artikelen over geschiedenis didactiek
De sarcofaag van Simpelveld
In december 1930 vond A.J. Wierts op zijn erf aan de Stampstraat in het Limburgse Simpelveld een sarcofaag.
Inhoud
De sarcofaag van Simpelveld
Hoewel deze kist in het verleden al ontdekt en doorzocht was, grote gaten in het deksel en in een van de korte zijden van de sarcofaag getuigen ervan, bleek een deel van de grafgiften nog aanwezig te zijn. In de kist bevonden zich nog gouden sieraden, waaronder een halsketting, een paar ringen en n oorbel, voorts een zilveren spiegeltje, een glazen flesje, een flacon van aardewerken enkele andere voorwerpen. Ook werden, los op de bodem van de kist, de crematie-resten van de overledene aangetroffen. De sarcofaag is dus eigenlijk een zeer grote asurn.
Weergegeven is het interieur van een kamer. Op een bank
ligt de overledene: een vrouw. Aan het hoofdeinde van de
bank staat een stoel met daarnaast een kist. Tegenover
de bank staat een rek met daarop drie flessen: een
vierkante en twee ronde. Daarnaast staat een wandtafel
op drie poten versierd met leeuwenkoppen en -klauwen,
gevolgd door een rek met daarop twee kannen, twee emmers
en daarboven drie bekers en een flesje. Pal ernaast
staat een kast met twee deuren. Naast de kast volgt een
aantal nisvormige bouwsels, waarin misschien
oorspronkelijk grafgiften waren gelegd. Deze zijn
evenwel niet ter plekke teruggevonden. Tussen de laatste
nis en het voeteneinde van de bank is de zijkant van een
Romeinse villa, waarschijnlijk het huis waarin de
overledene woonde, weergegeven. Het moge overigens
duidelijk zijn dat de schaal van de voorwerpen onderling
niet overeenstemt.
Meubilair was veelal van hout, een vergankelijk
materiaal dat meestal niet bewaard blijft. Doordat in
deze kist houten meubilair in steen is weergegeven,
krijgen we een goed beeld van het oorspronkelijke
uiterlijk ervan.Enkele grafvondsten, met name de flacon
van aardewerk, dateren de sarcofaag aan het einde van de
2de of in de eerste helft van de 3de eeuw na Chr.
De ontdekking van drie sarcofagen bij elkaar doet
vermoeden dat in de directe omgeving de behuizing van de
overledenen moet hebben gestaan. Doden die in stenen
kisten werden bijgezet, voorzien van kostbare
grafgiften, behoorden tot de bovenlaag van de bevolking.
De veronderstelling was dan ook in de onmiddellijke
nabijheid een villa terug te vinden. Deze
veronderstelling werd in 1937 bewaarheid. Op ongeveer
150 meter van de vindplaats der sarcofagen werden de
grondsporen teruggevonden van een villa. De villa was
van het type met porticus en hoekvertrekken. De zijkant
kan er zo hebben uitgezien als in de sarcofaag is
weergegeven (1).
Examenvraag
In het vwo geschiedenisexamen 2013, eerste tijdvak, werd over deze sarcofaag een vraag gesteld, die de leerlingen niet voor onoverkomenlijke problemen stelde, getuige de p-waarde van 79.
De vraag werd met een korte tekst ingeleid en was voorzien van een afbeelding.
In 1930 werd bij graafwerkzaamheden bij een huis in Simpelveld (Limburg) een Romeinse sarcofaag (in dit geval een kist voor crematieresten) aangetroffen uit de periode 200-250.
Toelichting
De kist is van binnen met reliëfs versierd. Afgebeeld is
een vrouw, liggend op een rustbed. Naast haar zijn haar
huis, meubels en ander huisraad te zien. Verschillende
grafgiften zoals gouden sieraden en een zilveren
spiegeltje lagen in de kist.
De leerlingen moeten uitleggen of deze bron
gebruikt kan worden om een viertal stellingen over de
Romeinse tijd in de omgeving van Simpelveld te
ondersteunen:
1 Er was sprake van romanisering in deze omgeving.
2 Er waren grote sociale verschillen in de samenleving.
3 In de derde eeuw waren er nog Romeinse legioenen.
4 De eigenaren van de sarcofaag geloofden in een leven
na de dood.
Wat weten we over de hierboven afgebeelde “dame van Simpelveld”, vraagt Jona Lendering zich in een van zijn wekelijke blogs onder het kopje Methode op Maandag af? (2) Vervolgens somt hij op. Ze woonde in de buurt van het Zuid-Limburgse Simpelveld, want daar is de sarcofaag gevonden. Ze droeg sieraden, want die zijn in de grafkist aangetroffen. Ze werd gecremeerd, want haar stoffelijke resten lagen daar eveneens in. Dit zijn de harde feiten.
