artikelen over geschiedenis didactiek
Causaliteit
Waarmee start je een thema als de Eerste Wereldoorlog? Met de oorzaken natuurlijk. Logisch, toch? Het zoeken naar verklaringen voor historische gebeurtenissen behoort immers tot de kerntaken van de historicus. Maar hoe realistisch is het voor leerlingen van een tweede of derde klas in het voortgezet onderwijs om zich te verdiepen in de oorzaken van historische gebeurtenissen? En wat moeten zij dan kennen en kunnen?
Inhoud
Causaliteit
De periode die erop volgde had na een poosje verdomd veel weg van de tijd die eraan voorafging, In de wereldgeschiedenis gebeurt dat ook wel, maar dan wordt dat verzwegen. De mislukte historische momenten zijn de historische momenten waarover je nooit meer iets hoort. Vinden we het gek dat iedereen in oorzaak en gevolg blijft geloven? (Ilja Leonard Pfeijffer, Grand Hotel Europa)
In de kerndoelen blijft de aandacht voor historisch denken en redeneren beperkt tot de opmerking dat leerlingen historische bronnen leren gebruiken om zich een beeld van een tijdvak te vormen of antwoorden te vinden op vragen . Maar waarop de vragen betrekking moeten hebben wordt niet vermeld. De geschiedenissyllabus van het vmbo-examen biedt wat meer informatie: De leerlingen kunnen ‘op basis van gegeven werkmateriaal verklaringen geven voor historische gebeurtenissen, verschijnselen en ontwikkelingen’, en daarbij kunnen ze ‘de aanleiding herkennen als de meest directe oorzaak en herkennen hoe oorzaken van verschillende aard historische processen beïnvloeden’. Wat precies bedoeld wordt met ‘oorzaken van verschillende aard’ wordt niet nader toegelicht, maar de syllabus voor havo en vwo geeft daarover wel uitsluitsel. Van deze leerlingen wordt namelijk gevraagd dat zij bij het geven van historische verklaringen rekening kunnen houden met verschillende soorten oorzaken (en gevolgen), waarbij zij onderscheid kunnen maken tussen directe en indirecte oorzaken (aanleiding als meest directe oorzaak) en tussen oorzaken op politiek-bestuurlijk, sociaaleconomisch en cultureel-mentaal (waaronder godsdienstig) terrein.
Van leerlingen in de tweede fase mag met betrekking tot
causaliteit meer verwacht worden. Zij moeten in hun
verklaring ook rekening houden met het niet-lineaire en
multi-causale karakter van historische verschijnselen en
gebeurtenissen en bovendien moeten ze weten dat elke ordening van
causaliteit een interpretatie is. Ook in dit geval wordt
niet uitgelegd om wat voor ordening het gaat. Het ligt
voor de hand dat in ieder geval gedoeld wordt op het
onderscheid tussen belangrijke en minder belangrijke
oorzaken, maar misschien ook op het onderscheid tussen
acties die bewust gericht waren op het veroorzaken van
een gebeurtenis en acties waarbij dat niet de intentie
was.
Geschiedenis als interpretatie van het verleden
Uit allerlei onderzoek blijkt dat leerlingen er grote
moeite mee hebben om (in) te zien dat geschiedenis een
interpretatie is en dat ‘het verleden’ niet bestaat.
Reden genoeg dus om leerlingen zich hiervan vroeg bewust
te laten worden. Het is in dit verband niet raadzaam om
leerlingen in de onderbouw te vertellen “zo zit het”, om
daar later in de tweede fase op terug te moeten komen.
Toch is dat wat, denk ik, in veel methodes gebeurt. Zie
bijvoorbeeld de paragrafen over de Eerste Wereldoorlog
(W.O.I) in Memo: geschiedenis voor de onderbouw, in de
editie voor de tweede klas vmbo/havo (z.j.). Het
leerdoel luidt: Je kunt uitleggen wat de oorzaken van de
Eerste Wereldoorlog waren. Met deze formulering (de
oorzaken) suggereer je dat er geen discussie over de
oorzaken van deze oorlog mogelijk is en dat alle
historici er hetzelfde over denken. Bovendien suggereert
dit leerdoel dat dit alle oorzaken zijn. (Opvallend is
overigens wel dat in de titel van subparagraaf in Memo
het lidwoord 'de' ontbreekt.)
