artikelen over geschiedenis didactiek
Eeuwen op zoek naar de tijd
Van Dyck, Maarten & Roels,Geert (foto’s). In de ban van de tijd.
Universiteit Gent, 2017, 176 blz.
Digitaal boek, 108 MB. Gratis downloadbaar in Nederlands, Frans
of Engels. Is even goed leesbaar op tablet, op mobiele telefoon
als op scherm. Combineert tekst met beeld in verschillende
vormen, zowel foto als video.
Waardering: * * * * */5
http://www.indebanvandetijd.be
Inhoud
Eeuwen op zoek naar de tijd
In de ban van de tijd gaat over een van de meest
fascinerende fenomenen aller tijden: de Tijd. Niets is
meer vertrouwd en tegelijk zo ongrijpbaar. Soms gaat hij
razendsnel. Soms tergend traag.
Deze digitale publicatie vloeit voort uit een bijzonder
knappe tentoonstelling in St.-Pietersabdij Gent, voor de
viering van 200 jaar Universiteit Gent. (Gesticht in
1817 door koning Willem I) Zij behandelt het verband
tussen wereldbeeld/kosmologie en technische evolutie van
de tijdmeting tussen ca. 1300 en het einde van de 19de
eeuw.
De auteur: Maarten Van Dyck is hoofddocent filosofie aan
de Universiteit Gent. Hij is geïnteresseerd in de vraag
hoe wetenschappelijke ideeën en theorieën evolueren in
interactie met verschillende maatschappelijke en
historische omstandigheden en wat dit betekent voor de
resulterende kennis. Zijn onderzoek richt zich specifiek
op de ontwikkeling van moderne fysica in de zestiende en
zeventiende eeuw.
En dat dubbele uitgangspunt kun je merken; het leidt tot
verrassende en buitengewoon verhelderende inzichten.
In Histoforum Magazine is sinds 2011 in enkele jaren
tijd veel aandacht besteed aan wereldbeelden in de ruime
betekenis van het woord. Zo is een heel cluster, een
heel netwerk bij elkaar gebracht met een keur aan unieke
en niet eerder gepubliceerde illustraties, zeker als je
rekening houdt met de talrijke hyperlinks.
Citaten of referenties hieraan zullen wij zoveel
mogelijk aanduiden door links in de tekst zelf. Anders
dan sommige van deze bijdragen (bijvoorbeeld over
Meso-Amerikaanse culturen of de islam) focust In de ban
van de tijd voornamelijk op de westerse ontwikkelingen
en de verspreiding ervan in manuscripten en gedrukte
boeken (waaronder bijzonder interessante exemplaren uit
de rijke collectie van de befaamde Gentse universitaire
Boekentoren).
Belangrijke ontwikkelingen zijn in het boek toegelicht
met bewegende beelden in korte animaties: armillarium,
slingeruurwerk, werking van echappement bij uurwerken…De
illustraties zijn van ongewone kwaliteit en in zeer hoge
resolutie. Voor onderstaande bijdrage moesten we ze
gevoelig reduceren. Regelmatig zijn ze tevens aangevuld
uit andere bronnen.
Meer dan een zuivere recensie is volgend artikel een
parafrase van het boek: soms ingekort, soms uitvoeriger
om in te gaan op items die erg kort behandeld zijn.
Tijd is de orde waarmee we onszelf een plaats geven in de wereld (p.1). |
De eeuwige Tijd der Hemelen
Een wereldbeeld is de bril waardoor de mensen de
realiteit bekijken, zichzelf, hun leefwereld en hun
relaties met medemensen, goden en de kosmos beschouwen.
In de
Middeleeuwen is dit duidelijk kosmologisch ingevuld.
Als je in een etnologisch museum snel van cultuur naar
cultuur wandelt en Tibet kunt vergelijken met
bijvoorbeeld
precolumbiaans Meso-Amerika,
Japan en India, dan treft het je dat de basis van
wereldbeelden en religies overal en in doorheen de hele
geschiedenis van de mensheid identiek is: de studie van
de hemel en relatie microkosmos – macrokosmos. Alleen is
de vormentaal waarin die uitgedrukt wordt vaak zeer
verschillend. Vanwaar dat blijkbaar universele
basisprincipe?
Het vermogen om van de hemel de kalender af te lezen was
immers letterlijk een kwestie van leven of dood. Het
opnieuw verschijnen van de wassende maan na de
duisternis van de nieuwe maan, de terugkeer van de zon
na een totale eclips, haar opkomst 's morgens na haar
nare afwezigheid 's nachts werden overal waargenomen.
Hoe nauwkeuriger men de positie en de omloop van zon,
maan en sterren kende, des te betrouwbaarder kon worden
voorspeld wanneer men moest jagen, zaaien en oogsten (1). Ook de astrologie, dit is de mening dat de
bewegingen van de hemellichamen het menselijk leven
beheersen en bepalen, is vrij algemeen verspreid.
Vandaar naar de godsdienst, is slechts een kleine stap.
Het beroep op een sacrale kosmische orde vindt zijn
oorsprong in het verlangen van de mens om aan de door
hem opgebouwde cultuur een onaantastbare grondslag te
geven. Hij heeft een ingeboren behoefte om zijn leven te
grondvesten op een coherent wereldbeeld. Om de aardse
constructie die hij moeizaam heeft opgebouwd een stevige
fundering te geven, gaat hij ze vergelijken met de orde
die hij in de kosmos meent te ontwaren. Zoals de
sterrenbeelden en planeetstanden steeds terugkeren, zo
keren op aarde de seizoenen terug in een vaste volgorde.
De cyclus van de vrouw stemt duidelijk overeen met de
cyclus van de maan. Zo komt de menselijke ordening van
de wereld voor als de voortzetting van de kosmische
orde. Daar deze laatste het werk is van de Schepper,
krijgt meteen de door de mens geschapen orde een sacrale
betekenis, ontrukt aan de menselijke willekeur. Voortaan
krijgen de wetten en instellingen een dieper, religieus
fundament: zij zijn de uitdrukking van de wil van de
Schepper en de weerslag van de orde die Hij in alle
dingen heeft neergelegd. Het door de mens ontwikkelde
socio-culturele paradigma verliest zijn toevallige en
voorbijgaande karakter en krijgt de gedaante van een
door God gewilde en onveranderlijke orde, waaraan de
mens absolute eerbied en onderdanigheid verschuldigd is.
Een opstand tegen deze ordening wordt aldus een opstand
tegen God zelf. In het religieuze ritueel komt dit
samenvloeien van ethos en wereldbeeld op symbolische
wijze tot uitdrukking.
Nota
Onze week van 7 dagen werd gebruikelijk in het Romeinse
Rijk, ergens rond de 3de eeuw v. Chr. .De dagen van de
week blijven een levend bewijs van de vroeger macht van
de astrologie. De weekdagen waren genoemd naar de
‘planeten’, zoals bekend in het Rome van 2000 jaar
geleden. In andere talen dan het Nederlands is dat zelfs
nog duidelijker te herkennen. Iedere dag was gewijd aan
een van de zeven planeten. Volgens de toenmalige
opvattingen hoorden de zon en de maan wel bij de zeven
planeten, maar de aarde niet (want dat was het
onbeweeglijke centrum van het heelal).
De volgorde waarin de planeten de dagen van de week
regeerden was: zon, maan, Mars, Mercurius, Jupiter,
Venus en Saturnus. Dit was niet die van de toen
veronderstelde afstand van de aarde, wat de ‘normale’
volgorde was. In de namen die we voor onze dagen
hanteren, zit het hele zonnestelsel, zoals het eertijds
gekend was!
Paasdatum en Gregoriaanse kalenderhervorming
Doch vervolgens moeten de hemelse fenomenen vertaald
worden naar de aardse behoeften. In de meeste culturen
gebeurde dat van oudsher door een geprivilegieerde
priester- en/of geleerdenkaste. Vaak bezitten zij -
samen met hoogstens een klein groepje uit de hoogste
klassen- een monopolie op astronomische wetenschap en
kennis in het algemeen. Dat was zo in het Oude Egypte,
in Babylonië, China (tot recente tijden), bij de Maya’s
… om slechts enkele te noemen. Meteen zit je dan met
twee of drie kalenders: een zonne- en een maankalender
–bij de Maya’s en Azteken kwam daar nog een
Venuskalender van 584 dagen bij.
Voor de christenen is de datum waarop Pasen dient
gevierd de belangrijkste feestdag van het kerkelijke
jaar. Pasen valt op de eerste zondag na de volle maan
van de lenteëvening (21 maart). Kan dus op 35 dagen, van
22 maart tot en met 25 april!
