artikelen over geschiedenis didactiek

Eeuwen op zoek naar de tijd

Van Dyck, Maarten & Roels,Geert (foto’s). In de ban van de tijd. Universiteit Gent, 2017, 176 blz.
Digitaal boek, 108 MB. Gratis downloadbaar in Nederlands, Frans of Engels. Is even goed leesbaar op tablet, op mobiele telefoon als op scherm. Combineert tekst met beeld in verschillende vormen, zowel foto als video.

Waardering: * * * * */5

http://www.indebanvandetijd.be  

Eeuwen op zoek naar de tijd

Jos Martens

 

In de ban van de tijd gaat over een van de meest fascinerende fenomenen aller tijden: de Tijd. Niets is meer vertrouwd en tegelijk zo ongrijpbaar. Soms gaat hij razendsnel. Soms tergend traag.

Deze digitale publicatie vloeit voort uit een bijzonder knappe tentoonstelling in St.-Pietersabdij Gent, voor de viering van 200 jaar Universiteit Gent. (Gesticht in 1817 door koning Willem I) Zij behandelt het verband tussen wereldbeeld/kosmologie en technische evolutie van de tijdmeting tussen ca. 1300 en het einde van de 19de eeuw.

De auteur: Maarten Van Dyck is hoofddocent filosofie aan de Universiteit Gent. Hij is geïnteresseerd in de vraag hoe wetenschappelijke ideeën en theorieën evolueren in interactie met verschillende maatschappelijke en historische omstandigheden en wat dit betekent voor de resulterende kennis. Zijn onderzoek richt zich specifiek op de ontwikkeling van moderne fysica in de zestiende en zeventiende eeuw.
En dat dubbele uitgangspunt kun je merken; het leidt tot verrassende en buitengewoon verhelderende inzichten.

In Histoforum Magazine is sinds 2011 in enkele jaren tijd veel aandacht besteed aan wereldbeelden in de ruime betekenis van het woord. Zo is een heel cluster, een heel netwerk bij elkaar gebracht met een keur aan unieke en niet eerder gepubliceerde illustraties, zeker als je rekening houdt met de talrijke hyperlinks.
Citaten of referenties hieraan zullen wij zoveel mogelijk aanduiden door links in de tekst zelf. Anders dan sommige van deze bijdragen (bijvoorbeeld over Meso-Amerikaanse culturen of de islam) focust In de ban van de tijd voornamelijk op de westerse ontwikkelingen en de verspreiding ervan in manuscripten en gedrukte boeken (waaronder bijzonder interessante exemplaren uit de rijke collectie van de befaamde Gentse universitaire Boekentoren).

Belangrijke ontwikkelingen zijn in het boek toegelicht met bewegende beelden in korte animaties: armillarium, slingeruurwerk, werking van echappement bij uurwerken…De illustraties zijn van ongewone kwaliteit en in zeer hoge resolutie. Voor onderstaande bijdrage moesten we ze gevoelig reduceren. Regelmatig zijn ze tevens aangevuld uit andere bronnen.

Meer dan een zuivere recensie is volgend artikel een parafrase van het boek: soms ingekort, soms uitvoeriger om in te gaan op items die erg kort behandeld zijn.

Tijd is de orde waarmee we onszelf een plaats geven in de wereld (p.1).

De eeuwige Tijd der Hemelen

Een wereldbeeld is de bril waardoor de mensen de realiteit bekijken, zichzelf, hun leefwereld en hun relaties met medemensen, goden en de kosmos beschouwen. In de Middeleeuwen is dit duidelijk kosmologisch ingevuld. Als je in een etnologisch museum snel van cultuur naar cultuur wandelt en Tibet kunt vergelijken met bijvoorbeeld precolumbiaans Meso-Amerika, Japan en India, dan treft het je dat de basis van wereldbeelden en religies overal en in doorheen de hele geschiedenis van de mensheid identiek is: de studie van de hemel en relatie microkosmos – macrokosmos. Alleen is de vormentaal waarin die uitgedrukt wordt vaak zeer verschillend. Vanwaar dat blijkbaar universele basisprincipe?

Het vermogen om van de hemel de kalender af te lezen was immers letterlijk een kwestie van leven of dood. Het opnieuw verschijnen van de wassende maan na de duisternis van de nieuwe maan, de terugkeer van de zon na een totale eclips, haar opkomst 's morgens na haar nare afwezigheid 's nachts werden overal waargenomen. Hoe nauwkeuriger men de positie en de omloop van zon, maan en sterren kende, des te betrouwbaarder kon worden voorspeld wanneer men moest jagen, zaaien en oogsten (1). Ook de astrologie, dit is de mening dat de bewegingen van de hemellichamen het menselijk leven beheersen en bepalen, is vrij algemeen verspreid. Vandaar naar de godsdienst, is slechts een kleine stap.

Het beroep op een sacrale kosmische orde vindt zijn oorsprong in het verlangen van de mens om aan de door hem opgebouwde cultuur een onaantastbare grondslag te geven. Hij heeft een ingeboren behoefte om zijn leven te grondvesten op een coherent wereldbeeld. Om de aardse constructie die hij moeizaam heeft opgebouwd een stevige fundering te geven, gaat hij ze vergelijken met de orde die hij in de kosmos meent te ontwaren. Zoals de sterrenbeelden en planeetstanden steeds terugkeren, zo keren op aarde de seizoenen terug in een vaste volgorde. De cyclus van de vrouw stemt duidelijk overeen met de cyclus van de maan. Zo komt de menselijke ordening van de wereld voor als de voortzetting van de kosmische orde. Daar deze laatste het werk is van de Schepper, krijgt meteen de door de mens geschapen orde een sacrale betekenis, ontrukt aan de menselijke willekeur. Voortaan krijgen de wetten en instellingen een dieper, religieus fundament: zij zijn de uitdrukking van de wil van de Schepper en de weerslag van de orde die Hij in alle dingen heeft neergelegd. Het door de mens ontwikkelde socio-culturele paradigma verliest zijn toevallige en voorbijgaande karakter en krijgt de gedaante van een door God gewilde en onveranderlijke orde, waaraan de mens absolute eerbied en onderdanigheid verschuldigd is. Een opstand tegen deze ordening wordt aldus een opstand tegen God zelf. In het religieuze ritueel komt dit samenvloeien van ethos en wereldbeeld op symbolische wijze tot uitdrukking.

 

Nota
Onze week van 7 dagen werd gebruikelijk in het Romeinse Rijk, ergens rond de 3de eeuw v. Chr. .De dagen van de week blijven een levend bewijs van de vroeger macht van de astrologie. De weekdagen waren genoemd naar de ‘planeten’, zoals bekend in het Rome van 2000 jaar geleden. In andere talen dan het Nederlands is dat zelfs nog duidelijker te herkennen. Iedere dag was gewijd aan een van de zeven planeten. Volgens de toenmalige opvattingen hoorden de zon en de maan wel bij de zeven planeten, maar de aarde niet (want dat was het onbeweeglijke centrum van het heelal).
De volgorde waarin de planeten de dagen van de week regeerden was: zon, maan, Mars, Mercurius, Jupiter, Venus en Saturnus. Dit was niet die van de toen veronderstelde afstand van de aarde, wat de ‘normale’ volgorde was. In de namen die we voor onze dagen hanteren, zit het hele zonnestelsel, zoals het eertijds gekend was!


Paasdatum en Gregoriaanse kalenderhervorming

Doch vervolgens moeten de hemelse fenomenen vertaald worden naar de aardse behoeften. In de meeste culturen gebeurde dat van oudsher door een geprivilegieerde priester- en/of geleerdenkaste. Vaak bezitten zij - samen met hoogstens een klein groepje uit de hoogste klassen- een monopolie op astronomische wetenschap en kennis in het algemeen. Dat was zo in het Oude Egypte, in Babylonië, China (tot recente tijden), bij de Maya’s … om slechts enkele te noemen. Meteen zit je dan met twee of drie kalenders: een zonne- en een maankalender –bij de Maya’s en Azteken kwam daar nog een Venuskalender van 584 dagen bij.

Voor de christenen is de datum waarop Pasen dient gevierd de belangrijkste feestdag van het kerkelijke jaar. Pasen valt op de eerste zondag na de volle maan van de lenteëvening (21 maart). Kan dus op 35 dagen, van 22 maart tot en met 25 april!

Daarmee bleek de kous toch niet af. In 2019 gebeurde iets wat minstens de laatste halve eeuw niet is geschied: donderdag 21 maart (dag van de lente-equinox) viel uitzonderlijk samen met volle maan. Dus zondag 24 maart konden we een zeer vroege Pasen verwachten. Ho maar: Pasen valt in 2019 pas op 21 april, een volledige maancyclus later! Hoe dat mogelijk is, legt Jona Lendering omstandig uit in zijn blog van 24 maart.

Tot ver in de zestiende eeuw vergde dit ingewikkelde berekeningen, die elk jaar moesten herhaald, de computus. (Dit was van groot belang, in de Nederlanden startte het nieuwe jaar op veel plaatsen met Pasen of Goede Vrijdag.) Hoe kwam dat? De vigerende Juliaanse kalender was onder Julius Caesar in 45 voor Christus ingevoerd. Hij begint bij Januari en eindigt met December. Voortaan bepaalde de stand en de loop van de zon de indeling van het jaar. Omdat de omloop van de aarde rond de zon niet helemaal correct was berekend, raakte de kalender in de loop van de eeuwen opnieuw 10 dagen achter op het zonnejaar, de werkelijke astronomische kalender.

