaken uit het verleden?
Achter Presser staat een bibliotheek, achter Romein ook, achter
Huizinga en Van der Meer staan twee bibliotheken(3). Dat hun
werk gevaarlijk is in deze zin, dat de lezer de eruditie dreigt
te vergeten nodig voor het plezier dat een enkel bijvoeglijk
naamwoord hem kan geven, zal duidelijk zijn. Er zullen er niet
weinig zijn die, door Presser of Romein verleid, geschiedenis
zijn gaan studeren, om te ontdekken, dat zij in feite het
alfabet nog moeten leren.’
(Kees Fens, Gossip, in: De Standaard, 28.03.1980.)
Historische betrouwbaarheid
Geldt dat ook hier? Bij nader inzien zijn er een paar
onderwerpen die in de bespreking van de vier romans onderbelicht
bleven en zich nochtans uitstekend lenen tot nadere studie voor
alle geïnteresseerden. Ze zijn samengebracht in een uitvoerige
zevende bijlage: Heksen, hermelijn, hoogmoed & onmondige
vrouwen.
Bijlagen
Bijlage 1.
Verfilming.
Bijlage 2.
Margaretha van York
Bijlage 3.
Gruuthuse
Bijlage 4.
William Caxton en Margaretha van York
Bijlage 5. Skelet van Richard III gevonden
Bijlage 6.
De wever en de eeuwigheid.
Bijlage 7.
Heksen, hermelijn, hoogmoed & onmondige vrouwen
Noten
1. De hele Rozenoorlogcyclus
Gregory, Philippa, De rozenkoningin, (The White Queen), Amsterdam, De Boekerij, 2010, Gregory, Philippa, De roos van Lancaster, (The Red Queen), Amsterdam, De Boekerij, 2011. Gregory, Philippa, De witte roos (Lady of the Rivers), Amsterdam, De Boekerij, 2012.Gregory, Philippa, Dochters van de Roos, (The Kingmaker’s Daughter) Amsterdam, Meulenhoff, 2014 . Lees ook liefst eerst: Josephine Tey, Een koninkrijk voor een moord
Film
The White Queen
(2013).
2. zie bij Retabels: de hemel op aarde, achteraan: Gebedsnoten: in de coulissen van de kunstgeschiedenis.
3. Huizinga, beroemd voor zijn standaardwerk Herfsttij der
Middeleeuwen (1919), Amsterdam, Uitg. Contact, 1997, 22ste druk,
416 blz. en (onder meer) Nederlands beschaving in de zeventiende
eeuw. Een schets (1941), Amsterdam, Uitg. Contact, 1998, 188
blz.
Presser, J., Napoleon. Historie en legende (1946),
Amsterdam/Brussel, Elsevier, 1978, 6de druk, 632 blz. - latere
herdrukken. Nog altijd een van de allerbeste boeken die in het
Nederlands over Napoleon in het bijzonder en over het
functioneren van een dictatuur in het algemeen geschreven zijn.
Jos Martens, december 2015