Lesmateriaal

De agrarische revolutie

Deze opdracht gaat over het ontstaan van de landbouw en veerteelt en over de gevolgen van die verandering...

De agrarische revolutie



Opdracht 1

 
Waarom zijn mensen aan landbouw gaan doen? De mensen hebben niet op enig moment gedacht, kom, nu gaan we aan landbouw doen. Er was tenslotte geen voorbeeld. En als ze alle gevolgen van de landbouw van te voren hadden geweten, waren ze er misschien wel nooit aan begonnen.

Gebruik de bronnen 1 t/m 3

Ga in de bronnen op zoek naar mogelijke verklaringen voor het ontstaan van landbouw en veeteelt.

 

Bron 1
Hoewel mensen al langer bezig waren geweest met het manipuleren van wilde planten en dieren gingen de jagers en voedselverzamelaars hun gedrag pas echt veranderen tegen het eind van het pleistoceen. De redenen hiervoor waren dat het weer steeds meer onvoorspelbaar werd, het aantal dieren waarop men graag jaagde achteruit ging en het groeiende aantal mensen op een plaats. Zij gingen eerst ook dieren van hun tweede of derde keus eten, en planten gebruiken die zij meer moesten bewerken. Daarna begon men ook zelf planten te verbouwen.


Bron: Diamond, Jared, Evolution, Consequences and Future of Plant and Animal Domestication,in 2002 Nature Magazine, Vol 418 


Bron 2
Waarom kwam er landbouw en veeteelt?


A. Culturele vooruitgang is de oudste veronderstelling(hypothese).
Deze hypothese is gebaseerd op het idee dat landbouw beter is dan het op zoek gaan naar eten (jagen en verzamelen).1. Gaat ervan uit dat mensen onvermijdelijk aan landbouw gaan doen als onderdeel van een culturele vooruitgang van eenvoudig naar complex, van een heftig nomadisch leven naar een comfortabeler leven op vaste plaatsen, van wild naar meer en meer beschaafd.
2. Gaat ervan uit dat de voordelen duidelijk zijn: landbouw is minder werk, meer betrouwbaar en levert meer op dan zoeken naar voedsel. Gaat er bovendien vanuit dat de mesn tijd nodig had om kennis te verwerven over planten en dieren om landbouw en veeteekt mogelijk te maken of het geluk toevallig op deze kennis te stuiten.
3. Onderzoek van jager/verzamelaars samenlevingen nu, zoals de !Kung San (Afrikaanse pygmeeën), ondersteunen deze hypothese niet.
a. zij weten hoe zij planten moeten verbouwen, maar kiezen er bewust voor om dit niet te doen.
b. zij zijn niet ondervoed. Uit studie blijkt dat hun dieet meer dan voldoende is.
c. zij besteden niet meer tijd aan het verkrijgen van voedsel dan boeren.


B. Veranderend klimaat hypothese (ook zeer populair in het verleden)

1. Er is een duidelijk verband tussen het ontstaan van de landbouw en de klimaatveranderingen aan het eind van het Pleistoceen/begin van het Holoceen
2. Een versie van deze algemene hypothese: een verandering van het klimaat in het Nabije Oosten, resulterend in steeds droger weer bracht mensen bij elkaar in gebieden waar water is gebleven, hetgeen leidt tot de noodzaak van een verhoogde productie van levensmiddelen en een minder mobiele levensstijl
3. Maar uit paleoclimatologische reconstructies naar patronen van klimaatverandering is gebeleken dat klimaatverandering weliswaar een factor kan zijn bij het ontstaan van landbouw, maar dat dit niet voldoende is

C. De druk op de bevolking hypothese

1. Verschillende versies, maar gemeenschappelijk is het idee dat de groei van de bevolking de mensen die leefden van jagen en het verzamelen van voedsel dwong om aan landbouw te gaan doen. Reden hiervoor was dat er steeds minder wild en planten waren, waardoor het anatrekkelijk werd om aan landbouw te gaan doen. Deze hypothese gaat ervan uit dat landbouw op zich wel bekend was, maar dat er pas behoefte aan ontstond toen de bevolking groeide.
2. Voornaamste probleem met de druk op de bevolking hypothese is de factor tijd. Waarom kostte het duizenden jaren voordat de bevolkingsdruk echt nijpend werd. Was groei van de bevolking oorzaak of gevolg?