Ordening van oorzaken
Als leerlingen verklaringen moeten kunnen geven, dan kun
je hen een tekst voorleggen waarin mogelijke oorzaken de
revue passeren en waarin verschillende visies aan bod
komen. Of je geeft hen bronnenmateriaal met de opdracht
daaruit zelf mogelijke oorzaken te destilleren. Ook kun
je hen vragen aan te geven in hoeverre die mogelijke
oorzaken een gebeurtenis kunnen verklaren, welke
oorzaken meer en welke minder belangrijk zijn en of het
om politieke, economische of culturele oorzaken gaat.
In hoeverre is hiervan sprake in de paragrafen over
W.O.I in Memo? In de betreffende paragrafen wordt
uitgelegd wat onder nationalisme (een van de genoemde
oorzaken), moet worden verstaan. Wat echter niet wordt
uitgelegd is hoe nationalistische gevoelens hebben
kunnen bijdragen aan het uitbreken van de oorlog. In het
werkboek ontbreekt een opdracht waarin leerlingen worden
uitgedaagd zich in deze vraag te verdiepen.
Over het begrip modern imperialisme, een tweede oorzaak,
wordt gezegd dat het gaat om het verwerven van kolonies.
Waarom die kolonies belangrijk waren (grondstoffen en
afzetmarkten) wordt niet vermeld. Wel wordt verteld dat
de Duitsers afgunstig keken naar Frankrijk en Engeland
omdat die landen, in tegenstelling tot Duitsland, wel
kolonies hadden. Daarnaast voelden de Engelsen zich
bedreigd omdat Duitsland in navolging van hen, ook een
vloot bouwde en daarom op zee een concurrent werd. Maar
leiden afgunst en ervaren concurrentie (normaal
gesproken) tot oorlog?
Eigenlijk kan die vraag ook gesteld worden ten aanzien
van nog een oorzaak, de wapenwedloop. Uitgelegd wordt
wat daaronder verstaan wordt en hoe hij is ontstaan,
maar niet wordt ingegaan op wat de wapenwedloop
uiteindelijk te maken heeft met het uitbreken van de
oorlog. Niet elke wapenwedloop leidt daartoe immers,
zoals we weten uit de wapenwedloop die plaatsvond na de
Tweede Wereldoorlog. Zelfs niet (of dankzij die wedloop
niet) als er sprake is van gespannen verhoudingen tussen
twee, elkaar vijandige, blokken. Zie ook het
artikel van
Willem Melching over oorzaken van de Eerste Wereldoorlog
uit 2014.
In een aparte subparagraaf, Bondgenootschappen, wordt
een vierde oorzaak vermeld, het aangaan van
bondgenootschappen. Vermeld wordt dat de, jaren eerder
gevormde bondgenootschappen, bijdroegen aan het
uitbreken van de oorlog: een aanval op een van hen werd
beschouwd als een aanval op alle. Dat bondgenootschappen
daarentegen ook een stabiliserende functie kunnen
hebben, wordt niet vermeld.
De aanleiding voor de Eerste Wereldoorlog wordt
merkwaardigerwijs pas in de volgende paragraaf - die
gaat over het verloop van de oorlog - aan de orde
gesteld. Dit kan leerlingen gemakkelijk op het verkeerde
been zetten.
Het moge duidelijk zijn dat het voor leerlingen, op
basis van de informatie in de genoemde subparagrafen,
niet eenvoudig zal zijn het uitbreken van de Eerste
Wereldoorlog te verklaren. Het is overigens ook maar de
vraag of het realistisch is om van leerlingen, en niet
alleen in de onderbouw, te vragen zinnige uitspraken te
doen over mogelijke oorzaken van de Eerste Wereldoorlog.
Laat staan dat zij een ordening in het belang van
oorzaken zouden moeten kunnen aanbrengen. Waarbij we nog
maar buiten beschouwing laten dat aan oorzaken van de
oorlog niet meer dan twee lessen besteed worden.