Dat had men al enkele eeuwen door, maar het duurde nog tot 1582 voor paus Gregorius XIII de knoop eindelijk doorhakte en hij de noodzakelijke correctie oplegde. Hij liet 10 dagen wegvallen. De weekdagen liepen zonder onderbreking verder: op donderdag 4 oktober 1582 volgde vrijdag 15 oktober. Zo overleed de heilige Theresa van Avila in de nacht van 4 op 15 oktober. In de Habsburgse Nederlanden werd de nieuwe kalender ingevoerd op 21 of 22 december (naargelang de streek). De gelovigen vierden Kerstmis vervroegd en werden ’s anderendaags wakker op Silvesteravond, 31 december, of op nieuwjaarsdag. Sommige gebieden, zoals het Prinsbisdom Luik (de huidige provincies Limburg) volgden pas in het volgende jaar.

Een volledige lijst: op Wikipedia.

Engeland volgde niet. De Engelsman John Dee (1527-1608) was geograaf (wat men toen kosmograaf noemde), astroloog, navigatie-expert, wiskundige, alchemist en talenwonder. Kortom hij is een typische vertegenwoordiger van de tijdgeest, de furor animi (zielsdrift), de koortsachtige drang naar kennis en belangstelling voor wetenschappelijke vooruitgang. Dee is, zoals een Gemma Frisius of Leonardo da Vinci, een homo universalis, wat men nu een generalist zou noemen. Plus, sinds zijn bezoek aan Leuven in 1547, tevens een goede vriend van Gemma Frisius en Mercator. Net als andere geleerden in Europa zette hij zich in voor de hervorming van de juliaanse kalender. Ondanks de steun van koningin Elizabeth I en haar belangrijkste raadgevers, stootte het project in 1576 op rabiaat verzet vanwege de aartsbisschop van Canterbury, die niet moest weten van die ‘paapse kunstgreep’. De mislukking van Dees project betekende dat de Engelse kalender tot 1752 niet overeenstemde met de overige kalenders in Europa.

Sommige oosters-orthodoxe kerken gebruiken ook nu nog de oude juliaanse kalender voor de bepaling van feestdagen. Dit is de reden waarom in Rusland Kerstmis op 7 januari gevierd wordt en de bolsjewistische Oktoberrevolutie (25 oktober 1917) volgens de gregoriaanse kalender op 7 november 1917 viel.

Meer over Dee, zie Shakespeare’s rusteloze wereld, Hoofdstuk 9. Nieuwe wetenschap, oude magie. De magische spiegel van dr. Dee.

De mechanische tijd van de mens op aarde

De abdij als klok en kalender

Een abdij zoals de Gentse St.-Pieters is de ideale plaats om een avontuurlijke reis doorheen de tijd en de tijdmeting te starten. De monniken waren gebonden aan de regel van de H. Benedictus. De regel schreef voor hoe de tijd ingedeeld moest worden, met een vaste opeenvolging van acht gebedsdiensten, de Liturgia horarum of getijden die aan elke dag en nacht hun terugkerende vorm gaven, van de metten om middernacht tot de completen, omstreeks 20 uur. De plaats waar je de monniken aantrof, in de kerk, tuin, of refter, vertelde steeds iets over het uur van de dag.

De acht gebedsstonden zijn:
• De metten gedurende de nacht, om middernacht.
• De lauden rond zonsopgang
• De priem rond 6 uur
• De terts rond 9 uur
• De sext rond 12 uur
• De none rond 15 uur
• De vespers rond 17 uur
• De completen rond 20 uur

In elk klooster was een “sorghvuldigen broeder” verantwoordelijk voor het bijhouden van de tijd. Het was cruciaal dat iedereen tijdig opgeroepen werd voor de nachtdienst. Daarnaast moest er op toegezien dat de eerste ochtenddienst afgelopen was voor zonsopgang en dat het avondmaal nog genuttigd kon worden bij daglicht. Het exacte tijdstip van elke dienst was minder cruciaal, zolang de vaste regelmaat niet doorbroken werd.
Om zijn taak te vervullen moest de verantwoordelijke monnik in staat zijn om te bepalen wanneer het middernacht was, of hoe lang het nog zou duren voor de zon opkwam of onderging. Hiervoor functioneerde het hele gebouw als één groot uurwerk. Door van op een vaste plaats te observeren welke sterren zich waar bevonden ten opzichte van verschillende delen van het gebouw konden lange lijsten met temporele, seizoengebonden ijkpunten vastgelegd worden. Dit introduceerde in het dagelijkse leven van de kloosterlingen en in het gebouw zelf een orde, als weerspiegeling van de goddelijke orde in de kosmos.


Nota

 

Het gebouw als klok en/of kalender komt eveneens voor in veel andere culturen. Slechts twee voorbeelden:

1. Stonehenge (Engeland) – de menhirs van Carnac (Frankrijk)
2. Mayacultuur (Guatemala) – de tempels van Palenque
- Tempelcomplex van Uaxactun.



Uaxactun, Guatemala (ca. 4de eeuw na Chr.). Mayacultuur. Het tempelcomplex als astronomische kalender (Rens Bod, Een wereld vol patronen, Amsterdam, Prometheus, 2019, p. 203).


De kosmos is een sfeer

Op het einde van de dertiende eeuw vatte de Engelse geestelijke Johannes de Sacrobosco de astronomische kennis uit zijn tijd samen in het handboek De Sfeer. Tot in de zeventiende eeuw was iedereen die aan een universiteit studeerde vertrouwd met de inhoud van dit werk, dat terugging op de astronomie van de oudheid. Alle kennis over het verloop van de tijd kon eruit afgeleid worden.
Volgens Sacrobosco is onze wereld een geordend geheel. Centraal bevindt zich de aarde. Uiteraard is de aarde bolvormig, waarom zou je anders in een mast van een schip gaan zitten om land te kunnen zien? De ruimte rondom die bol wordt omgeven door een immens grote sfeer, waarop zich alle zichtbare hemellichamen bevinden. Zijn boek schijnt van bij de aanvang een hele reeks illustraties te hebben bevat, met de verschillende fenomenen uitgelegd in duidelijke, opeenvolgende stappen. Nog in handschriften uit de 15de eeuw zijn ze uitgegroeid tot quasi driedimensionale voorstellingen, die vooral na 1540 omgezet worden in de fraaie armillaria in messing van Gemma Frius’ “Leuvense school”, spoedig nagevolgd in heel Europa.



Ptolemaeïsche armillairsfeer, Gualterius Arsenius (1530-1580). Leuven, 1573. Messing, hoogte 40 cm (voet inbegrepen), diameter 26 cm. München, Bayerisches Nationalmuseum

De naam is afkomstig van het Latijnse woord voor ‘ring’, armilla. Een armillarium is een driedimensionale voorstelling van ons heelal volgens Ptolemaeus. Dus geocentrisch, de aarde onbeweeglijk centraal in het midden, de sterren en planeten in de banden rondom. Het is een zeer duur en ingewikkeld instrument, het laat toe de bewegingen van de maan en de zon te volgen en de posities van 15 sterren. Merk het kompas in de voet, voor de correcte oriëntering. Arsenius is een leerling van Mercator en een neef van Gemma Frisius.


In de ban van de tijd demonstreert de werking van een armillarium in een kort filmpje (p.20), zoals verder in het boek zal gebeuren met het echappement, het slingeruurwerk... Op YouTube vind je een iets langer en zeer goed filmpje: Chris Parkin, Animate it-armillary sphere- Oxford Museum of Science , 3' 43" en  

* Armillary Sphere animation, 4’14’’
* How to Use an Armillary Sphere, 10’ 27

Armillaria zijn gebruikt tot in de 18de eeuw. Het Mercatormuseum in Sint-Niklaas bezit twee late houten exemplaren uit de 17de eeuw met weergave van het heliocentrische universum volgens Copernicus, wat uitermate zeldzaam is.


Een houten heliocentrisch armillarium, 17de eeuw. De zon bevindt zich als een onbeweeglijke vergulde bol in het centrum. Zes verticale beweegbare ringen met schijfjes stellen de planeten voor. Tussen de tweede en derde ring geeft een horizontale as met bolletje de aarde weer. De maan rond de aarde ontbreekt. (Mercatormuseum, Sint- Niklaas, België)

Apianus (1501-1552) en Gemma Frisius (1508 – 1555)

Petrus Apianus (Peter Bienwitz) was een briljante jonge Saksische wiskundige, cartograaf en instrumentenbouwer. In 1524 publiceerde hij Cosmographicus Liber, geïnspireerd op Ptolemaeus. Apianus verkondigde de opvatting dat 'kosmografie' geen specifieke discipline is, maar een overkoepelende term voor de studie van de gehele kosmos. Ze omvat astronomie, geografie, theoretische cartografie. Astronomie weerspiegelt binnen het holistische wereldbeeld van de tijd een even holistisch wetenschapsbeeld waarin theorie, experiment en praktisch vakmanschap tot een eenheid verbonden zijn; een opvatting die onze tijd vol specialismen verloren heeft.
Zijn boek bevatte daarenboven ook formules voor de berekening van lengte- en breedtegraden en toepassingen van de goniometrie (onderdeel van de driehoeksmeting: leer der verhouding van hoeken en zijden van rechthoekige driehoeken). In 1531 volgde een tweede editie. Ondertussen was er in 1529 een uitgave verschenen met aanvullingen en correcties door de jonge Leuvense hoogleraar en latere leraar van Mercator, Gemma Frisius, met daarin een stuk van Frisius over de Nieuwe Wereld: De insulis nuper inventis ('Over de onlangs ontdekte eilanden').