Daarmee bleek de kous toch niet
af. In 2019 gebeurde iets wat minstens de laatste halve
eeuw niet is geschied: donderdag 21 maart (dag van de
lente-equinox) viel uitzonderlijk samen met volle maan.
Dus zondag 24 maart konden we een zeer vroege Pasen
verwachten. Ho maar: Pasen valt in 2019 pas op 21 april,
een volledige maancyclus later! Hoe dat mogelijk is,
legt Jona Lendering omstandig uit in zijn
blog van 24 maart.
Tot ver in de zestiende eeuw vergde dit ingewikkelde
berekeningen, die elk jaar moesten herhaald, de
computus. (Dit was van groot belang, in de Nederlanden
startte het nieuwe jaar op veel plaatsen met Pasen of
Goede Vrijdag.) Hoe kwam dat? De vigerende Juliaanse
kalender was onder Julius Caesar in 45 voor Christus
ingevoerd. Hij begint bij Januari en eindigt met
December. Voortaan bepaalde de stand en de loop van de
zon de indeling van het jaar. Omdat de omloop van de
aarde rond de zon niet helemaal correct was berekend,
raakte de kalender in de loop van de eeuwen opnieuw 10
dagen achter op het zonnejaar, de werkelijke
astronomische kalender.
Dat had men al enkele eeuwen door, maar het duurde nog
tot 1582 voor paus Gregorius XIII de knoop eindelijk
doorhakte en hij de noodzakelijke correctie oplegde. Hij
liet 10 dagen wegvallen. De weekdagen liepen zonder
onderbreking verder: op donderdag 4 oktober 1582 volgde
vrijdag 15 oktober. Zo overleed de heilige Theresa van
Avila in de nacht van 4 op 15 oktober. In de Habsburgse
Nederlanden werd de nieuwe kalender ingevoerd op 21 of
22 december (naargelang de streek). De gelovigen vierden
Kerstmis vervroegd en werden ’s anderendaags wakker op
Silvesteravond, 31 december, of op nieuwjaarsdag.
Sommige gebieden, zoals het Prinsbisdom Luik (de huidige
provincies Limburg) volgden pas in het volgende jaar.
Een volledige lijst: op Wikipedia.
Engeland volgde niet. De Engelsman John Dee (1527-1608)
was geograaf (wat men toen kosmograaf noemde),
astroloog, navigatie-expert, wiskundige, alchemist en
talenwonder. Kortom hij is een typische
vertegenwoordiger van de tijdgeest, de furor animi
(zielsdrift), de koortsachtige drang naar kennis en
belangstelling voor wetenschappelijke vooruitgang. Dee
is, zoals een Gemma Frisius of Leonardo da Vinci, een
homo universalis, wat men nu een generalist zou noemen.
Plus, sinds zijn bezoek aan Leuven in 1547, tevens een
goede vriend van Gemma Frisius en Mercator. Net als
andere geleerden in Europa zette hij zich in voor de
hervorming van de juliaanse kalender. Ondanks de steun
van koningin Elizabeth I en haar belangrijkste
raadgevers, stootte het project in 1576 op rabiaat
verzet vanwege de aartsbisschop van Canterbury, die niet
moest weten van die ‘paapse kunstgreep’. De mislukking
van Dees project betekende dat de Engelse kalender tot
1752 niet overeenstemde met de overige kalenders in
Europa.
Sommige oosters-orthodoxe kerken gebruiken ook nu nog de
oude juliaanse kalender voor de bepaling van feestdagen.
Dit is de reden waarom in Rusland Kerstmis op 7 januari
gevierd wordt en de bolsjewistische Oktoberrevolutie (25
oktober 1917) volgens de gregoriaanse kalender op 7
november 1917 viel.
Meer over Dee, zie
Shakespeare’s rusteloze wereld,
Hoofdstuk 9. Nieuwe wetenschap, oude magie. De magische
spiegel van dr. Dee.
De mechanische tijd van de mens op aarde
De abdij als klok en kalender
Een abdij zoals de Gentse St.-Pieters is de ideale
plaats om een avontuurlijke reis doorheen de tijd en de
tijdmeting te starten. De monniken waren gebonden aan de
regel van de H. Benedictus. De regel schreef voor hoe de
tijd ingedeeld moest worden, met een vaste opeenvolging
van acht gebedsdiensten, de Liturgia horarum of getijden
die aan elke dag en nacht hun terugkerende vorm gaven,
van de metten om middernacht tot de completen, omstreeks
20 uur. De plaats waar je de monniken aantrof, in de
kerk, tuin, of refter, vertelde steeds iets over het uur
van de dag.
De acht gebedsstonden zijn:
• De
metten
gedurende de nacht, om middernacht.
• De
lauden rond zonsopgang
• De
priem rond 6 uur
• De terts rond 9 uur
• De
sext rond 12 uur
• De
none
rond 15 uur
• De
vespers rond 17 uur
• De
completen rond 20 uur
In elk klooster was een “sorghvuldigen broeder”
verantwoordelijk voor het bijhouden van de tijd. Het was
cruciaal dat iedereen tijdig opgeroepen werd voor de
nachtdienst. Daarnaast moest er op toegezien dat de
eerste ochtenddienst afgelopen was voor zonsopgang en
dat het avondmaal nog genuttigd kon worden bij daglicht.
Het exacte tijdstip van elke dienst was minder cruciaal,
zolang de vaste regelmaat niet doorbroken werd.
Om zijn taak te vervullen moest de verantwoordelijke
monnik in staat zijn om te bepalen wanneer het
middernacht was, of hoe lang het nog zou duren voor de
zon opkwam of onderging. Hiervoor functioneerde het hele
gebouw als één groot uurwerk. Door van op een vaste
plaats te observeren welke sterren zich waar bevonden
ten opzichte van verschillende delen van het gebouw
konden lange lijsten met temporele, seizoengebonden
ijkpunten vastgelegd worden. Dit introduceerde in het
dagelijkse leven van de kloosterlingen en in het gebouw
zelf een orde, als weerspiegeling van de goddelijke orde
in de kosmos.
Nota
Het gebouw als klok en/of kalender komt eveneens voor in
veel andere culturen. Slechts twee voorbeelden:
1. Stonehenge (Engeland) – de menhirs van Carnac
(Frankrijk)
2. Mayacultuur (Guatemala) –
de tempels van Palenque
-
Tempelcomplex van Uaxactun.
Uaxactun, Guatemala (ca. 4de
eeuw na Chr.). Mayacultuur. Het tempelcomplex als
astronomische kalender (Rens Bod, Een wereld vol
patronen, Amsterdam, Prometheus, 2019, p. 203).
De kosmos is een sfeer
Op het einde van de dertiende eeuw vatte de Engelse
geestelijke Johannes de Sacrobosco de astronomische
kennis uit zijn tijd samen in het handboek De Sfeer. Tot
in de zeventiende eeuw was iedereen die aan een
universiteit studeerde vertrouwd met de inhoud van dit
werk, dat terugging op de astronomie van de oudheid.
Alle kennis over het verloop van de tijd kon eruit
afgeleid worden.
Volgens Sacrobosco is onze wereld een geordend geheel.
Centraal bevindt zich de aarde. Uiteraard is de aarde
bolvormig, waarom zou je anders in een mast van een
schip gaan zitten om land te kunnen zien? De ruimte
rondom die bol wordt omgeven door een immens grote
sfeer, waarop zich alle zichtbare hemellichamen
bevinden. Zijn boek schijnt van bij de aanvang een hele
reeks illustraties te hebben bevat, met de verschillende
fenomenen uitgelegd in duidelijke, opeenvolgende
stappen. Nog in handschriften uit de 15de eeuw zijn ze
uitgegroeid tot quasi driedimensionale voorstellingen,
die vooral na 1540 omgezet worden in de fraaie
armillaria in messing van Gemma Frius’ “Leuvense
school”,
spoedig nagevolgd in heel Europa.
Ptolemaeïsche armillairsfeer, Gualterius Arsenius
(1530-1580).
Leuven, 1573. Messing, hoogte 40 cm (voet inbegrepen),
diameter 26 cm.
München, Bayerisches Nationalmuseum
De naam is afkomstig van het Latijnse woord voor ‘ring’,
armilla. Een armillarium is een driedimensionale
voorstelling van ons heelal volgens Ptolemaeus. Dus
geocentrisch, de aarde onbeweeglijk centraal in het
midden, de sterren en planeten in de banden rondom. Het
is een zeer duur en ingewikkeld instrument, het laat toe
de bewegingen van de maan en de zon te volgen en de
posities van 15 sterren. Merk het kompas in de voet,
voor de correcte oriëntering. Arsenius is een leerling
van Mercator en een neef van Gemma Frisius.