Op de dag waarop het Duitse leger België binnenviel,
zegt Willem Melching, begon het debat over de oorzaken
van de oorlog. Een debat dat tot op de dag van vandaag
voortduurt. “Nog altijd breken historici zich het hoofd
over de Eerste Wereldoorlog. Hoe kon een serie kleinere
conflicten escaleren tot een oorlog van een verwoestende
omvang? En wiens schuld was dat?”
Melching vervolgt dan: “Deze oorlog veranderde het
gezicht van Europa en van de wereld definitief. Het
meest beschaafde werelddeel zakte weg in een modderpoel
van dood en verderf. De Eerste Wereldoorlog veranderde
voor altijd onze opvattingen over oorlog en over de rol
van oorlog in de politiek. De gevolgen waren enorm”.
Misschien is het dan ook zinvoller om vooral aandacht te
besteden aan het (totale) karakter van de oorlog en aan
de gevolgen ervan. Hierbij zou een
uitspraak van
dezelfde Melching een mooi uitgangspunt voor een
discussie kunnen zijn over zijn interpretatie van de
gevolgen van W.O.I:
“Zonder deze oorlog:
• was er geen Russische Revolutie uitgebroken
• was er geen Mussolini geweest
• was de opkomst van de Verenigde Staten als supermacht
veel langzamer verlopen.
• was Hitler niet aan de macht gekomen
• had zich geen Holocaust voorgedaan."
Hoe kun je dan wél zinvol aandacht besteden aan
historische verklaringen?
Zeker gezien de zeer beperkte tijd die beschikbaar is
voor het vak geschiedenis en de vele onderwerpen die we
aan de orde willen of moeten stellen is het belangrijk
keuzes te maken. We moeten ons daarom afvragen welke
gebeurtenissen of ontwikkelingen zich bij voorkeur lenen
om met leerlingen aan de slag te gaan met historische
causaliteit.
De Agrarische Revolutie
‘Waarom zijn mensen aan landbouw gaan doen? De mensen
hebben niet op enig moment gedacht, kom, nu gaan we aan
landbouw doen’, zegt Jared Diamond . ‘Er was tenslotte
geen voorbeeld. En als ze alle gevolgen van de landbouw
van te voren hadden geweten, waren ze er misschien wel
nooit aan begonnen.’
De overgang van een nomadische levenswijze van jagen en
voedsel verzamelen naar een sedimentaire samenleving van
landbouwers en veetelers, biedt een mooie gelegenheid om
met leerlingen te praten over oorzaken en gevolgen van
ontwikkelingen. Tegelijkertijd leent deze overgang zich
er uitstekend voor om hen te laten zien dat
wetenschappers hierover van mening verschillen en dat
dit niet per se betekent dat de ene wetenschapper gelijk
heeft en de andere niet.
Op
Histoforum
staat een aantal opdrachten waabij leerlingen
verschillende theorieën moeten ontlenen aan
bronnenmateriaal.
De kerstening van Nederland
De moord op Bonifatius in 754 leent zich er eveneens
goed voor om leerlingen te laten werken aan historische
verklaringen, zeker als daarbij ook wordt ingegaan op de
verschillende perspectieven op de moord.
Verschillende perspectieven
(4). De godsdienst van Friezen wordt in het algemeen
bestempeld als heidens, een woord met een duidelijk
peioratieve betekenis. De Friezen moesten een inferieure
godsdienst afstoten en zich bekeren tot het enige ware
geloof. Als leerlingen wordt gevraagd de moord eens te
bekijken vanuit het perspectief van de Friezen dan zal
duidelijk worden dat het letterlijk een heel ander
verhaal wordt. Je kunt, desgewenst, het perspectief nog
breder maken door te stellen dat geschiedenis in zeer
veel gevallen het verhaal van de (over) winnaar is.