Het boek van Apianus over kosmografie was lang hét handboek aan Duitse universiteiten. De herziene uitgave van Gemma Frisius uit 1529 werd vaak herdrukt, zoals onderstaand exemplaar uit 1533, gedrukt in Antwerpen. Het bevatte een aanhangsel van Frisius: Libellus de locorum describendorum ratione (boekje met de wijze om plaatsen de beschrijven), een verbeterde methode om op grote schaal (= klein gebied, veel details) aan landmeting te doen, waarbij de landmeter zich telkens richtte op een opvallend kenmerk in het landschap (kerk, kasteel, windmolen), waarvan de coördinaten en afstanden werden bepaald via een methode van driehoekspeiling. Wat Mercator in 1540 zou gebruiken voor zijn kaart van Vlaanderen en –met aanpassingen – nog tot ver in de 20ste eeuw is toegepast bij militaire stafkaarten.
De enige cruciale correctie die - voor de introductie van luchtfotografie en satellietfoto’s - nog gebeurde, is het invoeren in het geheel van een nauwkeurige geodetische triangulatie. Dit wil zeggen dat op bepaalde opvallende punten een correctie wordt aangebracht voor de exacte coördinaten op de aardbol. Een kaart is immers de weergave van een bolvormig oppervlak op een plat vlak.

De Apianus-Frisius uitgave kende minstens 28 herdrukken tot na 1600 en vertalingen in het Nederlands, Frans, Duits, Spaans…
Frisius’ aanvulling bevatte daarenboven ook formules voor de berekening van lengte- en breedtegraden met behulp van draagbare uurwerken, wat pas 200 jaar na zijn dood zou verwezenlijkt worden door Harrison (zie verder).


Geografisch astrolabium Apianus – Gemma Frisius, Antwerpen 1533.
Met beweegbare papieren onderdelen
(volvelles)

Weergave van de noordelijke hemisfeer in orthografische poolprojectie tot de Steenbokskeerkring (zoals steeds bij een astrolabium).

 

Inzoomen in hoge resolutie, klik hier.




… en replica in metaal. Rondom de uurcirkel zijn de namen van de 8 winden afgebeeld. In de kroon (boven) is een miniatuurkompas aangebracht. De oceanen zijn met stippellijnen gegraveerd.

Er zijn telkens enkele pagina’s met bewegende onderdelen in opgenomen, waarmee verschijnselen kunnen worden uitgelegd of berekeningen gemaakt. Bijvoorbeeld om zoals hier, uit te rekenen hoe laat het elders op de wereld is (2). Boeken werden immers meestal in losse katernen afgeleverd en door de koper naar eigen smaak ingebonden. Je kon dus zo’n aanvulling los laten, of mee inbinden in het boek. Als de eigenaar erg veel belangstelling had, liet hij ze tevens uitvoeren in metaal of ivoor.

Apianus anderzijds bracht het later tot hofarts van Karel V, als voorganger van Andreas Vesalius (Crane 2003, Vanpaemel 2000).

Het hele boek kan doorbladerd in de bibliotheekcatalogus van de KU Leuven. De hele eerste editie van 1524 uit het Smithsonian kan geraadpleegd op The internet archive.

Gemma Frisius (1508-1555), geneesheer, wiskundige, astronoom, instrumentenbouwer, hoogleraar aan de universiteit van Leuven en leermeester van de beroemde cartograaf Mercator.

Het postume portret van Gemma Frisius in houtsnede (p. 49) is niet zo fraai als dat op de tentoonstelling Het wereldbeeld van Thomas More en zijn Utopia, (Leuven 2016-2017), dat we hier afdrukken. Wat alle bewaarde afbeeldingen van hem gemeen hebben: Frisius wordt steeds voorgesteld als kosmograaf, als wetenschapper die de hemelen en hun aardse weerspiegeling bestudeert.


Gemma Frisius, ca. 1545.Olieverf op Paneel, 104 x 83,5 cm. Rotterdam, Museum Boijmans-Van Beuningen

Latijnse inscriptie op tablet, links van portret, onder leeuwenkop:
LUX TENEBRIS RURSUS LUCI TENEBRE FUGIENTI SUCCEDUNT
STABIUS RES TIBI NULLA MANET
Na duisternis komt licht; op het vliedende licht volgt het duister,
Niets blijvends rest u.


Pas in 1994 ontdekte Jan Roegiers, bibliothecaris van de KU Leuven, dat dit Portret van een anonieme geleerde het universele genie Gemma Frisius voorstelt. Frisius wijst naar een globe in de linkerhand. In plaats van landen of klimaatgordel zijn hierop de seizoenen en daarmee de verwijzing naar de leeftijden van de mens, de elementen en temperamenten afgebeeld. Hij beklemtoont zo het verband tussen de aardse microkosmos en de macrokosmische werkelijkheid.

Gemma Frisius is in onze geschiedenis vooral bekend gebleven als helper van Vesalius bij nachtelijke tochten om het skelet van een gehangene binnen Leuven te krijgen. Hij had echter veel meer in zijn mars en is ten onrechte haast in de vergetelheid geraakt. Gemma Frisius (Juweel van Friesland) is een spilfiguur. Hij studeerde aan de Leuvense universiteit vanaf 1525 en legde er de grondslag van de befaamde Leuvense school voor cartografie en instrumentenbouw. Uiteindelijk koos hij voor de geneeskunde en werd eveneens lijfarts van Karel V, maar ook daarin was er nood aan astronomie, omwille van de astrologie (toen nog als een volwaardige wetenschap beschouwd) voor bepaalde behandelingen zoals aderlating, waarvan men geloofde dat er invloed was van de sterrenbeelden.

Hij telde onder meer de anatoom Vesalius, de botanicus Dodoens en de cartograaf Mercator onder zijn leerlingen, die allen veel beroemder gebleven zijn dan hun leermeester, tot onze tijd toe. Frisius was waarschijnlijk de eerste aanhanger van Copernicus in de Nederlanden. Hij volgde met veel belangstelling diens werk, al jaren voor de publicatie van De Revolutionibus Orbium Coelestium (1543). Zijn persoonlijk exemplaar bleef bewaard in Leeuwarden, vol eigenhandige glossen (aantekeningen) in het Latijn.


Copernicus, De revolutionibus… Persoonlijk exemplaar van Gemma Frisius, met eigenhandige aantekeningen.

Gemma Frisius overleed in 1555, 46 jaar oud, aan nierstenen. Boven zijn graftombe in de Leuvens Predikherenkerk hing zijn portret. Was het dit?
Er is een krater op de maan naar hem genoemd …en een risicokapitaalfonds door de Katholieke Universiteit Leuven (3).

Astronomische klokken, wonderen der techniek

In de ban van de tijd belicht doorheen het hele boek een verband dat meestal sterk onderbelicht blijft in de geschiedenis van de tijdmeting: de innig verstrengelde relatie tussen de studie van de hemelen, de astronomie enerzijds en de technische vooruitgang van uurwerken anderzijds. Spoedig voegt ook de cartografie zich in deze cluster van kennis, waarvan de afzonderlijke onderdelen voor tijdgenoten effectief een onverbrekelijk geheel vormden.

Astronomische uurwerken, die naast de dagelijkse rotatie van de hemelsfeer ook nog de beweging van alle planeten konden reproduceren, brachten dat verband visueel tot uiting. Grote exemplaren, zoals ze her en der in heel Europa voorkomen, bestonden reeds langer: het wereldberoemde astronomische uurwerk in Praag dateert uit 1410, het huidige uiterlijk van 1490. Om slechts enkele andere te noemen: in Nederland: het Eisinga Planetarium in Franeker (zie Bijlage) en het astronomisch uurwerk van Lehr; in België: Zimmer in Lier en Festraets in St.-Truiden (het grootste ter wereld), beide laatste uit de 20ste eeuw.
De prachtige astronomische sfeer van de Fobis (ca. 1550) leerden wij kennen en bewonderen op de grote Utopia-tentoonstelling in Leuven (2017).

Horologium Sapientiae. Uurwerk van de Wijsheid

Hieronder twee voorbeelden van ware meesterstukken/pronkstukken uit In de ban van de tijd.


'Horologium Sapientiae, Henricus Suso, 1450-1460, Handschriftenkabinet, IV 111, fol. 13v Koninklijke Bibliotheek van België (fragment van folio).

'Sapientia, de goddelijke wijsheid die uitgebeeld wordt als een vrouw met een open boek in de linkerhand, duidt met haar rechterhand een tandwiel van een groot mechanisch uurwerk aan. Het uurwerk heeft slechts één wijzer, voor de uren, zoals alle uurwerken tot in de 17de eeuw (J.M.). Voor het uurwerk zit een geestelijke, de Duitse mysticus Henricus Suso. Ver boven hun hoofden hangt een klok (niet zichtbaar op deze uitsnit) die aangedreven wordt door het uurwerk. Naast de Wijsheid staat nog een mechanisch klokkenspel. Aan het uurwerk hangt een grote astrolabe. Iets verderop staat een tafel waaraan een kwadrant en een zonnewijzer hangen, en waarop twee andere zonnewijzers naast een kleiner door een veer aangedreven uurwerk liggen.
De hangende zonnewijzer is een draagbare herders- of cilinderzonnewijzer.  
De stijl staat horizontaal en moet ten opzichte van de aantekeningen op de cilinder ingesteld worden op de datum van het moment. Als de stijl naar de zon gericht wordt duidt de schaduw van het uiteinde van de stijl het uur aan op de gebogen lijnen op de cilinder. Die zijn berekend voor één bepaalde breedtegraad. Enkel voor die breedtegraad is de zonnewijzer te gebruiken. Omdat de lengte van de schaduw bepalend is voor de uuraflezing is dit een altitude- of hoogtezonnewijzer (in tegenstelling tot poolstijlzonnewijzers waarbij de richting van de schaduw bepalend is). Dit type zonnewijzer is niet erg nauwkeurig maar draagbaar, gemakkelijk en goedkoop te vervaardigen.