Vervolgens speculeert hij over wat hier niet is gevonden, maar waarover we wel informatie van elders hebben over deze periode: de known unknowns. 'Ik durf wel voor mijn rekening te nemen' meent hij, 'dat de nabestaanden van de dame van Simpelveld rijk zijn geweest, want anders kon je zo’n unieke sarcofaag niet laten maken. Ze zal ook wel in een groot landhuis hebben gewoond, waar knechten en slaven het werk deden. Haar kleren zullen niet goedkoop zijn geweest. Afgaande op de normale demografische gegevens zal ze rond haar vijftiende zijn getrouwd met een man van vijfentwintig en had ze zes kinderen, waarvan er drie moeten zijn overleden voor hun moeder.'
In hoeverre sluit het antwoordmodel dat bij het examen geleverd wordt, aan op deze informatie?
Stelling één wordt volgens het antwoordmodel
ondersteund: De bron kan worden gebruikt om deze stelling
te ondersteunen, want de vorm van de sarcofaag / de
kleding van de vrouw / de manier van bijzetten laat zien
dat de Romeinse levensstijl was overgenomen in deze
omgeving.
Een, op z'n minst, opvallende redenering. Zoals uit
diverse examenvragen blijkt wordt van leerlingen
verwacht dat zij zeer kritisch zijn als een uitspraak
gebaseerd is op slechts één bron (een bron is geen bron,
zoals Jona Lendering het meermaals heeft verwoord) . Is deze
bron dan wel
representatief? Het gaat om een Romeinse sarcofaag, dat
staat al in de inleiding, dat hoeven de leerlingen dus
niet af te leiden uit vorm of inhoud van de sarcofaag.
Maar wie erin begraven is, wordt niet duidelijk. Het kan
dus heel wel gaan om een Romeinse dame en in dat geval
is er dus geen sprake van Romanisering, nog afgezien van
het feit dat de vondst van slechts één sarcofaag geen
generalisatie toelaat.
Dat je op basis van deze ene bron niet mag generaliseren
beseft de maker van de vraag wel met betrekking tot
de tweede stelling: 'De bron kan niet worden gebruikt om
stelling twee te ondersteunen, want hoewel de sarcofaag
duidt op rijkdom geeft dit geen aanwijzing of dit
uitzonderlijk was / of er veel armen waren.' Jona
Lendering durft het, zoals we zagen, wel aan om op basis
van circumstantial evidence, op zijn minst aan te nemen
dat het hier om het graf van een rijke dame gaat, maar
het is de vraag of van leerlingen gevraagd mag worden
dat zij over zodanige voorkennis beschikken dat zij een
dergelijke conclusie kunnen trekken.
Dat de bron geen antwoord mogelijk maakt op de
aanwezigheid van Romeinse legioenen in dit gebied en in
deze periode lijkt me evident.
Wat mij betreft niet evident is dat deze vondst
aanwijzingen geeft voor een geloof in een leven na de
dood, zoals het antwoordmodel meent: 'De bron kan wel
worden gebruikt om stelling vier te ondersteunen, want de
afbeeldingen en grafgiften wijzen op een geloof in een
leven na de dood (waarin de grafgiften van pas komen).'
Leerlingen kunnen deze conclusie namelijk niet trekken
op basis van de huiselijke voorwerpen en sieraden die in
één sarcofaag zijn gevonden. De makers van de vraag gaan
ervanuit dat leerlingen eerder hebben geleerd, op basis
van andere bronnen of combinaties van bronnen dat
dergelijke vondsten wijzen op een geloof in een leven na
de dood. Zonder deze kennis kun je een dergelijke
conclusie nooit trekken op basis van de vondst van
dergelijke voorwerpen in één grafkist. Ook tegenwoordig
krijgen mensen, vaak om emotionele redenen, geregeld
voorwerpen mee in een grafkist, zonder dat de overledene
gelooft in een leven na de dood.
Grappig is dat degene die deze sarcofaag heeft gevuld
met voorwerpen er vanuit gaat dat aardse voorwerpen als
meubels ook bruikbaar zijn in het hiernamaals en dat de
doden dezelfde voorkeur hebben wat sieraden betreft als
de levenden. Mocht deze veronderstelling juist zijn, dan
zouden, naar analogie hiervan, de afbeeldingen op de
grafschildering uit de Egyptische bron uit de volgende
vraag ook wel een
realistische weergave van de aardse wereld kunnen zijn.
Noot
Je kijkt toch anders naar deze sarcofaag als je op een afbeelding ziet hoe de 'dame van Simpelveld' eruit gezien zou kunnen hebben.