In de ban van de tijd demonstreert de werking van een
armillarium in een kort filmpje (p.20), zoals verder in
het boek zal gebeuren met het echappement, het
slingeruurwerk... Op YouTube vind je een iets langer en
zeer goed
filmpje: Chris
Parkin, Animate it-armillary
sphere- Oxford Museum of Science , 3' 43" en
*
Armillary Sphere animation, 4’14’’
*
How to Use an Armillary Sphere, 10’ 27”
Armillaria zijn gebruikt tot in de 18de eeuw. Het
Mercatormuseum in Sint-Niklaas bezit twee late houten
exemplaren uit de 17de eeuw met weergave van het
heliocentrische universum volgens Copernicus, wat
uitermate zeldzaam is.
Een houten heliocentrisch
armillarium, 17de eeuw. De zon bevindt zich als een
onbeweeglijke vergulde bol in het centrum. Zes verticale
beweegbare ringen met schijfjes stellen de planeten
voor. Tussen de tweede en derde ring geeft een
horizontale as met bolletje de aarde weer. De maan rond
de aarde ontbreekt. (Mercatormuseum, Sint- Niklaas,
België)
Apianus (1501-1552) en Gemma Frisius (1508 – 1555)
Petrus Apianus (Peter Bienwitz) was een briljante jonge
Saksische wiskundige, cartograaf en instrumentenbouwer.
In 1524 publiceerde hij Cosmographicus Liber,
geïnspireerd op Ptolemaeus. Apianus verkondigde de
opvatting dat 'kosmografie' geen specifieke discipline
is, maar een overkoepelende term voor de studie van de
gehele kosmos. Ze omvat astronomie, geografie,
theoretische cartografie. Astronomie weerspiegelt binnen
het holistische wereldbeeld van de tijd een even holistisch wetenschapsbeeld waarin theorie, experiment
en praktisch vakmanschap tot een eenheid verbonden zijn;
een opvatting die onze tijd vol specialismen verloren
heeft.
Zijn boek bevatte daarenboven ook formules voor de
berekening van lengte- en breedtegraden en toepassingen
van de goniometrie (onderdeel van de driehoeksmeting:
leer der verhouding van hoeken en zijden van
rechthoekige driehoeken). In 1531 volgde een tweede
editie. Ondertussen was er in 1529 een uitgave
verschenen met aanvullingen en correcties door de jonge
Leuvense hoogleraar en latere leraar van Mercator, Gemma
Frisius, met daarin een stuk van Frisius over de Nieuwe
Wereld: De insulis nuper inventis ('Over de onlangs
ontdekte eilanden').
Het boek van Apianus over kosmografie was lang hét
handboek aan Duitse universiteiten. De herziene uitgave
van Gemma Frisius uit 1529 werd vaak herdrukt, zoals
onderstaand exemplaar uit 1533, gedrukt in Antwerpen.
Het bevatte een aanhangsel van Frisius: Libellus de
locorum describendorum ratione (boekje met de wijze om
plaatsen de beschrijven), een verbeterde methode om op
grote schaal (= klein gebied, veel details) aan
landmeting te doen, waarbij de landmeter zich telkens
richtte op een opvallend kenmerk in het landschap (kerk,
kasteel, windmolen), waarvan de coördinaten en afstanden
werden bepaald via een methode van driehoekspeiling. Wat
Mercator in 1540 zou gebruiken voor zijn kaart van
Vlaanderen en –met aanpassingen – nog tot ver in de
20ste eeuw is toegepast bij militaire stafkaarten.
De enige cruciale correctie die - voor de introductie van
luchtfotografie en satellietfoto’s - nog gebeurde, is het
invoeren in het geheel van een nauwkeurige geodetische
triangulatie. Dit wil zeggen dat op bepaalde opvallende
punten een correctie wordt aangebracht voor de exacte
coördinaten op de aardbol. Een kaart is immers de
weergave van een bolvormig oppervlak op een plat vlak.
De Apianus-Frisius uitgave kende minstens 28 herdrukken
tot na 1600 en vertalingen in het Nederlands, Frans,
Duits, Spaans…
Frisius’ aanvulling bevatte daarenboven ook formules
voor de berekening van lengte- en breedtegraden met
behulp van draagbare uurwerken, wat pas 200 jaar na zijn
dood zou verwezenlijkt worden door Harrison (zie
verder).
Geografisch astrolabium Apianus – Gemma Frisius, Antwerpen 1533.
Met beweegbare papieren onderdelen (volvelles)
Weergave van de noordelijke hemisfeer in orthografische poolprojectie tot de Steenbokskeerkring (zoals steeds bij een astrolabium).
Inzoomen in hoge resolutie, klik hier.
… en replica in metaal.
Rondom de uurcirkel zijn de namen van de 8 winden
afgebeeld. In de kroon (boven) is een miniatuurkompas
aangebracht. De oceanen zijn met stippellijnen
gegraveerd.
Er zijn telkens enkele pagina’s met bewegende onderdelen
in opgenomen, waarmee verschijnselen kunnen worden
uitgelegd of berekeningen gemaakt. Bijvoorbeeld om zoals
hier, uit te rekenen hoe laat het elders op de wereld is
(2). Boeken werden immers meestal in losse katernen
afgeleverd en door de koper naar eigen smaak ingebonden.
Je kon dus zo’n aanvulling los laten, of mee inbinden in
het boek. Als de eigenaar erg veel belangstelling had,
liet hij ze tevens uitvoeren in metaal of ivoor.
Apianus anderzijds bracht het later tot hofarts van
Karel V, als voorganger van Andreas Vesalius (Crane
2003, Vanpaemel 2000).
Het hele boek kan doorbladerd in de bibliotheekcatalogus
van de KU Leuven. De hele eerste editie van 1524 uit het
Smithsonian kan geraadpleegd op
The internet archive.
Gemma Frisius (1508-1555), geneesheer, wiskundige,
astronoom, instrumentenbouwer, hoogleraar aan de
universiteit van Leuven en leermeester van de beroemde
cartograaf Mercator.
Het postume portret van Gemma Frisius in houtsnede (p.
49) is niet zo fraai als dat op de tentoonstelling
Het wereldbeeld van Thomas More en zijn Utopia,
(Leuven 2016-2017),
dat we hier afdrukken. Wat alle bewaarde afbeeldingen
van hem gemeen hebben: Frisius wordt steeds voorgesteld
als kosmograaf, als wetenschapper die de hemelen en hun
aardse weerspiegeling bestudeert.
Gemma Frisius, ca. 1545.Olieverf op Paneel, 104 x 83,5
cm.
Rotterdam, Museum Boijmans-Van Beuningen
Latijnse inscriptie op tablet, links van portret, onder
leeuwenkop:
LUX TENEBRIS RURSUS LUCI TENEBRE FUGIENTI SUCCEDUNT
STABIUS RES TIBI NULLA MANET
Na duisternis komt licht; op het vliedende licht volgt
het duister,
Niets blijvends rest u.
Pas in 1994 ontdekte Jan Roegiers, bibliothecaris van de
KU Leuven, dat dit Portret van een anonieme geleerde het
universele genie Gemma Frisius voorstelt. Frisius wijst
naar een globe in de linkerhand. In plaats van landen of
klimaatgordel zijn hierop de seizoenen en daarmee de
verwijzing naar de leeftijden van de mens, de elementen
en temperamenten afgebeeld. Hij beklemtoont zo het
verband tussen de aardse microkosmos en de
macrokosmische werkelijkheid.
Gemma Frisius is in onze geschiedenis vooral bekend
gebleven als helper van Vesalius bij nachtelijke tochten
om het skelet van een gehangene binnen Leuven te
krijgen. Hij had echter veel meer in zijn mars en is ten
onrechte haast in de vergetelheid geraakt. Gemma Frisius
(Juweel van Friesland) is een spilfiguur. Hij studeerde
aan de Leuvense universiteit vanaf 1525 en legde er de
grondslag van de befaamde Leuvense school voor
cartografie en instrumentenbouw. Uiteindelijk koos hij
voor de geneeskunde en werd eveneens lijfarts van Karel
V, maar ook daarin was er nood aan astronomie, omwille
van de astrologie (toen nog als een volwaardige
wetenschap beschouwd) voor bepaalde behandelingen zoals
aderlating, waarvan men geloofde dat er invloed was van
de sterrenbeelden.