Deze vijftiende-eeuwse miniatuur opent de Franse vertaling van Suso’s bijzonder populaire Horologium Sapientiae (‘Het uurwerk van de wijsheid’). Dit werk zette in 24 hoofdstukken uiteen hoe een deugdzaam leven te leiden door een imitatie van Christus. Dat verklaart meteen de titel en de inhoud van de miniatuur. Het uurwerk imiteerde de goddelijke orde van de kosmos zoals gemeten met astronomische instrumenten. Op eenzelfde manier moest de mens ernaar streven om zijn eigen leven te ordenen, in imitatie van het goddelijke leven van Christus. Dat vereiste een continue aandacht voor wat men deed, net zoals het mechanische uurwerk juist afgesteld en voortdurend onderhouden moest worden. De Wijsheid illustreert dit aan Suso door naar de wielen van het uurwerk te wijzen. De imitatie was maar mogelijk door nauwgezet toezicht. Al heel snel na de uitvinding van het mechanische uurwerk werd het een belangrijk moreel symbool.’ (p. 77)

 

De meeste mechanische uurwerken uit de tijd van bovenstaande miniatuur gaven met hun ene wijzer het volle uur aan, en min of meer correct de minuten.
Later volgden de grote torenuurwerken tegen de buitenmuren van de hoofdkerk in een stad, of eventueel het belfort. Doch nog eeuwenlang zou de zonnewijzer aan de buitenmuur van een toren toon- en tijdaangevend blijven. Uurwerken die met klokslagen het uur inluidden op elke kerk waren zelfs vaak verboden, omdat de verschillende torenklokken niet correct konden gesynchroniseerd worden en anders dus elk uur kort na elkaar een kakofonie van gebeier over de stad zouden uitstorten.
Manueel met een trektouw vanop het gelijkvloers bediende klokken had je wel, om op te roepen tot misviering of mobilisatie bij brandalarm en/of naderende vijanden. Sommige als Klokke Roeland in Gent of de Carolus in Antwerpen (genoemd naar keizer Karel V) zijn zelfs in legenden en liederen bewaard tot op heden.

Bijzondere uurwerken, niet zo indrukwekkend als de ook heden nog steeds internationaal bewonderde grote astronomische klokken, bestonden reeds een eeuw vroeger dan het astronomische klokkenspel van Praag. Ze waren misschien minder spectaculair dan het gewone mechanische uurwerk, maar veel complexer omdat ze niet alleen het tijdsverloop aangaven, maar ook de bewegingen van de hemellichamen.
Het beroemdste, de zogenaamde Albion, “een planetaire supercomputer” (Falk 2020), werd gebouwd door Richard van Wallingford (1292-1336), abt van St.-Albans. Het berekende onder nog veel meer een maanmaand van 29 dagen…
Het uurwerk was zo vermaard dat het overal werd nagemaakt, dankzij de voortreffelijke bouwtekeningen en het begeleidende traktaat in keurig en duidelijk Latijn. Een recente reconstructie bevindt zich in het Time Museum in Rockford, Illinois
Nog perfecter was het Astrarium (1364) van Giovanni de Dondi uit Padua. Het gaf dag, maand, positie van zon en maan en op vijf wijzerplaten bovendien de bewegingen van de planeten. Het voltooien kostte hem meer dan 16 jaar van zijn actieve leven (4).

Planetair tafeluurwerk, Philipp Immser, ca. 1560


Planetair uurwerk, Philippus Immserus, 1555-61 Technisches Museum Wien, Inv.11939.

'Op dit schitterende zestiende-eeuwse uurwerk van Philipp Immser tonen de acht wijzers op de voorzijde op elk moment de relatieve posities van alle gekende planeten, de zon en de maan. Aan de rechterkant tonen diverse wijzers verschillende aspecten van het tijdsverloop. Naast een kalender en een gewone uurwijzer worden bijvoorbeeld ook de lengte van de dagen en nachten getoond en de tijdstippen waarop de zon zal opkomen en ondergaan.
Er zijn echter ook meer symbolische tijdsaanduidingen. De vrouw bovenop het uurwerk beweegt in één uur rondom de toren, terwijl ze met haar hand de minuten aanwijst op de rand van het uurwerk. Om het kwartier gaat één van de deuren op de hoeken open en verschijnt er een jongeling, een volwassen man, een bejaarde, of de dood.

De figuren op de etage erboven verschijnen op astronomisch bepaalde tijdstippen en stellen de verschillende planeten voor.
Op de wanden van de toren zijn allerhande illustraties met astronomische inhoud gegraveerd. Boven op de constructie rust een met constellaties gegraveerde hemelglobe die net zoals de klassieke armillairsfeer ingesteld kan worden op de breedtegraad van de plaats waar het instrument zich bevindt. Deze globe draait elke 24 uur om haar as, aangedreven door het uurwerkmechanisme, en bekroont zo het uurwerk met een onmiddellijk zichtbare imitatie van de beweging van de hemelsfeer.
Aan dit uurwerk werd meer dan vier jaar gewerkt door Immser, drie jaar langer dan oorspronkelijk gepland. Een pronkuurwerk zoals dit toonde niet enkel alle aspecten van de tijd, het diende bovenal ook om de fundamentele inventiviteit van de menselijke geest te tonen.
In de zoektocht naar manieren om deze complexe mechanismen te optimaliseren, werd als een bijproduct de nauwkeurigheid van de uurwerken gevoelig verhoogd. De allerbeste uurwerken konden aan het einde van de zestiende eeuw waarschijnlijk een precisie bereiken in de grootteorde van een paar minuten per dag, maar dat bleef hoogst uitzonderlijk.' (p. 75-76)

In een logische gelijktijdige ontwikkeling streefden de meester-uurwerkmakers als de Elzasser Imser naar steeds kleinere uurwerken, gedragen aan een snoer of gouden ketting op de borst, de voorlopers van de latere zakuurwerken uit de 18de tot 20ste eeuw. Zo bood de stad Venetië aan de Turkse sultan Süleiman de Prachtlievende (1494-1566) in 1536 een uurwerk aan dat in een ring paste (5).

De Franse gezanten. Tijdsbeeld. Wereldbeeld


Hans Holbein, De Franse Gezanten, aan het Engelse hof (1533) – niet in het boek. Olieverf op hout, 203 x 209 cm. Londen, The National Gallery. Onder de schedel in normaal perspectief

Dit schilderij van Hans Holbein de Jonge (ca. 1497-1543) uit 1533 gaat nog een stap verder. Je ziet een aantal van dezelfde instrumenten als bij het ‘Horologium Sapientiae’. Het is echter veel meer dan een vrij conventioneel portret. Met alle kosmografische instrumenten achter de twee gezanten toont het om te beginnen een ware encyclopedie van alle ultramoderne technische kennis van die tijd. Merk op dat er echter geen enkel mechanisch uurwerk aanwezig is! Op het schilderij ontbreken nog twee astronomische instrumenten die op elke afbeelding van kosmografen voorkomen: een armillarium en in het bijzonder een klein instrument dat alle andere op de bovenste plank succesrijk kan vervangen: een astrolabium. Beide zijn geschikt om hemel en aarde te doorgronden. Dus horen ze zowel op de onderste als op de bovenste plank tezamen. Is dat de verklaring? Passen zij daarom niet in het totaalbeeld?

 

De furor animi,de geest van intense, koortsachtige belangstelling voor wetenschappelijke vooruitgang die in dit tijdperk van ontdekkingen over intellectueel Europa waarde, is nooit plastischer tot uitdrukking gebracht dan Holbein hier deed. Het is een principeverklaring, een Summa, een bibliotheek op zich, zoals Het Lam Gods (1432) van Van Eyck dat was voor de theologie. In feite is het in de vormentaal van de Renaissance een voorbeeld van symbolisch realisme, net zoals de schilderijen van Van Eyck of Memling Dat waren in een vorige eeuw.

Ook Apianus komt tweemaal kijken: in het rekenboek links op de onderste legger, half opengeslagen door een winkelhaak en in een van de instrumenten bovenaan. ‘Wie over de juiste instrumenten beschikt, houdt eigenlijk de wereld in zijn hand.’ (p.49)

Voor een encyclopedie van de tijdgeest volstaat uiteraard deze korte uitleg niet. Om meer te weten, zie: Waldseemüller en de geboorte van ‘America’, dl. 3: Holbeins “De Franse gezanten”. Een didactische Powerpoint over dit schilderij: op Histoforum.

Memento Mori. Gedenkt uw sterfelijkheid

Deze tijd leefde in de greep van de doodsgedachte. Onder veel meer is ‘De Franse gezanten’ hiervan een illustratie, met de beroemde anamorfe schedel op de vloer en het zilveren doodshoofd op de baret van de persoon links, Jean de Dinteville (1504-1555).

Tijd en tijdmeting leidden onvermijdelijk tot bezinning over levensloop en dood.
Bij twee armillaria in het boek is dat duidelijk. Het ene werd gedragen door de gevleugelde personificatie van de tijd met de zeis in de hand. Het andere droeg een medaillon met het opschrift ‘Mors vivet’ (‘de dood leeft’). Iedereen die naar een armillairsfeer keek, was zich bewust van zijn eindigheid.

Ook nu nog, op Aswoensdag, eerste dag van de katholieke vasten, tekent de priester op het voorhoofd van de gelovige een kruis van as (uit verkoolde gewijde palmblaadjes) met de woorden: "Memento, homo, quia pulvis es, et in pulverem reverteris" (Gedenk, o mens, dat gij stof zijt en tot stof zult wederkeren).