In het (toen nog pilot) examen havo van 2007 werd een
aantal vragen gesteld die betrekking hadden op
perspectief en interpretatie. Helaas zijn er van deze
vragen geen p-waardes bekend omdat het om vragen uit het
tweede tijdvak gaat. Maar uit een onderzoek onder een
paar honderd leerlingen in Enschede bleek dat leerlingen
grote problemen hadden met deze vraag. De meest voor de
hand liggende verklaring is dat deze leerlingen geen
ervaring hadden met geschiedenis als een interpretatief
vak, noch met het bekijken van een zaak vanuit
verschillende perspectieven.
Bron
Bonifatius (ca 675-754) aartsbisschop van Mainz, trekt
in 754 naar Friesland om de Friezen te bekeren tot het
christendom. Hij spreekt met een groep eerder bekeerde
Friezen af aan de oever van het riviertje de Boorne in
de buurt van Dokkum
Toen de vastgestelde dag echter aanbrak, kwamen er in
plaats van vrienden vijanden terug en nieuwe
beulsknechten in plaats van nieuwe gelovigen. Zodra hij
het aanstormen van de tierende massa merkt, verzamelt de
man Gods (Bonifatius) meteen zijn geestelijken om zich
heen, neemt de relikwieën (overblijfselen) van de
heiligen, stapt uit zijn tent en verbiedt de
wapenknechten ogenblikkelijk verder te vechten, met de
woorden: ”Hou op mannen, want de Heilige Schrift leert
ons niet kwaad met kwaad te vergelden, maar kwaad met
goed (…)”. Terwijl hij met dergelijke woorden zijn
vrienden aanspoorde tot de martelaarskroon, stortte de
hele woedende menigte heidenen zich met zwaarden en
volle wapenrusting over hen heen en hakte hun lichamen
neer in heilbrengende moord.
Gebruik de bron
Opdracht (havo-examen, tweede tijdvak, vraag 6)
Deze bron geeft een eenzijdige weergave van de
gebeurtenissen in 754, omdat beide groepen in de bron
partijdig worden beschreven.
4p Toon dit voor elk van beide groepen met een voorbeeld
uit de bron aan en geef een verklaring voor de
partijdigheid van de schrijver van de bron.
Opdracht (havo-examen, tweede tijdvak, vraag 7)
Bij zijn pogingen om de Friezen te bekeren tot het
christendom liet Bonifatius heilige bomen omhakken.
Daarop stond bij de Friezen de doodstraf.
2p Beredeneer met dit gegeven dat de gebeurtenis uit
bron 7 anders geïnterpreteerd kan worden dan de
schrijver doet.
Opdracht 10 (havo-examen, tweede tijdvak, vraag 68
Vanaf de negentiende eeuw werd Bonifatius niet alleen
gezien als kerkelijke held, maar ook als nationale
figuur.
2p Leg uit dat deze opvatting voortkomt uit de rol die
aan Bonifatius werd toegeschreven bij het ontstaan van
Nederland.
De rol van Bonifatius bij de kerstening van ons land en
de moord op Bonifatius kunnen ook gebruikt worden voor
een onderzoek naar de vraag” In hoeverre is de moord op
Bonifatius belangrijk voor onderzoek naar de kerstening
van Nederland?”
Bonifatius bij Dokkum vermoord
De hoofdvraag in een serie opdrachten over Bonifatius
(1) luidt: In hoeverre is de moord op Bonifatius
belangrijk voor onderzoek naar de kerstening van
Nederland? Een collega die deze opdracht bekeek stelde
voor deze vraag te veranderen in 'Waarom was de moord op
Bonifatius belangrijk'. Een begrijpelijk reactie. Het is
in het geschiedenisonderwijs heel gebruikelijk om de
vraag te stellen waarom een gebeurtenis of een persoon
belangrijk is. Het antwoord volgt in het tekstboek
meestal direct op de vraag. De leerlingen worden
vervolgens geacht deze antwoorden voor het proefwerk uit
het hoofd te leren.