Hij telde onder meer de anatoom Vesalius, de botanicus
Dodoens en de cartograaf Mercator onder zijn leerlingen,
die allen veel beroemder gebleven zijn dan hun
leermeester, tot onze tijd toe. Frisius was
waarschijnlijk de eerste aanhanger van Copernicus in de
Nederlanden. Hij volgde met veel belangstelling diens
werk, al jaren voor de publicatie van De Revolutionibus
Orbium Coelestium (1543). Zijn persoonlijk exemplaar
bleef bewaard in Leeuwarden, vol eigenhandige glossen
(aantekeningen) in het Latijn.
Copernicus, De revolutionibus… Persoonlijk exemplaar van
Gemma Frisius, met eigenhandige aantekeningen.
Gemma Frisius overleed in 1555, 46 jaar oud, aan
nierstenen. Boven zijn graftombe in de Leuvens
Predikherenkerk hing zijn portret. Was het dit?
Er is een krater op de maan naar hem genoemd …en een
risicokapitaalfonds door de Katholieke Universiteit
Leuven (3).
Astronomische klokken, wonderen der techniek
In de ban van de tijd belicht doorheen het hele boek een
verband dat meestal sterk onderbelicht blijft in de
geschiedenis van de tijdmeting: de innig verstrengelde
relatie tussen de studie van de hemelen, de astronomie
enerzijds en de technische vooruitgang van uurwerken
anderzijds. Spoedig voegt ook de
cartografie zich in
deze cluster van kennis, waarvan de afzonderlijke
onderdelen voor tijdgenoten effectief een onverbrekelijk
geheel vormden.
Astronomische uurwerken, die naast de dagelijkse rotatie
van de hemelsfeer ook nog de beweging van alle planeten
konden reproduceren, brachten dat verband visueel tot
uiting. Grote exemplaren, zoals ze her en der in heel
Europa voorkomen, bestonden reeds langer: het
wereldberoemde astronomische uurwerk in Praag dateert
uit 1410, het huidige uiterlijk van 1490. Om slechts
enkele andere te noemen: in Nederland: het Eisinga
Planetarium in Franeker (zie
Bijlage) en het astronomisch uurwerk van Lehr; in
België: Zimmer in Lier en Festraets in St.-Truiden (het
grootste ter wereld), beide laatste uit de 20ste eeuw.
De prachtige astronomische sfeer van de Fobis (ca.
1550) leerden wij kennen en bewonderen op de grote
Utopia-tentoonstelling in Leuven
(2017).
Horologium Sapientiae. Uurwerk van de Wijsheid
Hieronder twee voorbeelden van ware
meesterstukken/pronkstukken uit In de ban van de tijd.
'Horologium Sapientiae, Henricus Suso, 1450-1460,
Handschriftenkabinet, IV 111, fol. 13v Koninklijke
Bibliotheek van België (fragment van folio).
'Sapientia, de goddelijke wijsheid die uitgebeeld wordt
als een vrouw met een open boek in de linkerhand, duidt
met haar rechterhand een tandwiel van een groot
mechanisch uurwerk aan. Het uurwerk heeft slechts één
wijzer, voor de uren, zoals alle uurwerken tot in de
17de eeuw (J.M.). Voor het uurwerk zit een geestelijke,
de Duitse mysticus Henricus Suso. Ver boven hun hoofden
hangt een klok (niet zichtbaar op deze uitsnit) die
aangedreven wordt door het uurwerk. Naast de Wijsheid
staat nog een mechanisch klokkenspel. Aan het uurwerk
hangt een grote astrolabe. Iets verderop staat een tafel
waaraan een kwadrant en een zonnewijzer hangen, en
waarop twee andere zonnewijzers naast een kleiner door
een veer aangedreven uurwerk liggen.
De hangende zonnewijzer is een draagbare herders- of
cilinderzonnewijzer.
De stijl staat horizontaal en moet ten opzichte van de
aantekeningen op de cilinder ingesteld worden op de
datum van het moment. Als de stijl naar de zon gericht
wordt duidt de schaduw van het uiteinde van de stijl het
uur aan op de gebogen lijnen op de cilinder. Die zijn
berekend voor één bepaalde breedtegraad. Enkel voor die
breedtegraad is de zonnewijzer te gebruiken. Omdat de
lengte van de schaduw bepalend is voor de uuraflezing is
dit een altitude- of hoogtezonnewijzer (in tegenstelling
tot poolstijlzonnewijzers waarbij de richting van de
schaduw bepalend is). Dit type zonnewijzer is niet erg
nauwkeurig maar draagbaar, gemakkelijk en goedkoop te
vervaardigen.
Deze vijftiende-eeuwse miniatuur opent de Franse
vertaling van Suso’s bijzonder populaire Horologium
Sapientiae (‘Het uurwerk van de wijsheid’). Dit werk
zette in 24 hoofdstukken uiteen hoe een deugdzaam leven
te leiden door een imitatie van Christus. Dat verklaart
meteen de titel en de inhoud van de miniatuur. Het
uurwerk imiteerde de goddelijke orde van de kosmos zoals
gemeten met astronomische instrumenten. Op eenzelfde
manier moest de mens ernaar streven om zijn eigen leven
te ordenen, in imitatie van het goddelijke leven van
Christus. Dat vereiste een continue aandacht voor wat
men deed, net zoals het mechanische uurwerk juist
afgesteld en voortdurend onderhouden moest worden. De
Wijsheid illustreert dit aan Suso door naar de wielen
van het uurwerk te wijzen. De imitatie was maar mogelijk
door nauwgezet toezicht. Al heel snel na de uitvinding
van het mechanische uurwerk werd het een belangrijk
moreel symbool.’ (p. 77)
De meeste mechanische uurwerken uit de tijd van
bovenstaande miniatuur gaven met hun ene wijzer het
volle uur aan, en min of meer correct de minuten.
Later volgden de grote torenuurwerken tegen de
buitenmuren van de hoofdkerk in een stad, of eventueel
het belfort. Doch nog eeuwenlang zou de zonnewijzer aan
de buitenmuur van een toren toon- en tijdaangevend
blijven. Uurwerken die met klokslagen het uur inluidden
op elke kerk waren zelfs vaak verboden, omdat de
verschillende torenklokken niet correct konden
gesynchroniseerd worden en anders dus elk uur kort na
elkaar een kakofonie van gebeier over de stad zouden
uitstorten.
Manueel met een trektouw vanop het gelijkvloers bediende
klokken had je wel, om op te roepen tot misviering of
mobilisatie bij brandalarm en/of naderende vijanden.
Sommige als Klokke Roeland in Gent of de Carolus in
Antwerpen (genoemd naar keizer Karel V) zijn zelfs in
legenden en liederen bewaard tot op heden.
Bijzondere uurwerken, niet zo indrukwekkend als de ook
heden nog steeds internationaal bewonderde grote
astronomische klokken, bestonden reeds een eeuw vroeger
dan het astronomische klokkenspel van Praag. Ze waren
misschien minder spectaculair dan het gewone mechanische
uurwerk, maar veel complexer omdat ze niet alleen het
tijdsverloop aangaven, maar ook de bewegingen van de
hemellichamen.
Het beroemdste, de zogenaamde Albion,
“een planetaire supercomputer” (Falk 2020), werd gebouwd
door Richard van Wallingford
(1292-1336), abt van St.-Albans. Het berekende onder nog
veel meer een maanmaand van 29 dagen…
Het uurwerk was zo vermaard dat het overal werd
nagemaakt, dankzij de voortreffelijke bouwtekeningen en
het begeleidende traktaat in keurig en duidelijk Latijn.
Een recente reconstructie bevindt zich in het Time
Museum in Rockford, Illinois
Nog perfecter was het Astrarium (1364)
van Giovanni de Dondi uit Padua. Het gaf dag, maand,
positie van zon en maan en op vijf wijzerplaten
bovendien de bewegingen van de planeten. Het voltooien
kostte hem meer dan 16 jaar van zijn actieve leven (4).
Planetair tafeluurwerk, Philipp Immser, ca. 1560
Planetair uurwerk, Philippus Immserus, 1555-61
Technisches Museum Wien, Inv.11939.
'Op dit schitterende zestiende-eeuwse uurwerk van
Philipp Immser tonen de acht wijzers op de voorzijde op
elk moment de relatieve posities van alle gekende
planeten, de zon en de maan. Aan de rechterkant tonen
diverse wijzers verschillende aspecten van het
tijdsverloop. Naast een kalender en een gewone uurwijzer
worden bijvoorbeeld ook de lengte van de dagen en
nachten getoond en de tijdstippen waarop de zon zal
opkomen en ondergaan.