Een tekening die de jonge Rubens maakte naar een prent uit de Dodendans van Hans Holbein, waarschuwde de astronoom ervoor om zich daarvan steeds bewust te zijn (6).
Dit is te lapidair voor een allesoverheersend gevoel van een hele era.
Nu was net Holbein de auteur van de populairste Dodendans aller tijden, een reeks houtsneden (gegraveerd door de alfabetsnijder Hans Lützelberger) met als thema: de Dood roffelt de trom en voert ten dans en niemand, arm noch rijk, arbeider noch edelman, bisschop noch keizer ontsnapt. De houtsneden werden uitgegeven in Lyon, 1538, herhaaldelijk herdrukt en ontelbare malen gekopieerd dus eveneens door de jonge Rubens, nog voor het einde van de eeuw (nu in het Stedelijk Prentenkabinet te Antwerpen).

Holbein zelf was hofschilder geworden bij Hendrik VIII via het netwerk Dürer -Erasmus -More. In 1540 viel hij voor enkele jaren in ongenade, nadat hij op aanvraag van Thomas Cromwell (die de terechtgestelde More was opgevolgd als kanselier) Anna van Kleef, kandidate als vierde vrouw van Hendrik, te flatterend had afgebeeld volgens de koning. In 1543 werd hij terug in genade aanvaard, doch stierf in dat zelfde jaar aan de pest. Want “de dood komt als een dief in de nacht.”


Hans Holbein, de Dood leidt ten dans, Lyon 1538.

De mensen die ca. 1500 leefden hadden veel rampen gezien en verwachtten nog erger: het einde van de wereld, de komst van de antichrist, de Apocalyps...
Zo is de dood een der grote thema's geworden in de beeldende kunsten van deze tijd. Drie motieven leverden de melodie voor die nooit volzongen klacht over het einde van alle aardse heerlijkheid. Daar was vooreerst het motief: waar zijn allen gebleven, die vroeger de wereld vervulden met hun heerlijkheid? Mais où sont les neiges d’antan, zoals François Villon (1431-1463) dichtte in zijn Ballade des Dames du temps jadis.

Dan was er het motief van de huiverende aanschouwing der verrotting van al wat eenmaal menselijke schoonheid was. Bruegel heeft het thema meesterlijk uitgebeeld in zijn Triomf van de dood uit 1562, maar bijna anderhalve eeuw vroeger vinden wij het reeds in de Très Riches Heures du Duc de Berry door de gebroeders van Limburg.

Tenslotte het motief van de dodendans: de dood die de mensen met zich meesleurt uit elke bezigheid, uit elke sociale stand, uit elke leeftijd; de dood die niets of niemand spaart. De dodendans is een van de merkwaardigste uitingen van de morbide belangstelling die men voor de dood koesterde. Houtsneden en blokboeken verspreidden de hele vijftiende en zestiende eeuw macabere voorstellingen met zegevierende skeletten en de dood die "den trommele slaat".


Triomf van de Dood. Pieter Bruegel de Oude, 1562. Let op de ridder en het nietsvermoedende paartje, rechts beneden.

In de kunst en de moraliteiten is de luit normaal een erotisch geladen metafoor voor ijdele genoegens, de minne. Zie bijvoorbeeld Jeroen Bosch, De hooiwagen en Het narrenschip.
De luit wordt met dezelfde betekenis vaak afgebeeld in stillevens met het zogenaamde vanitas-motief, zo populair in de 16de en 17de eeuw Dit gaat terug op de Schrift, Prediker 1:2: "Vanitas vanitatum, omnia vanitas", "ijdelheid der ijdelheden, alles is ijdelheid." In Bruegels schilderij en in de wijd verspreide dodendansen zie je vaak een paartje minnekozen en luit spelen, terwijl de Dood hen komt halen.

Voor een kunsthistorisch en didactische uitwerking van het motief, zie: van der Kaap, Albert, De luit in de schilderkunst (leereenheid). Ook: Bruegel als renaissancekunstenaar.


Memento Mori-beelden met en zonder zandloper.

 

Kaarten en kaartenmakers. Mercator en Ortelius

De zestiende-eeuwse pioniers van de moderne geografie zoals Abraham Ortelius (1527-1598) en Gerard Mercator (1512-1594) waren meer dan zomaar kaartenmakers, die de bekende en nieuw ontdekte gebieden in landkaarten wilden vatten. Ze kwamen voort uit de aloude kosmografische traditie. Mercator was een leerling van Gemma Frisius, en maakte op aanraden van zijn leermeester zelf ook instrumenten zoals astrolabes en globes.

Bij de wereldkaart uit zijn atlas bracht Ortelius een aantal citaten aan van de Romeinse auteurs Cicero en Seneca. Elk van die citaten benadrukte het belang van een kosmisch perspectief, van waaruit menselijke beslommeringen nietig worden. Centraal onderaan lezen we bijvoorbeeld: “Welke menselijke zaken kunnen belangrijk lijken voor een man die alle eeuwigheid voor zijn ogen houdt en de uitgestrektheid van het universum kent?”
Dat ook de beroemde postume Atlas van Mercator (1595) bedoeld was als een soortgelijke spirituele oefening blijkt uit de ondertitel: “Kosmografische meditaties over de schepping van de wereld en de vorm van het geschapene”. (p. 54-55)



Theatrum Orbis Terrarum van Abraham Ortelius. Ingekleurde voorpagina met de 5 continenten 1591.
De eerste druk: 1570.


Ook hier is In de ban van de Tijd noodgedwongen erg beknopt. In Histoforum Magazine is over Mercator en andere Kaartenmakers en hun wereldbeeld uitvoeriger gepubliceerd.

De uitgevers verkochten de kaarten ongekleurd, de kaarten in principe als losse katernen, zodat de koper ze kon inbinden met een eigen gepersonaliseerde band. Gekleurde kaarten konden het dubbele kosten van niet - gekleurde (afhankelijk van de gebruikte grondstoffen). Het inkleuren of ‘afsetten’ gebeurde met de hand door gespecialiseerde ambachtslui, die een afzonderlijke beroepscategorie vormden binnen het St.-Lucasgilde. Het was vaak het werk van vrouwen of van hele families.

Zie ruimer uitgewerkt: Mapping the World.

 

Nulmeridiaan. Zomeruur of wintertijd?



Zonnewijzer voor het stedelijk museum in Hasselt (Belgisch Limburg). Op 23 september 2018, bij het begin van de astronomische herfst, gaf die hier op 50°56’ noorderbreedte en 5°20’ oosterlengte (ongeveer) 1 uur en 40 minuten vroeger aan dan de zomertijd op mijn kwartshorloge.
Maandag 8 maart 2017. Zonnetijd: ongeveer 11.20u, horlogetijd (wintertijd): 12.12 u.
Het gemiddelde verschil bedraagt 39 minuten, variërend tussen -22 en -53 minuten. Voor exacte schommelingen op een bepaalde datum dient een eenvoudig tabelletje geraadpleegd, een analemma diagram. (Bijvoorbeeld: voor de correcte zonnetijd moet op 5 april 3 minuten bijgeteld, op 5 maart en de hele verdere maand van de gevonden tijd 3 minuten afgetrokken.)

 

Jacht op de universele tijdwijzer

Een vaste zonnewijzer als bovenstaande functioneert slechts nauwkeurig voor één plaats, op één breedtegraad. Vrij vlug ontwierp de toonaangevende Leuvense astronomische school rond Frisius, Mercator en diens opvolger Arsenius een universele, draagbare zonnewijzer. Het zoeken naar een niet-plaatsgebonden astronomisch instrument fascineerde Frisius al lang. Ergens in deze periode pikte hij de sinds eeuwen in vergetelheid geraakte uitvinding op van het moslim-genie al-Zarqali: het universele astrolabium (Toledo, ca. 1065). Aangebracht op de achterzijde van een ‘normaal’ astrolabium werd dit zowat het handelsmerk van de ‘Leuvense school’, beroemd en gegeerd tot aan het Spaanse hof van Filips II.
Frisius’ uitvoerige handleiding hierover is het jaar na zijn dood postuum gepubliceerd door zijn zoon en opvolger Cornelius.

(Reinerus) Gemma Frisius, De astrolabo catholico liber, Antwerpen, Johan Studius, 1556, 366 blz. – met toevoegingen door zoon Cornelius Gemma – volledig te raadplegen via Google Books.


Gualterius Arsenius, universeel tafelmodel zonnewijzertje. Leuven 1558. Diameter 7 cm. Brussel Koninkl. Musea voor Kunst en Geschiedenis.

 


Adriaan Zeelst, Astronomische ring. Gebruikt om de plaatselijke tijd te bepalen door middel van de declinatie van de zon en/of sterren. Is een typisch Leuvens product. Diameter: 12 cm

Reeds in 1534 ontwikkelde Gemma Frisius (1508-1555) de astronomische ring (een gedeeltelijk opvouwbaar en vereenvoudigd astrolabium), uitvoerig beschreven in zijn Usus Annuli Astronomici (1548) (Gebruik van de Astronomische Ring, volledig raadpleegbaar via Google Books) Hieruit ontwikkelde de Engelse astronoom en wiskundige William Oughtred (1574-1660) omstreeks 1600 een klein invouwbaar armillairsfeertje, een ingenieuze universele draagbare ringzonnewijzer, bruikbaar zowel in het noordelijke als het zuidelijke halfrond. Nuttig nu de ontdekkingsreizen van Engelsen en Hollanders hen steeds vaker ten zuiden van de evenaar voerden. Ter herinnering: Francis Drake voltooide in 1580 zijn reis rond de wereld; in 1600 bereikten de eerste Nederlanders Japan in het schip De Liefde, met de Engelse piloot (navigator) Will Adams. Zie Neil MacGregor, Shakespeare’s rusteloze wereld (2016)en Giles Milton, Samoerai William (2008).