D. Voedsel overvloed hypothese

1. Landbouw ontstond niet zoeer uit behoefte, maar eerder door relatieve overvloed
2. Mensen die leven in de kustgebieden met een overvloed aan voedsel bouwden permanente nederzettingen
3. Meer sedentair leven (wonen op éé vaste plaats) leidde tot meer vrije tijd, waardoor men ging experimenteren met landbouw
4. Een andere mogelijkheid is dat de overvloed aan voedsel leidde tot de aanleg van voorraden, die op hun beurt weer leidden tot een sedentair leven om voedsel op te slaan en te beschermen

E. Co-evolutie

Meest recente belangrijke hypothese over het ontstaan van landbouw, die eigenlijk meer over het hoe dan het waarom gaat.

1. Mensen werd afhankelijk van kunstmatig geselecteerde planten en de planten werden afhankelijk van mensen voor hun vermenigvuldiging

Bron: Origins of agriculture http://arnica.csustan.edu/boty3050/Notes/origins.htm 



Bron 3


Hoe begon het in cultuur brengen van land?


De gebruikelijke mythe in veel culturen - landbouw is een geschenk van de goden. Eén uitzondering: De Joods-Christelijke traditie waarin de landbouw een last was, de mensen opgelegd vanwege de erfzonde.


A. Vuilstort hypothese
1. Landbouw ontstond bij toeval. Mensen gooiden fruit en zaden op de vuilnishoop. Vervolgens groeiden er planten, waarna mensen de conclusie trokken dat zij zaden konden planten.


B. Gemak hypothese
1. Mensen verbouwden producten pal naast hun woonplaats zodat zij er niet naar hoefden te zoeken. Sommige huidige volken die niet aan landbouw doen weten wel hoe ze het moeten doen, maar kiezen er niet voor tenzij zij er door iets toe worden gedwongen.


D. Godsdienst
1. Godsdiensten speelden een belangrijke rol bij het ontstaan van landbouw. De meeste culturen kennen mythes of verhalen over de oorsprong van landbouw.
a. Er zijn veel riten bekend over het eerste fruit. Verzamelaar brengen de eerste oogst naar heilige plaatsten als offer aan de goden. Deze oogst bleef ergens liggen of werd begraven en kwam het volgende jaar weer op. Dit idde geeft ook een verklaring voor kunstmatige selectie. De beste zaden werden geofferd aan de goden.


E. Opslag hypothese
1. Net zoals een eekhoorn wel eens vergeet waar hij zaadjes heeft begraven, groeiden er op ondergrondse opslagplaatsen of plaatsten waar voedsel werd meegegeven aan de doden ineens planten.


Bron: Origins of agriculture http://arnica.csustan.edu/boty3050/Notes/origins.htm

Opdracht 2


Gebruik de bronnen 4 t/m 6

Wat waren de gevolgen van de agarrische revolutie, wat veranderde er in de manier van leven van mensen door de komst van landbouw en veeteelt? Vul je antwoord in in het schema bij 'na'.

 

Opdracht 3


Werd het leven door de komst van landbouw en veeteelt voor mensen eenvoudiger? Beredeneer je antwoord.


Opdracht 4

Gebruik bron 4 en 7

Volgens een aantal Amerikaanse antropologen was de overgang van jagen en verzamelen naar landbouw misschien wel helemaal geen vooruitgang. Wat zijn hun argumenten?


Bron 4

Waarom zijn mensen aan landbouw gaan doen? De mensen hebben niet op enig moment gedacht, kom, nu gaan we aan landbouw doen. Er was tenslotte geen voorbeeld. En als ze alle gevolgen van de landbouw van te voren hadden geweten, waren ze er misschien wel nooit aan begonnen. De gevolgen waren namelijk o.a. meer werk, de mensen werden kleiner, het eten werd minder voedzaam en er kwam meer ernstige ziekten.