Er zijn echter ook meer symbolische tijdsaanduidingen.
De vrouw bovenop het uurwerk beweegt in één uur rondom
de toren, terwijl ze met haar hand de minuten aanwijst
op de rand van het uurwerk. Om het kwartier gaat één van
de deuren op de hoeken open en verschijnt er een
jongeling, een volwassen man, een bejaarde, of de dood.
De figuren op de etage erboven verschijnen op
astronomisch bepaalde tijdstippen en stellen de
verschillende planeten voor.
Op de wanden van de toren zijn allerhande illustraties
met astronomische inhoud gegraveerd. Boven op de
constructie rust een met constellaties gegraveerde
hemelglobe die net zoals de klassieke armillairsfeer
ingesteld kan worden op de breedtegraad van de plaats
waar het instrument zich bevindt. Deze globe draait elke
24 uur om haar as, aangedreven door het
uurwerkmechanisme, en bekroont zo het uurwerk met een
onmiddellijk zichtbare imitatie van de beweging van de
hemelsfeer.
Aan dit uurwerk werd meer dan vier jaar gewerkt door
Immser, drie jaar langer dan oorspronkelijk gepland. Een
pronkuurwerk zoals dit toonde niet enkel alle aspecten
van de tijd, het diende bovenal ook om de fundamentele
inventiviteit van de menselijke geest te tonen.
In de zoektocht naar manieren om deze complexe
mechanismen te optimaliseren, werd als een bijproduct de
nauwkeurigheid van de uurwerken gevoelig verhoogd. De
allerbeste uurwerken konden aan het einde van de
zestiende eeuw waarschijnlijk een precisie bereiken in
de grootteorde van een paar minuten per dag, maar dat
bleef hoogst uitzonderlijk.' (p. 75-76)
In een logische gelijktijdige ontwikkeling streefden de
meester-uurwerkmakers als de Elzasser Imser naar steeds
kleinere uurwerken, gedragen aan een snoer of gouden
ketting op de borst, de voorlopers van de latere
zakuurwerken uit de 18de tot 20ste eeuw. Zo bood de stad
Venetië aan de Turkse sultan
Süleiman de Prachtlievende
(1494-1566) in 1536 een uurwerk aan dat in een ring
paste (5).
De Franse gezanten. Tijdsbeeld. Wereldbeeld
Hans Holbein, De Franse Gezanten, aan het Engelse hof
(1533) – niet in het boek.
Olieverf op hout, 203 x 209 cm. Londen, The National
Gallery. Onder de schedel in normaal perspectief
Dit schilderij van Hans Holbein de Jonge (ca. 1497-1543)
uit 1533 gaat nog een stap verder. Je ziet een aantal
van dezelfde instrumenten als bij het ‘Horologium
Sapientiae’. Het is echter veel meer dan een vrij
conventioneel portret. Met alle kosmografische
instrumenten achter de twee gezanten toont het om te
beginnen een ware encyclopedie van alle ultramoderne
technische kennis van die tijd. Merk op dat er echter
geen enkel mechanisch uurwerk aanwezig is! Op het
schilderij ontbreken nog twee astronomische instrumenten
die op elke afbeelding van kosmografen voorkomen: een
armillarium en in het bijzonder een klein instrument dat
alle andere op de bovenste plank succesrijk kan
vervangen: een astrolabium. Beide zijn geschikt om hemel
en aarde te doorgronden. Dus horen ze zowel op de
onderste als op de bovenste plank tezamen. Is dat de
verklaring? Passen zij daarom niet in het totaalbeeld?
De furor
animi,de geest van intense, koortsachtige belangstelling
voor wetenschappelijke vooruitgang die in dit tijdperk
van ontdekkingen over intellectueel Europa waarde, is
nooit plastischer tot uitdrukking gebracht dan Holbein
hier deed. Het is een principeverklaring, een Summa, een
bibliotheek op zich, zoals Het Lam Gods (1432) van Van
Eyck dat was voor de theologie. In feite is het in de
vormentaal van de Renaissance een voorbeeld van
symbolisch realisme, net zoals de schilderijen van
Van
Eyck of Memling Dat waren in een vorige eeuw.
Ook Apianus komt tweemaal kijken: in het rekenboek links
op de onderste legger, half opengeslagen door een
winkelhaak en in een van de instrumenten bovenaan. ‘Wie
over de juiste instrumenten beschikt, houdt eigenlijk de
wereld in zijn hand.’ (p.49)
Voor een encyclopedie van de tijdgeest volstaat
uiteraard deze korte uitleg niet. Om meer te weten, zie:
Waldseemüller en de geboorte van ‘America’, dl. 3:
Holbeins “De Franse gezanten”.
Een
didactische Powerpoint
over dit schilderij: op Histoforum.
Memento Mori. Gedenkt uw sterfelijkheid
Deze tijd leefde in de greep van de
doodsgedachte.
Onder veel meer is ‘De Franse gezanten’ hiervan een
illustratie, met de beroemde anamorfe schedel op de
vloer en het zilveren doodshoofd op de baret van de
persoon links, Jean de Dinteville (1504-1555).
Tijd en tijdmeting leidden onvermijdelijk tot bezinning
over levensloop en dood.
Bij twee armillaria in het boek is dat duidelijk. Het
ene werd gedragen door de gevleugelde personificatie van
de tijd met de zeis in de hand. Het andere droeg een
medaillon met het opschrift ‘Mors vivet’ (‘de dood
leeft’). Iedereen die naar een armillairsfeer keek, was
zich bewust van zijn eindigheid.
Ook nu nog, op Aswoensdag, eerste dag van de katholieke
vasten, tekent de priester op het voorhoofd van de
gelovige een kruis van as (uit verkoolde gewijde
palmblaadjes) met de woorden: "Memento, homo, quia
pulvis es, et in pulverem reverteris" (Gedenk, o mens,
dat gij stof zijt en tot stof zult wederkeren).
Een tekening die de jonge Rubens maakte naar een prent
uit de Dodendans van Hans Holbein, waarschuwde de
astronoom ervoor om zich daarvan steeds bewust te zijn
(6).
Dit is te lapidair voor een allesoverheersend gevoel van
een hele era.
Nu was net Holbein de auteur van de populairste
Dodendans aller tijden, een reeks houtsneden (gegraveerd
door de alfabetsnijder Hans Lützelberger) met als thema:
de Dood roffelt de trom en voert ten dans en niemand,
arm noch rijk, arbeider noch edelman, bisschop noch
keizer ontsnapt. De houtsneden werden uitgegeven in
Lyon, 1538, herhaaldelijk herdrukt en ontelbare malen
gekopieerd dus eveneens door de jonge Rubens, nog voor
het einde van de eeuw (nu in het Stedelijk
Prentenkabinet te Antwerpen).
Holbein zelf was hofschilder geworden bij Hendrik VIII
via het netwerk Dürer -Erasmus -More. In 1540 viel hij
voor enkele jaren in ongenade, nadat hij op aanvraag van
Thomas Cromwell (die de terechtgestelde More was
opgevolgd als kanselier) Anna van Kleef, kandidate als
vierde vrouw van Hendrik, te flatterend had afgebeeld
volgens de koning. In 1543 werd hij terug in genade
aanvaard, doch stierf in dat zelfde jaar aan de pest.
Want “de dood komt als een dief in de nacht.”
Hans Holbein, de Dood leidt ten dans, Lyon 1538.
De mensen die ca. 1500 leefden hadden veel rampen gezien
en verwachtten nog erger: het einde van de wereld, de
komst van de antichrist, de Apocalyps...
Zo is de dood een der grote thema's geworden in de
beeldende kunsten van deze tijd. Drie motieven leverden
de melodie voor die nooit volzongen klacht over het
einde van alle aardse heerlijkheid. Daar was vooreerst
het motief: waar zijn allen gebleven, die vroeger de
wereld vervulden met hun heerlijkheid? Mais où sont les
neiges d’antan, zoals François Villon (1431-1463)
dichtte in zijn Ballade des Dames du temps jadis.
Dan was er het motief van de huiverende aanschouwing der
verrotting van al wat eenmaal menselijke schoonheid was.
Bruegel heeft het thema meesterlijk uitgebeeld in zijn
Triomf van de dood uit 1562, maar bijna
anderhalve eeuw vroeger vinden wij het reeds in de
Très Riches Heures du Duc de Berry door de
gebroeders van Limburg.
Tenslotte het motief van de dodendans: de dood die de
mensen met zich meesleurt uit elke bezigheid, uit elke
sociale stand, uit elke leeftijd; de dood die niets of
niemand spaart. De dodendans is een van de
merkwaardigste uitingen van de morbide belangstelling
die men voor de dood koesterde. Houtsneden en blokboeken
verspreidden de hele vijftiende en zestiende eeuw
macabere voorstellingen met zegevierende skeletten en de
dood die "den trommele slaat".