Zoiets als met de katholieke catechismus (1948). Elke
katholiek van boven de vijftig kan tot op de dag van
vandaag het antwoord op, in ieder geval de eerste vraag
'waartoe zijn wij op aarde' moeiteloos opdreunen: ' Wij
zijn op aarde om God te dienen en daardoor hier en in
het hiernamaals gelukkig te worden.' De catechismus was
een wekelijks terugkerende ritueel dat door vrijwel
ieder kind verafschuwd werd. Je moest de antwoorden uit
het hoofd kennen, en een laag rapportcijfer voor
catechismus stond vrijwel gelijk aan ongelukkig worden,
hier en in het hiernamaals. Dom zijn was ook in
katholieke kringen niet verboden, en je mocht alles
slecht uit je hoofd kunnen leren, behalve de
catechismus. Die vormde een geheiligde uitzondering, die
behoorde je te kennen. De bisschop zei het zelf in het
voorwoord: "Met grote nauwkeurigheid dient er voor
gezorgd te worden dat de tekst van de Catechismus in het
geheugen der kinderen wordt vastgelegd." Je stond er
helemaal alleen voor: 548 antwoorden in vier jaar, zo'n
130 pagina's, en voor een groot deel cumulatief - elk
nieuw schooljaar begon met diezelfde vraag: Waartoe zijn
wij op aarde? Voor het geval je het vergeten was,
tijdens de vacantie. (2)
Slechts zelden wordt een vraag als 'Waarom is de moord
op Bonifatius een belangrijke historische gebeurtenis'
een echte onderzoeksvraag, waarop leerlingen zelf een
antwoord moeten zoeken. Veel collega's zullen echter,
terecht, het belang van een onderzoek door leerlingen
naar de moord op Bonifatius in twijfel trekken. Je kunt
de weinige tijd die er voor ons vak beschikbaar is wel
beter gebruiken.
De onderzoeksvraag 'in hoeverre is de moord op
Bonifatius belangrijk voor onderzoek naar de kerstening
van Nederland? kan naar mijn mening wel een belangrijke
vraag voor een, beperkt, onderzoek door leerlingen zijn.
Zeker als zo'n onderzoek gevolgd wordt door een
discussie in de klas.
De vraag had ook kunnen luiden 'Is de moord op
Bonifatius van historisch belang?', maar die vraag zou
door het algemene karakter meteen een stuk moeilijker
worden. De bedoeling van de vraag is leerlingen via een
aantal inleidende vragen zicht te laten krijgen (niet
zicht te geven) op de wijze waarop de overgang van
'heidendom' naar christendom in West-Europa en meer in
het bijzonder in Nederland en, nog specifieker, in het
gebied der Friezen verliep.
Heidenen
De herkomst van het woord heiden is niet zeker. Mogelijk
is het een algemeen Germaans woord, afgeleid van heide
en betekent dan zoiets als 'heidebewoner' en daarmee dus
'barbaar', 'nog niet bekeerde'. Maar misschien is het
ook afgeleid van heide als 'gemene mark' en dan kan het
oorspronkelijk geweest zijn 'man van de eigen
geloofsgemeenschap', en dus allerminst geringschattend.
Dan zou het juist een afweerwoord der 'heidenen' tegen
de christenen geweest zijn." Deze betekenis strookt met
Engels pagan (Latijn paganus: dorps- of
plattelandsbewoner). Een andere mogelijke oorsprong van
het woord 'heiden' is de naam van het oorspronkelijke
geloof van de bewoners van Noord-Europa: 'Heithni'
(heiðni). Deze verklaring is plausibel genoeg: ten tijde
van de kerstening van Noord-Europa waren de bewoners
ofwel net christen geworden ofwel nog immer aanhangers
van het oude geloof en daarom 'heiden'. (4)
Verzet tegen bekering
Het moet leerlingen duidelijk worden dat de 'heidenen'
het christendom niet met open armen hebben ontvangen.
Zij zullen zich waarschijnlijk vaak gekrenkt hebben
gevoeld. De Christenen hadden immers totaal geen respect
voor de goden van de Friezen.
Door de problemen te onderzoeken die de bekering van
'heidenen' met zich meebracht, zoals door de moord op
Bonifatius zichtbaar wordt, begrijpen leerlingen beter
waarom diverse 'heidense' gebruiken een plaats kregen in
het christendom.