Moderne replica van universeel ringzonnewijzertje uit Royal Observatory Greenwich.
Diameter: 6 cm, gewicht 40 gr.


Vlak ingevouwen kan het als hanger gedragen worden.


Parijs ca.1685. Historische universele equinoctiale ringzonnewijzer door Nicholas Bion, astronomische instrumentenbouwer voor Lodewijk XIV. Diameter: 9,53 cm
Uitzonderlijk fraai en zeldzaam exemplaar. De tijd wordt gemeten door een zonnepuntje dat binnenvalt door het gaatje tussen de twee schroeven aan de bovenkant van de brug. Op de buitenste ring zijn de namen van steden ingegraveerd met hun breedteligging: Bordeaux, Vienne, Constantinopel...
Geveild voor $11.800.


Beknopte gebruiksaanwijzing.

Eerst moet de breedtegraad ingesteld via de beweegbare ‘troon’ bovenaan de ‘meridiaanring’. De zonnewijzer wordt opengeklapt, zoals de twee hierboven, en aan een koordje opgehangen door het oog van de ‘troon’. Het geheel wordt zodanig gedraaid tot een zonnestraal doorheen een gaatje in de ‘brug’ een scherp lichtpuntje laat zien op de uurschaal in het midden van de binnenzijde van de equatoriale ring. Daar wordt dan de tijd afgelezen.
Bij een juiste tijdmeting staat de buitenring nu in noord- zuidrichting, de opengeklapte binnenring ligt parallel aan de evenaar en de brug is parallel aan de aardas. De zonnewijzer is dus tevens een klein kompas en een model van de wereld

De Oostenrijkse firma Kala vervaardigt een zeer betaalbare replica van een historisch exemplaar, bewaard in Royal Observatory Greenwich. Deze link geeft schematische uitleg; als je naar beneden scrolt krijg je toegang tot YouTube filmpjes die de werking goed laten zien.

Die replica (hierboven ingevouwen als hanger) hebben wij herhaaldelijk uitgetest. Door het zeer kleine lichtpuntje en de minutenschaal per 5 minuten, laat hij nauwkeurigere metingen toe dan bij de grote zonnewijzer voor het Hasseltse museum. Net zoals bij de originele exemplaren is in de buitenste ring de breedteligging van een aantal belangrijke steden gegraveerd, zodat de gebruiker die niet steeds moet opzoeken: Lissabon, Londen, Madrid …
Op het noordelijk halfrond gebruik je de voorzijde; zuidelijk, beneden de evenaar de achterzijde.
Om de tijd beter te kunnen aflezen verschenen vrij spoedig grotere formaten. Doch nog steeds draagbaar en als tafelmodel, te oordelen naar de zeer schaarse portretten uit de 18de eeuw, waar Engelse adel een dergelijk instrument op de schoot houdt, meestal in gezelschap van een wereldbol.


Dergelijke zonnewijzertjes zijn gebruikt tot in de 19de eeuw.

 

Triomf van de Klok

Tot zowat 1865 had elke plaats in ons land en elders haar eigen uurregeling, gebaseerd op de plaatselijke zonnetijd. Daarom vind je oude, meestal buiten gebruik gestelde zonnewijzers tegen elke kerktoren. Daarom is in veel kerken de plaatselijke meridiaan in de vloer ingelegd. Zoals in de Antwerpse kathedraal, of de Romeinse Santa Maria degli Angeli, door Michelangelo op last van Pius IV ingebouwd in de thermen van Diocletianus tussen 1563 en 1566, waar de 46 meter lange meridiaanlijn een complete astronomische kalender vormt (weliswaar aangelegd in 1703, lang na de dood van de kunstenaar). Of zelfs in de aula van de Gentse universiteit.
Toch even vermelden: in de Duomo van Firenze is een identieke astronomische kalender ingelegd in het middenschip. Zijn huidige vorm dateert eveneens uit de 18de eeuw. De gnomon, het lichtpuntje van de middagzon, valt door een kleine opening in de lantaarn van Brunelleschis's beroemde koepel.


Santa Maria degli Angeli. De kalendario et cyclo Caesaris, Francesco Bianchini, Romae, 1703. Schets van de astronomische kalender op de meridiaanlijn.


S. Maria degli Angeli, astronomische kalender op de meridiaanlijn. (Eigen foto)

 

Miljoenen gelovigen en toeristen bezoeken jaarlijks Vaticaanstad. Weinigen realiseren zich dat het plein voor de St.-Pietersbasiliek eveneens één groot uurwerk annex astronomische kalender vormt, met de oud-Egyptische obelisk als gnomon: het horologium Sancti Petri.

Foto genomen van op het dak van de St.-Pietersbasiliek, donderdag 30 oktober 2003, 16 u. (eigen foto’s)

 



De obelisk is 25 m hoog en staat op een sokkel (40 m, sokkel inbegrepen, 41 m met kruis). Hij is afkomstig uit Heliopolis (Egypte), in opdracht van keizer Caligula (12 – 41) naar Rome gebracht en op de Vaticaanheuvel geplaatst, in het Circus van Nero als draaipunt bij de wagenrennen. In 1586 gaf paus Sixtus V aan Domenico Fontana de opdracht obelisk op het St.-Pietersplein op te stellen. Het was een hele onderneming om het monument van 350 ton te verplaatsen. 900 man en 140 paarden werden ingezet voor het karwei. Pas in 1817 is de obelisk omgevormd tot een astronomische zonnewijzer.


Rondom de obelisk is op de grond een kring aangebracht van marmeren stenen in de vorm van een windroos. Cirkelvormige witte stenen geven aan tot waar de schaduw valt op de belangrijke keerpunten van het astronomisch jaar.

 


 

Een zelfde situatie zou volgens Wikipedia gelden voor de beroemde “Naald van Cleopatra” op de Place de la Concorde in Parijs, waarbij de obelisk functioneert als gnomon voor een astronomische kalender. Bij inspectie, 21 juli 2022, bleek dat mijn geheugen me niet in de steek had gelaten: dit klopt niet meer. Bij een vorige heraanleg van het plein is de astronomische kalender verdwenen.
Toch even vermelden: de obelisk heeft niets te maken met Cleopatra; hij is afkomstig van Luxor en was opgericht door Ramses II, wiens namen voorkomen in de hiërogliefen waarmee de obelisk overdekt is.
Vreemde genoeg geven plaquettes op het voetstuk details over het transport vanuit Egypte in 1833, maar totaal geen informatie over de hiërogliefen .

 

Sinds de aanvaarding van het heliocentrisme is alle tijdrekening op de globe gebaseerd op de omwentelingen van onze planeet. De omtrek van de aarde is verdeeld in 360°. Dat betekent dus 15° per uur. Er is alleen een beginpunt nodig, de nulmeridiaan.

Tegenwoordig is dat Greenwich, bij Londen. In de vloer van het Royal Observatory is die nulmeridiaan ingelegd in koper. Dat is pas zo sinds 1884. Toen besliste een internationale conferentie in Washington D.C. daarover. Greenwich werd verkozen met 22 stemmen tegen 1. De Dominicaanse Republiek stemde tegen; Brazilië en Frankrijk onthielden zich. Niet te verbazen: tot dan toe was de meridiaan van Parijs de grootste kanshebber na Greenwich. Frankrijk en Engeland waren de hele achttiende en negentiende eeuw gezworen erfvijanden. Men schrikte er niet voor terug om wetenschappelijke resultaten te vervalsen ten voordele van de eigen nationale trots. (Een glimp van die rivaliteit vind je terug in de verhalen van Jules Verne.) Verwezen de Britten naar de wetenschappelijke expedities van Cook, de Fransen voerden zijn tijdgenoten La Pérouse en de Bougainville op. Enfin, Greenwich haalde het. Voortaan was de Londense voorstad het vertrekpunt van de lengtegraden ... en van de tijdmeting. De twee zijn immers onlosmakelijk met elkaar verbonden. Omwille van politiek-economische redenen loopt zelfs de stad Greenwich nu in de zomer 1 uur voor op GMT. Die Greenwich Mean Time heet tegenwoordig UTC (Universal Time Coordinated) en blijft het hele jaar door onveranderlijk de echte zonnetijd aangeven.

Voor 1884 gebruikten kaarten ofwel de meridiaan van Greenwich, die van Parijs of van het eigen land als nulmeridiaan. Mercator en zijn tijdgenoten hielden het bij de meridiaan die over de “Eilanden der Gelukzaligen” liep. (=De Canarische eilanden. Las Palmas ligt nu op 28°10’ NB en 15°29’ WL.) Later verlegde Mercator de nulmeridiaan wat naar het westen omdat hij uit de studie van de meest betrouwbare reisverslagen tot de overtuiging was gekomen dat hier de magnetische afwijking van het kompas het geringste was.

Dat veranderde pas door de opkomst van de spoorwegen: voor de uurregeling van de treinen was eenzelfde tijd, minstens binnen de landsgrenzen, onontbeerlijk. De meridiaanlijn in de Antwerpse kathedraal werd trouwens daartoe aangebracht, niet in de middeleeuwen, maar pas in 1838, op last van het jonge onafhankelijke België. (België was het eerste land ter wereld dat, gedwongen door economische factoren, een geïntegreerd spoorwegnet uitbouwde. De eerste trein reed hier in 1835, in Nederland 1839) De ‘Brusselse tijd’ is zelfs pas vanaf 1892 in het hele land, ingevoerd!