Triomf van de Dood. Pieter Bruegel de Oude, 1562. Let op
de ridder en het nietsvermoedende paartje, rechts
beneden.
In de kunst en de moraliteiten is de luit normaal een
erotisch geladen metafoor voor ijdele genoegens, de
minne. Zie bijvoorbeeld Jeroen Bosch, De hooiwagen en
Het narrenschip.
De luit wordt met dezelfde betekenis vaak afgebeeld in
stillevens met het zogenaamde vanitas-motief, zo
populair in de 16de en 17de eeuw Dit gaat terug op de
Schrift, Prediker 1:2: "Vanitas vanitatum, omnia
vanitas", "ijdelheid der ijdelheden, alles is
ijdelheid." In Bruegels schilderij en in de wijd
verspreide dodendansen zie je vaak een paartje
minnekozen en luit spelen, terwijl de Dood hen komt
halen.
Voor een kunsthistorisch en didactische uitwerking van
het motief, zie: van der Kaap, Albert,
De luit in de
schilderkunst (leereenheid). Ook:
Bruegel als renaissancekunstenaar.
Memento Mori-beelden met en zonder zandloper.
Kaarten en kaartenmakers. Mercator en Ortelius
De zestiende-eeuwse pioniers van de moderne geografie
zoals Abraham Ortelius (1527-1598) en Gerard Mercator
(1512-1594) waren meer dan zomaar kaartenmakers, die de
bekende en nieuw ontdekte gebieden in landkaarten wilden
vatten. Ze kwamen voort uit de aloude kosmografische
traditie. Mercator was een leerling van Gemma Frisius,
en maakte op aanraden van zijn leermeester zelf ook
instrumenten zoals astrolabes en globes.
Bij de wereldkaart uit zijn atlas bracht Ortelius een
aantal citaten aan van de Romeinse auteurs Cicero en
Seneca. Elk van die citaten benadrukte het belang van
een kosmisch perspectief, van waaruit menselijke
beslommeringen nietig worden. Centraal onderaan lezen we
bijvoorbeeld: “Welke menselijke zaken kunnen belangrijk
lijken voor een man die alle eeuwigheid voor zijn ogen
houdt en de uitgestrektheid van het universum kent?”
Dat ook de beroemde postume Atlas van Mercator (1595)
bedoeld was als een soortgelijke spirituele oefening
blijkt uit de ondertitel: “Kosmografische meditaties
over de schepping van de wereld en de vorm van het
geschapene”. (p. 54-55)
Theatrum Orbis Terrarum van Abraham Ortelius.
Ingekleurde voorpagina met de 5 continenten 1591.
De eerste druk: 1570.
Ook hier is In de ban van de Tijd noodgedwongen
erg beknopt. In Histoforum Magazine is over
Mercator en andere Kaartenmakers en hun wereldbeeld
uitvoeriger gepubliceerd.
De uitgevers verkochten de kaarten ongekleurd, de
kaarten in principe als losse katernen, zodat de koper
ze kon inbinden met een eigen gepersonaliseerde band.
Gekleurde kaarten konden het dubbele kosten van niet -
gekleurde (afhankelijk van de gebruikte grondstoffen).
Het inkleuren of ‘afsetten’ gebeurde met de hand door
gespecialiseerde ambachtslui, die een afzonderlijke
beroepscategorie vormden binnen het St.-Lucasgilde. Het
was vaak het werk van vrouwen of van hele families.
Zie ruimer uitgewerkt:
Mapping the World.
Nulmeridiaan. Zomeruur of wintertijd?
Zonnewijzer voor het stedelijk museum in Hasselt
(Belgisch Limburg). Op 23 september 2018, bij het begin
van de astronomische herfst, gaf die hier op 50°56’
noorderbreedte en 5°20’ oosterlengte (ongeveer) 1 uur en
40 minuten vroeger aan dan de zomertijd op mijn
kwartshorloge.
Maandag 8 maart 2017. Zonnetijd: ongeveer 11.20u,
horlogetijd (wintertijd): 12.12 u.
Het gemiddelde verschil bedraagt
39 minuten, variërend tussen -22 en -53 minuten. Voor
exacte schommelingen op een bepaalde datum dient een
eenvoudig tabelletje geraadpleegd, een
analemma diagram. (Bijvoorbeeld: voor de correcte
zonnetijd moet op 5 april 3 minuten bijgeteld, op 5
maart en de hele verdere maand van de gevonden tijd 3
minuten afgetrokken.)
Jacht op de universele
tijdwijzer
Een vaste zonnewijzer als bovenstaande
functioneert slechts nauwkeurig voor één plaats, op één
breedtegraad. Vrij vlug ontwierp de toonaangevende
Leuvense astronomische school rond Frisius, Mercator en
diens opvolger Arsenius een universele, draagbare
zonnewijzer. Het zoeken naar een niet-plaatsgebonden
astronomisch instrument fascineerde Frisius al lang.
Ergens in deze periode pikte hij de sinds eeuwen in
vergetelheid geraakte uitvinding op van het moslim-genie
al-Zarqali: het universele astrolabium
(Toledo, ca. 1065). Aangebracht op de achterzijde van
een ‘normaal’ astrolabium werd dit zowat het handelsmerk
van de ‘Leuvense school’, beroemd en gegeerd tot aan het
Spaanse hof van Filips II.
Frisius’ uitvoerige handleiding hierover is het jaar na
zijn dood postuum gepubliceerd door zijn zoon en
opvolger Cornelius.
(Reinerus) Gemma Frisius, De astrolabo catholico
liber, Antwerpen, Johan Studius, 1556, 366 blz. –
met toevoegingen door zoon Cornelius Gemma – volledig te
raadplegen via
Google Books.
Gualterius Arsenius,
universeel tafelmodel zonnewijzertje. Leuven 1558.
Diameter 7 cm. Brussel Koninkl. Musea voor Kunst en
Geschiedenis.
Adriaan Zeelst, Astronomische
ring. Gebruikt om de plaatselijke tijd te bepalen door
middel van de declinatie van de zon en/of sterren. Is
een typisch Leuvens product. Diameter: 12 cm
Reeds in 1534 ontwikkelde Gemma Frisius (1508-1555) de
astronomische ring (een gedeeltelijk
opvouwbaar en vereenvoudigd astrolabium), uitvoerig
beschreven in zijn Usus Annuli Astronomici (1548)
(Gebruik van de Astronomische Ring, volledig
raadpleegbaar via Google Books) Hieruit ontwikkelde de
Engelse astronoom en wiskundige William Oughtred
(1574-1660) omstreeks 1600 een klein invouwbaar
armillairsfeertje, een ingenieuze universele draagbare
ringzonnewijzer, bruikbaar zowel in het
noordelijke als het zuidelijke halfrond. Nuttig nu de
ontdekkingsreizen van Engelsen en Hollanders hen steeds
vaker ten zuiden van de evenaar voerden. Ter
herinnering: Francis Drake voltooide in 1580 zijn reis
rond de wereld; in 1600 bereikten de eerste Nederlanders
Japan in het schip De Liefde, met de Engelse piloot
(navigator) Will Adams. Zie Neil MacGregor,
Shakespeare’s rusteloze wereld (2016)en Giles
Milton,
Samoerai William (2008).
Moderne replica van universeel
ringzonnewijzertje uit Royal Observatory Greenwich.
Diameter: 6 cm, gewicht 40 gr.
Vlak ingevouwen kan het als
hanger gedragen worden.
Parijs ca.1685. Historische
universele equinoctiale ringzonnewijzer door Nicholas
Bion, astronomische instrumentenbouwer voor Lodewijk
XIV. Diameter: 9,53 cm
Uitzonderlijk fraai en zeldzaam exemplaar. De tijd wordt
gemeten door een zonnepuntje dat binnenvalt door het
gaatje tussen de twee schroeven aan de bovenkant van de
brug. Op de buitenste ring zijn de namen van steden
ingegraveerd met hun breedteligging: Bordeaux, Vienne,
Constantinopel...
Geveild voor $11.800.
Beknopte
gebruiksaanwijzing.
Eerst moet de breedtegraad ingesteld via de beweegbare
‘troon’ bovenaan de ‘meridiaanring’. De zonnewijzer
wordt opengeklapt, zoals de twee hierboven, en aan een
koordje opgehangen door het oog van de ‘troon’. Het
geheel wordt zodanig gedraaid tot een zonnestraal
doorheen een gaatje in de ‘brug’ een scherp lichtpuntje
laat zien op de uurschaal in het midden van de
binnenzijde van de equatoriale ring. Daar wordt dan de
tijd afgelezen.