De Ierse katholieken
Om de leerlingen te laten zien dat de manier waarop het
christendom in West-Europa is verspreid ook anders had
kunnen kunnen verlopen, ja ten dele zelfs anders is
verlopen, kan aandacht worden besteed aan de manier
waarop Ierland is gekerstend. De Ierse katholieke kerk
hield, veel meer dan de Rooms Katholieke kerk, rekening
met oude Keltische gebruiken. Zie bijvoorbeeld de
prachtige reeks historische detectives van Peter
Tremayne over sister Fidelma. 'Historische detectives
vormen', aldus Jos Martens, 'een variant op de gewone
historische roman. Je hebt ze grosso mode in twee
soorten: boeken waarin het thrillerelement overheerst en
boeken die je meer leren, meer inzicht geven in een
bepaalde tijd. De minder goede doen dat door hun kennis
schoolmeesterachtig uit te stallen, de beste strooien
hun wetenswaardigheden organisch door het geheel, zonder
pedanterie en zonder de vaart van het verhaal te
hinderen. De zuster Fidelma-boeken behoren tot de tweede
categorie.' Op Histoforum heeft Jos Martens negen van de
Fidelma boeken gerecenseerd. (5)
Op Histoforum staat een
opdracht over het belang van
Bonifatius voor de geschiedenis van ons land en over het
belang van de moord op Bonifatius voor onze kennis van
de kerstening van Europa.
Noten
1. De moord op Bonifatius,
http://histoforum.net/bonifatius/
2. Ed schilders, Hemel en aarde,
http://www.cubra.nl/edschildersroomslezen/rijk01catechismus.htm
3. Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Heiden_(geloof)
4. Zie ook het lesmateriaal over Balthasar Gerards,
waarin het gaat om een katholieke en een protstantse
kijk op de moord op Willem van Oranje
http://histoforum.net/balthasargerards .
5. Zie Jos Martens, De wereld van zuster Fidelma
http://histoforum.net/romans/fidelma1.htm
Literatuur
Bradshaw , Matthew (2006), ‘Creating controversy in the
classroom: making progress with historical
significance’, Teaching History (Significance edition)
Issue 125, pp 18-25.
Cercadillo, L. (2001) 'Significance in history: student
'ideas in England and Spain', in Lee G., Gordon, P. and
Dickinson, A. International Review of History Education,
Vol. 3, London: Woburn Press.
Cercadillo, L. (2006) 'Maybe they haven't decided yet
what is right': English and Spanish perspectuves on
teaching historical significance', in Teaching History,
125, Significance Edition.
Conway, R (2006) 'What they think they know: impact of
pupil preconceptions on their understanding of
historical significance', in Teaching History, 125,
Significance Edition.
Christine Counsell (2004), ‘Looking through a
Josephine-Butler-shaped window: focussing pupils’
thinking on historical significance’, Teaching History
Issue 114, pp 30-36.
Dawson , Ian (2003), What is history Y7, Schools History
Project.
Holt, T. (1990). Thinking Historically: Narrative,
Imagination, and Understanding. New York: College
Entrance Examination Board.
Philips, R. (2003) Historical significance - the
forgotten 'key element'?, in Teaching History, 106, blz.
14 t/m 19
Seixas, Peter. (1994) Students’ Understanding of
Historical Significance, in Theory and Research in
Social Education 23.3: 281-304.
De Opstand
Ook de opstand van de Nederlanden tegen Spanje
(1568-1648) leent zich goed voor een opdracht over
causaliteit. Dit geldt zeker voor de aanloop naar de
opstand, De Beeldenstorm. Daarover zijn veel (met name
ook secundaire) bronnen beschikbaar aan de hand waarvan
leerlingen zelf een onderzoekje kunnen doen naar de
oorzaken en gevolgen ervan. Deze bronnen en de
bijbehorende opdrachten staan op
Histoforum.
Perspectief en interpretatie staan daarnaast centraal in
een
opdracht over de katholieke of protestantse
identiteit van de auteurs van de bronnen en een
opdracht naar de geloofsovertuiging van Willem van
Oranje, was hij katholiek of protestant.