Zomertijd?

Terwijl dit geschreven wordt (september 2018) woedt in de hele EU een verhitte discussie over het al dan niet afschaffen van de halfjaarlijkse wisseling zomertijd (klok 1 uur vooruit) – wintertijd (klok 1 uur achteruit). Men wil ‘de mensen democratisch laten beslissen’. Poeh!
In Duitsland en België is een meerderheid voor het behoud van de zomertijd: langer licht ’s avonds, veel langer donker in de winter (tot 9.30 uur – dus gevaarlijk voor ochtendspits en kinderen op weg naar school). Er wordt over gediscussieerd in cafés en in de krant, met een passie een betere zaak waardig. Op televisie heb ik nog nooit zoveel onwetenschappelijk gezemel en onwetendheid zien demonstreren door vier hoog opgeleide, verstandige mensen!
Al bij al een schitterend voorbeeld van pseudo-democratie! Laat je onwetenden ook beslissen over de afstand aarde - maan, of het aantal seconden in een minuut? Want een astronomisch-wetenschappelijke stem heb ik tot nog toe niet gehoord. Vraag het de zon! Logisch toch!

De hele discussie is het sprekende bewijs dat de huidige generaties -omdat ze het niet meer beseffen- het verband verbroken hebben tussen de astronomische, kosmologische oorsprong van de tijdmeting en het uurwerk, zoals hierboven geponeerd in het Horologium Sapientiae. Met andere woorden, wat de Nederlandse historicus Jan Romein (1893-1962) noemt: "De afwijking van het algemeen menselijk patroon."

 

Eind oktober 2022 laaide de discussie opnieuw op: 29 oktober zou de wintertijd weer ingaan. Dus klokken een uur achteruit. Intussen gaan er steeds meer stemmen op, van wetenschappers ditmaal, om terug te keren naar de echte zonnetijd.



Opmerking: er is geen enkel verband tussen uurwerk en reële tijd. De intrige van Jules Vernes De reis rond de wereld in 80 dagen is net daarop gebaseerd, omdat zijn bediende Passepartout zijn zakhorloge op de tijd van Londen laat staan, zonder aanpassing aan de plaatselijke tijd van de reis.

Om te besluiten: de plaats waar een meridiaan en een breedtecirkel elkaar snijden heet confluentiepunt (van het Latijn con-fluere = samen-vloeien). België telt er vier, Nederland acht. Tot nu toe waren dat slechts denkbeeldige lijnen op een kaart of globe, zonder monumenten in het landschap (zoals je die wel aantreft in Greenwich of op de evenaar in Ecuador). Maar met de komst van GPS kun je nauwkeurig bepalen waar in je buurt zo'n confluentiepunt ligt. Er is zelfs een website aan gewijd met foto's van dergelijke punten!

John Harrison en de plaatsbepaling op zee

In volle zee zijn er geen wegwijzers. En satellietgestuurde GPS is een zeer recente uitvinding. Hoe konden zeelieden weten waar ze zich bevonden op de aardbol?

Om de breedtegraad te bepalen, hun positie ten opzichte van de evenaar, maten ze op het noordelijk halfrond overdag de hoogste stand van de zon en ’s nachts de hoogte van de poolster. De hoogte van deze laatste geeft tevens de breedteligging aan. Bij ons staat ze op 51° graden, dus dat komt overeen met 51° noorderbreedte. Voor die plaatsbepaling volstaan zeer eenvoudige instrumenten als de kruisstaf of jakobsstaf, vooropgesteld tenminste dat je schip niet te zeer schommelt op de golven. In de loop van de vijftiende en zestiende eeuw kwamen meer ingewikkelde toestellen in zwang, en het astrolabium. Dit laatste kon na zijn perfectionering door onder anderen Gemma Frisius en Mercator, voor zeer gecompliceerde astronomische berekeningen worden aangewend.

De bepaling van de lengte, dit is de afstand ten oosten of ten westen van een bepaalde plaats, is een ander paar mouwen. Doordat de bolvormige aarde in 24 uur om haar as draait, kent elke plaats ter wereld bij elke wenteling van 360° een dag van 24 uur. De meridianen geven deze graden aan. In één uur draait de aarde 15 graden. Als het middag is in Istanboel is het pas 10 uur ’s ochtends in Londen. Londen ligt dus op 30 lengtegraden of twee uur ten westen van Istanboel, waarmee die lentegraden een maat zijn voor zowel tijd als afstand. Aan de evenaar, waar de omtrek van de aarde het grootst is, zijn vijftien graden gelijk aan duizend zeemijlen (1853,2 km). Ten noorden of ten zuiden van die linie blijft een lengtegraad vier minuten, maar in termen van afstand krimpt een graad van 68 mijl aan de evenaar tot vrijwel niets aan de polen.

Als je uit Londen vertrekt en je neemt je kwartshorloge mee naar Istanboel, hoef je maar te vergelijken met de plaatselijke tijd om te weten hoeveel graden Istanboel ten oosten van Londen ligt. En hier wringt nu het schoentje. Ten tijde van de Grote Ontdekkingen en nog lang daarna waren er geen precisie-uurwerken op zee. Gemma Frisius wees in 1530 reeds de weg naar de oplossing. De geniale Nederlander Christiaan Huygens (1625-1695) nam het op zich dit probleem op te lossen. Vanaf zijn zevenentwintigste jaar, toen hij zijn eerste slingeruurwerk ontwierp, probeerde hij het keer op keer. Maar een slingeruurwerk functioneert niet bevredigend op zee, door het rollen en stampen van het schip.

In afwachting moesten de zeelieden zich tevreden stellen met het gegist bestek. Dit werkte als volgt: een plankje werd verbonden met een touw, waarin op regelmatige afstanden een knoop was gelegd. Een matroos gooide het plankje, het log, overboord; het touw rolde af; een tweede matroos mat met een zandloper het aantal knopen af dat binnen de vastgestelde tijdseenheid in het kielzog verdween. Zo stelde men vast hoeveel knopen het schip liep en zo kon bij benadering de afgelegde afstand bepaald worden. Niet erg nauwkeurig. Zeker als een vliegende storm het loggen dagenlang onmogelijk maakte.

De oplossing kwam uiteindelijk uit Engeland. De directe aanleiding was een scheepsramp, vlak onder de kust. In 1707 verging een volledige vloot op de klippen van de Scilly Islands, nog geen 40 mijl uit de kust, omdat de admiraal van de vloot en zijn kapitein van het vlaggenschip het niet eens raakten over hun juiste positie.

Dit was niet de eerste catastrofe van dergelijke omvang in deze wateren. De historische ondergang van de Spaanse Armada Invencible in 1588 is volgens recente bevindingen veroorzaakt door hetzelfde probleem. De Spaanse kapiteins schatten de lengtegraad van hun positie verkeerd in, ondermeer omdat de tegenwerking van de Golfstroom hun onbekend was. Daardoor zeilden ze veel minder westelijk op de vrije Atlantische Oceaan dan ze dachten en verging een aanzienlijk aantal schepen op de rotsen van de Ierse kust.

In 1714 nam het parlement een wet aan, die subsidies en een beloning van £20.000 in het vooruitzicht stelde voor wie het lengtegraadprobleem kon oplossen. Om in aanmerking te komen moest de gevonden methode haar waarde bewijzen op een reis naar West-Indië met een afwijking van twee minuten over de hele reis gemeten. Een nauwkeurige, draagbare klok, die bestand was tegen de menigvuldige schommelingen van een zeereis, mocht dus geen slingeruurwerk zijn. Als aandrijving kon een stalen veer dienen, wat al langer gekend was. Om een lang verhaal kort te maken: na een heel leven van experimenteren slaagde John Harrison (1693-1776) er in 1761 eindelijk in een precieze vrijwel wrijvingsloze chronometer te ontwerpen die geen smeerolie of reiniging behoefde, gemaakt van roestvrije materialen en die op een reis van negen weken naar Jamaica slechts 5 seconden achterliep, oftewel ongeveer 1,25 lengteminuut, hetgeen ruim binnen de marge van 30 lengteminuten viel die de meridiaancommissie had toegestaan. Hij supprimeerde de slinger en combineerde diverse metalen zodanig dat de componenten het krimpen of uitzetten door temperatuurswijzigingen compenseerden, waardoor de snelheid van de klok constant bleef.

Harrison, een autodidact van eenvoudige geboorte en hoge intelligentie, wekte in het bijzonder de vijandschap van Nevil Maskelyne, de vijfde koninklijke astronoom, die zijn aanspraak op het felbegeerde prijzengeld bestreed en wiens tactiek op bepaalde momenten alleen maar kan beschreven worden als vals spel. (Wij hebben de indruk dat hij zelf de beloning in de wacht wilde slepen.) Maskelyne had recentelijk een methode geperfectioneerd van maanobservatie, die moest gebruikt worden samen met zijn nautische almanak. Dit leverde behoorlijk nauwkeurige resultaten op, zoals Cook zou bewijzen op zijn eerste reis, maar vereiste een jarenlange opleiding en langdurige berekeningen. In vergelijking daarmee bood John Harrison de wereld een klein, tikkend apparaat in een kastje. Belachelijk! Erger nog, dit toestelletje loste het lengtegraadprobleem op, zonder dat de gebruiker eerst wiskunde of astronomie moest machtig zijn. In de ogen van wetenschappers en hemelnavigators school er iets onfatsoenlijks in de zeeklok. Iets goedkoops. Iets onechts.

John Harrison in zijn werkkamer. Achter hem een eerder ontwerp van zijn chronometer. Voor hem op de werktafel zijn H4, zijn vierde chronometer uit 1761, uiteindelijk bekroond door de Board of Longitude in 1773.