Bij een juiste tijdmeting staat de buitenring nu in
noord- zuidrichting, de opengeklapte binnenring ligt
parallel aan de evenaar en de brug is parallel aan de
aardas. De zonnewijzer is dus tevens een klein kompas en
een model van de wereld
De Oostenrijkse firma Kala vervaardigt een zeer
betaalbare replica van een historisch exemplaar, bewaard
in Royal Observatory Greenwich.
Deze link geeft schematische uitleg; als je naar
beneden scrolt krijg je toegang tot YouTube filmpjes die
de werking goed laten zien.
Die replica (hierboven ingevouwen als hanger) hebben wij
herhaaldelijk uitgetest. Door het zeer kleine
lichtpuntje en de minutenschaal per 5 minuten, laat hij
nauwkeurigere metingen toe dan bij de grote zonnewijzer
voor het Hasseltse museum. Net zoals bij de originele
exemplaren is in de buitenste ring de breedteligging van
een aantal belangrijke steden gegraveerd, zodat de
gebruiker die niet steeds moet opzoeken: Lissabon,
Londen, Madrid …
Op het noordelijk halfrond gebruik je de voorzijde;
zuidelijk, beneden de evenaar de achterzijde.
Om de tijd beter te kunnen aflezen verschenen vrij
spoedig grotere formaten. Doch nog steeds draagbaar en
als tafelmodel, te oordelen naar de zeer schaarse
portretten uit de 18de eeuw, waar Engelse adel een
dergelijk instrument op de schoot houdt, meestal in
gezelschap van een wereldbol.
Dergelijke zonnewijzertjes zijn gebruikt tot in de 19de
eeuw.
Triomf van de Klok
Tot zowat 1865 had elke plaats in ons land en elders
haar eigen uurregeling, gebaseerd op de plaatselijke
zonnetijd. Daarom vind je oude, meestal buiten gebruik
gestelde zonnewijzers tegen elke kerktoren. Daarom is in
veel kerken de plaatselijke meridiaan in de vloer
ingelegd. Zoals in de Antwerpse kathedraal, of de Romeinse
Santa Maria degli Angeli, door Michelangelo op last van
Pius IV ingebouwd in de thermen van Diocletianus tussen
1563 en 1566, waar de 46 meter lange meridiaanlijn een
complete astronomische kalender vormt (weliswaar
aangelegd in 1703, lang na de dood van de kunstenaar).
Of zelfs in de aula van de Gentse universiteit.
Toch even vermelden: in de Duomo van Firenze is een
identieke astronomische kalender ingelegd in het
middenschip. Zijn huidige vorm dateert eveneens uit de
18de eeuw. De gnomon, het lichtpuntje van de middagzon,
valt door een kleine opening in de lantaarn van
Brunelleschis's beroemde koepel.
Santa Maria degli Angeli. De kalendario et cyclo
Caesaris, Francesco Bianchini, Romae, 1703. Schets van
de astronomische kalender op de meridiaanlijn.
S. Maria degli Angeli, astronomische kalender op de
meridiaanlijn. (Eigen foto)
Miljoenen gelovigen en toeristen bezoeken jaarlijks
Vaticaanstad. Weinigen realiseren zich dat het plein
voor de St.-Pietersbasiliek eveneens één groot uurwerk
annex astronomische kalender vormt, met de
oud-Egyptische obelisk als gnomon: het
horologium Sancti Petri.
Foto genomen van op het dak van de St.-Pietersbasiliek, donderdag 30 oktober 2003, 16 u. (eigen foto’s)
De obelisk is 25 m hoog en staat op een sokkel (40 m,
sokkel inbegrepen, 41 m met kruis). Hij is afkomstig uit
Heliopolis (Egypte), in opdracht van keizer Caligula (12
– 41) naar Rome gebracht en op de Vaticaanheuvel
geplaatst, in het Circus van Nero als draaipunt bij de
wagenrennen. In 1586 gaf paus Sixtus V aan Domenico
Fontana de opdracht obelisk op het St.-Pietersplein op
te stellen. Het was een hele onderneming om het monument
van 350 ton te verplaatsen. 900 man en 140 paarden
werden ingezet voor het karwei. Pas in 1817 is de obelisk
omgevormd tot een astronomische zonnewijzer.
Rondom de obelisk is op de grond een kring aangebracht
van marmeren stenen in de vorm van een windroos.
Cirkelvormige witte stenen geven aan tot waar de schaduw
valt op de belangrijke keerpunten van het astronomisch
jaar.
Een zelfde situatie zou volgens Wikipedia gelden voor de
beroemde “Naald van Cleopatra” op de Place de la
Concorde in Parijs, waarbij de obelisk functioneert als
gnomon voor een astronomische kalender. Bij inspectie,
21 juli 2022, bleek dat mijn geheugen me niet in de
steek had gelaten: dit klopt niet meer. Bij een vorige
heraanleg van het plein is de astronomische kalender
verdwenen.
Toch even vermelden: de obelisk heeft niets te maken met
Cleopatra; hij is afkomstig van Luxor en was opgericht
door Ramses II, wiens namen voorkomen in de hiërogliefen
waarmee de obelisk overdekt is.
Vreemde genoeg geven plaquettes op het voetstuk details
over het transport vanuit Egypte in 1833, maar totaal
geen informatie over de hiërogliefen .
Sinds de aanvaarding van het heliocentrisme is alle
tijdrekening op de globe gebaseerd op de omwentelingen
van onze planeet. De omtrek van de aarde is verdeeld in
360°. Dat betekent dus 15° per uur. Er is alleen een
beginpunt nodig, de nulmeridiaan.
Tegenwoordig is dat Greenwich, bij Londen. In de vloer
van het Royal Observatory is die nulmeridiaan ingelegd
in koper. Dat is pas zo sinds 1884. Toen besliste een
internationale conferentie in Washington D.C. daarover.
Greenwich werd verkozen met 22 stemmen tegen 1. De
Dominicaanse Republiek stemde tegen; Brazilië en
Frankrijk onthielden zich. Niet te verbazen: tot dan toe
was de meridiaan van Parijs de grootste kanshebber na
Greenwich. Frankrijk en Engeland waren de hele
achttiende en negentiende eeuw gezworen erfvijanden. Men
schrikte er niet voor terug om wetenschappelijke
resultaten te vervalsen ten voordele van de eigen
nationale trots. (Een glimp van die rivaliteit vind je
terug in de verhalen van Jules Verne.) Verwezen de
Britten naar de wetenschappelijke expedities van Cook,
de Fransen voerden zijn tijdgenoten La Pérouse en de
Bougainville op. Enfin, Greenwich haalde het. Voortaan
was de Londense voorstad het vertrekpunt van de
lengtegraden ... en van de tijdmeting. De twee zijn
immers onlosmakelijk met elkaar verbonden. Omwille van
politiek-economische redenen loopt zelfs de stad
Greenwich nu in de zomer 1 uur voor op GMT. Die
Greenwich Mean Time heet tegenwoordig UTC (Universal
Time Coordinated) en blijft het hele jaar door
onveranderlijk de echte zonnetijd aangeven.
Voor 1884 gebruikten kaarten ofwel de meridiaan van
Greenwich, die van Parijs of van het eigen land als
nulmeridiaan. Mercator en zijn tijdgenoten hielden het
bij de meridiaan die over de “Eilanden der Gelukzaligen”
liep. (=De Canarische eilanden. Las Palmas ligt nu op
28°10’ NB en 15°29’ WL.) Later verlegde Mercator de
nulmeridiaan wat naar het westen omdat hij uit de studie
van de meest betrouwbare reisverslagen tot de
overtuiging was gekomen dat hier de magnetische
afwijking van het kompas het geringste was.
Dat veranderde pas door de opkomst van de spoorwegen:
voor de uurregeling van de treinen was eenzelfde tijd,
minstens binnen de landsgrenzen, onontbeerlijk. De
meridiaanlijn in de Antwerpse kathedraal werd trouwens
daartoe aangebracht, niet in de middeleeuwen, maar pas
in 1838, op last van het jonge onafhankelijke België.
(België was het eerste land ter wereld dat, gedwongen
door economische factoren, een geïntegreerd spoorwegnet
uitbouwde. De eerste trein reed hier in 1835, in
Nederland 1839) De ‘Brusselse tijd’ is zelfs pas vanaf
1892 in het hele land, ingevoerd!