Bron: Diamond, Jared, Evolution, Consequences and Future of Plant and Animal Domestication,in 2002 Nature Magazine, Vol 418

 

Bron 5
Gevolgen van de komst van de landbouw
 1. Door verbetering van het voedselpakket en het wegnemen van de noodzaak om steeds nieuwe planten te zoeken en achter wild aan leidde de komst van de landbouw tot een bevolkingsexplosie in het Midden-Oosten, China, Midden-Amerika en Europa.
2. Meer mensen en een grotere bevolkingsdichtheid leidde tot grotere, meer complexe sociale organisaties, rijken en legers.
3. Landbouw volken, groter in getal en beter bewapend, veroverden vaak naburige stammen van jagers en verzamelaars, waardoor de behoefte aan landbouw weer groter werd.
4. Niet iedereen was meer nodig in de landbouw. Sommige mensen gingen ambachten uitoefenen zoals het bewerken van textiel, metaal en het maken van keramiek (aardewerk).
5. De behoefte om gegevens over velden, oogsten en belastingen bij te houden droeg in belangrijke mate bij aan de uitvinding van het schrift. 

 

Bron 6
Wat waren de gevolgen van de komst van de landbouw?

 

Hoewel er ook wel een aantal groepen jagers en voedselverzamelaars op een vaste plek woonden, waren de meesten van het nomaden. Zij trokken rond op zoek naar dieren en planten. Toen de mensen aan landbouw gingen doen, konden zij op één plaats blijven wonen. Zij werden, zoals dat heet sedentair.
Een ander gevolg was de enorme toename van het aantal mensen (bevolkings explosie). Dit kwam bijvoorbeeld doordat mensen nu veel sneller achter elkaar kinderen kregen, dan toen ze nog jagers waren. Jagers kunnen moeilijk rondtrekken met heel kleine kinderen. Een andere reden was dat de hoeveelheid voedsel toenam.
Een derde gevolg was een toename van technologie. Er ontstonden op den duur nieuwe beroepen, waar gereedschapen voor nodig waren. Ook kwamen er meer verschillen tussen mensen, zowel wat betreft bezit als wat betreft macht. Bovendien kwamen er legers. Een belangrijk negatief gevolg was het ontstaan van epidemies. Deze kunnen namelijk alleen ontstaan in dichtbevolkte gebieden.

Bron: Diamond, Jared, Evolution, Consequences and Future of Plant and Animal Domestication in 2002 Nature Magazine, Vol 418.

Bron 7
The great Old World archaeologist Vere Gordon Childe (1892–1957) wrote of two great developments in prehistoric times, a Neolithic Revolution and an Urban Revolution. The Neolithic Revolution saw the development of agriculture and animal domestication in the Near East during a period of prolonged drought in the Near East. The Urban Revolution coincided with the appearance of the first cities, writing, and literate civilization in Mesopotamia and Egypt. Childe developed his revolution theory during the 1930s, when much less was known about world prehistory.  2 Child's theory is too simplistic, for it has long been surpassed by more sophisticated formulations, based on a much more detailed knowledge of ancient societies. In one respect, however, Childe was correct. The deliberate cultivation of the soil and the domestication of animals were not, in themselves, revolutionary developments, for every hunter-gatherer was familiar with the germination of seeds and the taming of animals. But the consequences of the new economies were indeed revolutionary, for they were the catalyst for lasting, and dramatic, culture changes.  3 Thanks to radiocarbon dating, we know that agriculture appeared in widely separated areas of the world over several thousand years: in the Near East, China, south and Southeast Asia, and the Americas. Modern theories are based on the realization that many postglacial hunter-gatherer societies were preadapted to food production before anyone started planting wild cereal grasses or penning animals. They were already exploiting such resources intensively, local populations were rising, and there were occasional food shortages in areas like the Near East, where the most favored areas were already at the limits of their carrying capacity.

Bron: The origin of food production http://www.bartleby.com/67/35.html