Egypte
Vraag 4 in het vwo-examen 2011, eerste tijdvak, staat een vraag naar aanleiding van een afbeelding uit een dodenboek dat gevonden is in een graf van een Egyptische schrijver. De vraag, die een p-waarde had van 67, werd ingeleid door een korte tekst.
De Egyptenaar Nakht is rond 1350 v. Chr. schrijver in de
tempel van Karnak. In zijn graf vinden archeologen zijn
“dodenboek”. De Egyptenaren geven overledenen
dodenboeken mee die vol magische teksten en afbeeldingen
staan die de overledene moeten beschermen en in het
hiernamaals tot leven moeten wekken:
Toelichting (van boven naar onder)
1e regel: Nakht vaart met een boot naar de hemel en
spreekt met de god Thot, god van de schrijvers.
2e regel: Nakht eet en inspecteert het graan.
3e regel: Nakht oogst graan.
4e regel: Nakht bewerkt zijn land.
Als je inleidende tekst bij de bron leest verwacht je
een opdracht die betrekking heeft op de religieuze
overtuiging van de Egyptenaren en meer in het bijzonder
op hun opvattingen over het leven na de dood.
Als je de
afbeelding bekijkt lijkt een opdracht
over werkzaamheden van de Egyptenaren meer voor
de hand te liggen. En dat lijkt te kloppen, de vraag heeft
namelijk betrekking op arbeidsdeling. Dan verwacht je
bijvoorbeeld een vraag als: Was er, afgaand op deze
bron, sprake van arbeidsdeling in het oude Egypte? Maar
dat is niet het geval; sterker nog, de vraag gaat ook
helemaal niet over arbeidsdeling, maar over historische
bewijsvoering.
De vraagt luidt namelijk: In een debat tussen historici
rijst de vraag of je op grond van deze bron kunt
concluderen dat er in de vroege stedelijke
gemeenschappen sprake is van arbeidsdeling. Leg uit dat
de bron door de aard ervan geen sterk bewijs levert voor
deze conclusie.
Van de leerlingen wordt dus niet verwacht dat zij een
analyse maken van de afbeelding uit het dodenboek, maar
dat zij redeneren over de bron, over de plaats waar de
bron gevonden is en over de aard van de bron. Uit het
antwoord wordt duidelijk waarom in de inleiding wordt
gezegd: 'De Egyptenaren geven overledenen dodenboeken
mee die vol magische teksten en afbeeldingen staan die
de overledene moeten beschermen en in het hiernamaals
tot leven moeten wekken'. Het antwoord luidt namelijk:
Dit dodenboek kan geen sterk bewijs leveren voor deze
conclusie, omdat dodenboeken geen reëel maar een ideaal
beeld weergeven / zijn doortrokken van magische en
goddelijke elementen. Er kan dus moeilijk feitelijke
informatie aan worden ontleend.
Dodenboeken geven geen reëel beeld van de
werkelijkheid, aldus het antwoord. Een conclusie die
leerlingen, die in de brugklas kennis hebben gemaakt met
de manier waarop de oude Egyptenaren aan de oevers van
de Nijl in hun levensonderhoud voorzagen, niet snel
zullen trekken. Zeker niet als dat verhaal is
gelardeerd met vergelijkbare afbeeldingen als die in
deze bron. De afbeeldingen over het ploegen en oogsten,
over de jacht op watervogels zijn blijkbaar niet
ontleend aan de alledaagse Egyptische werkelijkheid,
maar aan de fantasie van de schilder over het alledaagse
leven in het hiernamaals. Blijft natuurlijk wel de vraag
waarop de schilder dan zijn fantasie heeft gebaseerd, of
was deze misschien afkomstig uit een goddelijke
inspiratie? Of verwacht de bedenker van deze opdracht
dat een leerling redeneert dat als de schilder een
menselijke figuur afbeeldt met een vogelkop die een punt
zet op een plankje, wat duidelijk niet realistisch is in
de echte wereld, dat dan ook de andere afbeeldingen
moeten berusten op fantasie.
Als dit zo is, dan moeten Egyptologen de geschiedenis
van het oude Egypte waarschijnlijk grotendeels
herschrijven. Misschien hebben de Egptenaren wel gebruik
gemaakt van tractors en combines.
Noten
1. Deze informatie is afkomstig van de website van het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden.
2. Jona Lendering. De positivistische misvatting.
Zie ook
andere besprekingen van examenvragen:
*
https://histoforum.net/2014/examenvragen.html
*
https://histoforum.net/2014/examenvragen1.html
*
https://histoforum.net/2014/examenvragen2.html
*
https://histoforum.net/2014/examenvragen3.html
* https://histoforum.net/2015/examen2015.html