De definitieve Harrison-chronometer, H4, een wat groot uitgevallen zakhorloge, 13 cm diameter, met een gewicht van 1,45 kg.

Harrison kon pas kort voor zijn dood, na jarenlange processen, de rest van de beloofde beloning in de wacht slepen. En dan nog was daarvoor de directe tussenkomst van koning George III nodig. Het duurde nog een hele poos voor zijn chronometer goedkoper en kleiner werd en daardoor algemeen toegepast, eerst in de Engelse marine en enkele decennia later in alle marines ter wereld ( de Nederlandse en Franse eerst).

Hier brengt In de ban van de tijd een belangwekkende aanvulling: de grote, veel minder gekende rol die de Franse tijdgenoten van Harrison, Pierre Leroy en Ferdinand Berthoud, speelden in de ontwikkeling van de maritieme chronometers. (p. 129-134)
In de daaropvolgende bladzijden komen de reizen van Cook aan bod. Meer hierover: De fenomenale James Cook, in Waldseemüller en de geboorte van ‘America’, dl. 1.


Over Harrison en zijn werk schreef Dava Sobel, wetenschapsjournaliste voor de de New York Times, een onderhoudend boekje: Lengtegraad, Amsterdam, Flamingo Pockets, 1999, 2de druk. Dit werd later verfilmd tot een televisiereeks en uitgebracht op DVD: Longitude, 2004.

Verdere ontwikkelingen in de 20ste en 21ste eeuw.

In de ban van de tijd stopt einde 19de eeuw, met Jules Verne en De reis rond de wereld in 80 dagen. De hoofdpersoon, Phileas Fogg is het prototype van de flegmatieke Brit, die leeft volgens de klok, maar door de datumgrens verslagen wordt – en toch zijn weddenschap wint. Je kunt het boek gratis downloaden, met de originele etsen, bij Project Gutenberg, in de enigszins archaïsch aandoende spelling van voor 1946 (Vlaanderen) - 1947 (Nederland).

Zakhorloges waren gemeengoed sinds de 18de eeuw. Je had ze in alle mogelijke uitvoeringen: eenvoudige in metaal; zeer luxueuze gouden, de sluitklep al dan niet gesierd met fraaie kleurrijke afbeeldingen in email. Ze werkten behoorlijk nauwkeurig, mits dagelijks opgewonden.

 

 

Gouden zakhorloge;wit geëmailleerde wijzerplaat met Romeinse cijfering en Arabische minutenverdeling. Opwinding door de wijzerplaat. De uur- en minutenwijzer met roosgeslepen diamanten bezet. 18k gouden kast met geëmailleerde bloemenrand, de achterzijde met een tafereel naar David Teniers. Frankrijk, ca 1750; Diameter: 45 mm


Zakhorloge met erotische afbeelding op deksel.


In het begin van de Eerste Wereldoorlog (1914) voorzag de Engelse legerleiding haar officieren van horloges die om de pols konden gedragen worden: was gemakkelijker wanneer de officier op zijn fluitje ten aanval moest blazen en in de andere hand zijn revolver hield. Alle andere legers volgden prompt. De meeste van die horloges waren niet langer voorzien van een gesloten klep, doch van een rasterwerk om het glas te beschermen. Veel horloges overleefden hun dragers!

Mechanische uurwerken, die je dagelijks moet opwinden, worden nog steeds vervaardigd. En ze gaan lang mee, zoals het horloge van mijn in 1994 overleden vader bewijst.

In de jaren na 1970 kwamen horloges op de markt, die automatisch opwinden door polsbewegingen.

Dan volgden de kwartshorloges. Kwarts behoort tot een van de meest voorkomende mineralen op deze aarde. In een horloge doet een kleine zwakke batterij, met een levensduur van 2 tot 3 jaar, een kwartskristal meer dan 32.000 keer per seconde trillen. Een vertragingsmechanisme zet dat om in 1 trilling per seconde. (Daardoor gaat de secondewijzer vooruit met schokjes van één seconde, waar hij bij een ouder horloge continu verder loopt.) Aanvankelijk had je digitale horloges, zonder wijzerplaat, met cijfers in een raampje en allerhande foefjes, zoals een rekenmachientje dat je met een stiftje (of balpen) kon bedienen. Gedurende enkele jaren leek dit de ondergang van de Zwitserse precisie-uurwerken te betekenen.

Kwartshorloges laten zeer nauwkeurige tijdmeting toe en zeer goedkope vervaardiging.
Terwijl ik aan dit artikel werkte, lag in mijn krantenwinkel ter kennismaking het eerste nummer van een tweewekelijks verschijnende encyclopedie Militaire Horloges.
Kennismakingsprijs: 3,99 euro. Gratis bijgevoegd: replica van militair Russisch polshorloge uit 1980, 2 jaar garantie! Nu, twee weken later loopt het nog exact tot op de seconde juist.

Voorlopig eindpunt is de Smartwatch, in feite een veelzijdige minicomputer met het uiterlijk van een (vrij groot uitgevallen) traditioneel polshorloge. Hiermee heb ik helaas geen ervaring. Juli 2020 veranderde dit door een toevallige (te) korte oefensessie in Parijs, tussen twee aanvallen van het dodelijke Coronavirus in.


Een Smartwatch kan alles wat je Smartphone kan. Alleen is de wijzerplaat niet voldoende groot voor de toepassing van sommige apps, bijvoorbeeld een boek lezen of een GPS (programma om de weg te vinden); dan schakel je bij voorkeur over naar je phone, waar je het programma gratis kon downloaden.
Het horloge zelf is gedeeltelijk een duur speeltje. Maar je vindt ze ondertussen in alle afmetingen, kwaliteiten en prijzen. Grappig genoeg gebruikte mijn demonstrant voor de uur aflezing op zijn futuristisch instrument de antieke Romeinse cijfers, zoals ikzelf op mijn horloge. Toen ik hem op de historische ironie hiervan wees, schakelde hij op de tenen getrapt met één klik over naar Arabische cijfers en toonde met een paar nieuwe klikken hoe je het hele uiterlijk kunt wijzigen alsof het een totaal verschillend uurwerk betreft.

Volgens twee lezersreacties dient hieraan voor de volledigheid de radiogestuurde klok te worden toegevoegd, die automatisch je uur verzet in huis of auto bij overgang van zomer- of winteruur. En ook de tijd op het torenuurwerk van de kerk aanpast en het luiden van de klokken regelt voor de eredienst.


Daarmee zijn we terug beland bij het Horologium Sapientiae in een 21-eeuwse versie.

 

Didactische tips voor studenten en volwassenen

- Algemeen: een bezinning op tijdmeting vroeger en nu.
- Uitgangspunt: rondvraag, hoe vinden wij persoonlijk onze tijd? Horloge, (mobiele) telefoon, tablet, computer…
- Waarom was de juiste datum van Pasen eeuwenlang een belangrijk probleem? 2 argumenten: (Kerkelijk jaar  – Nieuwjaar).
- Berekening van de lengtegraad: Frisius wees de weg, pas eeuwen later vond Harrison de oplossing. Waarom duurde het zo lang en waarom was het zo enorm belangrijk?
- Waarom is al het gepraat over de keuze tussen zomertijd - wintertijd in feite een zinloze discussie?
- Zo mogelijk: breng met leerlingen een bezoek aan een windmolen in de buurt. Waarom? Merk het verband met de tandwielen in het Horologium Sapientiae. Ruimer: beslist het einde van de mythe over ‘de domme voorouder’.
Teken het schema van de overbrenging van wieken - horizontale as - verticale as – molenstenen.
- Heb je in dit artikel iets geleerd wat je boeide/absoluut niet wist? Wat?

Noten

1. Een alternatieve benadering voor de verhouding mens-natuur-jaarcyclus vind je in Landbouw gebonden aan de seizoenen en Bruegel als renaissancekunstenaar met daarin een bespreking van de lente, de hooi- en korenoogst.
2. .
Filmpje met beweging van het losse ingevoegde item (volvelle).
3.
Aan Gemma Frisius is in 2008 een afzonderlijke tentoonstelling gewijd in de Leuvense universiteitsbibliotheek. Zie: Roegiers, Jan (redactie), Meten en weten. Gemma Frisius 1508-2008, tentoonstellingspublicatie, Leuven, KU Leuven, 2008, 48blz. Daarin over Apianus. Een boek dat de wereld omvat.
Over netwerken van humanisten, klik hier.
Over Frisius zelf: Visioenen van een ideale wereld? Het wereldbeeld van Thomas More en zijn Utopia (1516), 4. Universum in de hand. Dromen van ruimte en tijd..
4. Falk, Seb, De verlichte middeleeuwen. Een ontdekkingsreis door de middeleeuwse wetenschap, Amsterdam, Unieboek/ Het Spectrum, 2020, p. 149 e.v.
Mandel, Gabriele, Het uurwerk. Tijdmeters door de eeuwen heen, Alphen a.d. Rijn, 1998, p. 48 - 49.
Pye, Michael, Antwerpen. De gloriejaren, Amsterdam, De Bezige Bij, 2021.
5.
Mandel, G., Het uurwerk. Tijdmeters door de eeuwen heen, Alphen a.d. Rijn, 1998:62)
6.
Belkin, K. & Depauw, C., Beelden van de dood. Rubens kopieert Holbein, Antwerpen, Rubenshuis, 2000.

Balace, S. & De Poorter, A., Tussen hemel en hel. Sterven in de middeleeuwen, 600-1600, Brussel, Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, 2011.

Jos Martens, september 2018-augustus 2021-september2023.  


 

  •  

    u