Zomertijd?
Terwijl dit geschreven wordt (september 2018) woedt in
de hele EU een verhitte discussie over het al dan niet
afschaffen van de halfjaarlijkse wisseling zomertijd
(klok 1 uur vooruit) – wintertijd (klok 1 uur
achteruit). Men wil ‘de mensen democratisch laten
beslissen’. Poeh!
In Duitsland en België is een meerderheid voor het
behoud van de zomertijd: langer licht ’s avonds, veel
langer donker in de winter (tot 9.30 uur – dus
gevaarlijk voor ochtendspits en kinderen op weg naar
school). Er wordt over gediscussieerd in cafés en in de
krant, met een passie een betere zaak waardig. Op
televisie heb ik nog nooit zoveel onwetenschappelijk
gezemel en onwetendheid zien demonstreren door vier hoog
opgeleide, verstandige mensen!
Al bij al een schitterend voorbeeld van
pseudo-democratie! Laat je onwetenden ook beslissen over
de afstand aarde - maan, of het aantal seconden in een
minuut? Want een astronomisch-wetenschappelijke stem heb
ik tot nog toe niet gehoord. Vraag het de zon! Logisch
toch!
De hele discussie is het sprekende bewijs dat de huidige generaties -omdat ze het niet meer beseffen- het verband verbroken hebben tussen de astronomische, kosmologische oorsprong van de tijdmeting en het uurwerk, zoals hierboven geponeerd in het Horologium Sapientiae. Met andere woorden, wat de Nederlandse historicus Jan Romein (1893-1962) noemt: "De afwijking van het algemeen menselijk patroon."
Eind oktober 2022 laaide de discussie opnieuw op: 29
oktober zou de wintertijd weer ingaan. Dus klokken een
uur achteruit. Intussen gaan er steeds meer stemmen op,
van wetenschappers ditmaal, om terug te keren naar de
echte zonnetijd.
Opmerking: er is geen enkel verband tussen uurwerk en
reële tijd. De intrige van Jules Vernes De reis rond de
wereld in 80 dagen is net daarop gebaseerd, omdat zijn
bediende Passepartout zijn zakhorloge op de tijd van
Londen laat staan, zonder aanpassing aan de plaatselijke
tijd van de reis.
Om te besluiten: de plaats waar een meridiaan en een
breedtecirkel elkaar snijden heet confluentiepunt
(van het Latijn con-fluere = samen-vloeien).
België telt er vier, Nederland acht. Tot nu toe waren
dat slechts denkbeeldige lijnen op een kaart of globe,
zonder monumenten in het landschap (zoals je die wel
aantreft in Greenwich of op de evenaar in Ecuador). Maar
met de komst van GPS kun je nauwkeurig bepalen waar in
je buurt zo'n confluentiepunt ligt. Er is zelfs een
website aan gewijd met foto's van dergelijke punten!
John Harrison en de plaatsbepaling op zee
In volle zee zijn er geen wegwijzers. En
satellietgestuurde GPS is een zeer recente uitvinding.
Hoe konden zeelieden weten waar ze zich bevonden op de
aardbol?
Om de breedtegraad te bepalen, hun positie ten opzichte
van de evenaar, maten ze op het noordelijk halfrond
overdag de hoogste stand van de zon en ’s nachts de
hoogte van de poolster. De hoogte van deze laatste geeft
tevens de breedteligging aan. Bij ons staat ze op 51°
graden, dus dat komt overeen met 51° noorderbreedte.
Voor die plaatsbepaling volstaan zeer eenvoudige
instrumenten als de kruisstaf of jakobsstaf,
vooropgesteld tenminste dat je schip niet te zeer
schommelt op de golven. In de loop van de vijftiende en
zestiende eeuw kwamen meer ingewikkelde toestellen in
zwang, en het astrolabium. Dit laatste kon na zijn
perfectionering door onder anderen Gemma Frisius en
Mercator, voor zeer gecompliceerde astronomische
berekeningen worden aangewend.
De bepaling van de lengte, dit is de afstand ten oosten
of ten westen van een bepaalde plaats, is een ander paar
mouwen. Doordat de bolvormige aarde in 24 uur om haar as
draait, kent elke plaats ter wereld bij elke wenteling
van 360° een dag van 24 uur. De meridianen geven deze
graden aan. In één uur draait de aarde 15 graden. Als
het middag is in Istanboel is het pas 10 uur ’s ochtends
in Londen. Londen ligt dus op 30 lengtegraden of twee
uur ten westen van Istanboel, waarmee die lentegraden
een maat zijn voor zowel tijd als afstand. Aan de
evenaar, waar de omtrek van de aarde het grootst is,
zijn vijftien graden gelijk aan duizend zeemijlen
(1853,2 km). Ten noorden of ten zuiden van die linie
blijft een lengtegraad vier minuten, maar in termen van
afstand krimpt een graad van 68 mijl aan de evenaar tot
vrijwel niets aan de polen.
Als je uit Londen vertrekt en je neemt je kwartshorloge
mee naar Istanboel, hoef je maar te vergelijken met de
plaatselijke tijd om te weten hoeveel graden Istanboel
ten oosten van Londen ligt. En hier wringt nu het
schoentje. Ten tijde van de Grote Ontdekkingen en nog
lang daarna waren er geen precisie-uurwerken op zee.
Gemma Frisius wees in 1530 reeds de weg naar de
oplossing. De geniale Nederlander Christiaan Huygens
(1625-1695) nam het op zich dit probleem op te lossen.
Vanaf zijn zevenentwintigste jaar, toen hij zijn eerste
slingeruurwerk ontwierp, probeerde hij het keer op keer.
Maar een slingeruurwerk functioneert niet bevredigend op
zee, door het rollen en stampen van het schip.
In afwachting moesten de zeelieden zich tevreden stellen
met het gegist bestek. Dit werkte als volgt: een plankje
werd verbonden met een touw, waarin op regelmatige
afstanden een knoop was gelegd. Een matroos gooide het
plankje, het log, overboord; het touw rolde af; een
tweede matroos mat met een zandloper het aantal knopen
af dat binnen de vastgestelde tijdseenheid in het
kielzog verdween. Zo stelde men vast hoeveel knopen het
schip liep en zo kon bij benadering de afgelegde afstand
bepaald worden. Niet erg nauwkeurig. Zeker als een
vliegende storm het loggen dagenlang onmogelijk maakte.
De oplossing kwam uiteindelijk uit Engeland. De directe
aanleiding was een scheepsramp, vlak onder de kust. In
1707 verging een volledige vloot op de klippen van de
Scilly Islands, nog geen 40 mijl uit de kust, omdat de
admiraal van de vloot en zijn kapitein van het
vlaggenschip het niet eens raakten over hun juiste
positie.
Dit was niet de eerste catastrofe van dergelijke omvang
in deze wateren. De historische ondergang van de Spaanse
Armada Invencible in 1588 is volgens recente bevindingen
veroorzaakt door hetzelfde probleem. De Spaanse
kapiteins schatten de lengtegraad van hun positie
verkeerd in, ondermeer omdat de tegenwerking van de
Golfstroom hun onbekend was. Daardoor zeilden ze veel
minder westelijk op de vrije Atlantische Oceaan dan ze
dachten en verging een aanzienlijk aantal schepen op de
rotsen van de Ierse kust.
In 1714 nam het parlement een wet aan, die subsidies en
een beloning van £20.000 in het vooruitzicht stelde voor
wie het lengtegraadprobleem kon oplossen. Om in
aanmerking te komen moest de gevonden methode haar
waarde bewijzen op een reis naar West-Indië met een
afwijking van twee minuten over de hele reis gemeten.
Een nauwkeurige, draagbare klok, die bestand was tegen
de menigvuldige schommelingen van een zeereis, mocht dus
geen slingeruurwerk zijn. Als aandrijving kon een stalen
veer dienen, wat al langer gekend was. Om een lang
verhaal kort te maken: na een heel leven van
experimenteren slaagde John Harrison (1693-1776) er in
1761 eindelijk in een precieze vrijwel wrijvingsloze
chronometer te ontwerpen die geen smeerolie of reiniging
behoefde, gemaakt van roestvrije materialen en die op
een reis van negen weken naar Jamaica slechts 5 seconden
achterliep, oftewel ongeveer 1,25 lengteminuut, hetgeen
ruim binnen de marge van 30 lengteminuten viel die de
meridiaancommissie had toegestaan. Hij supprimeerde de
slinger en combineerde diverse metalen zodanig dat de
componenten het krimpen of uitzetten door
temperatuurswijzigingen compenseerden, waardoor de
snelheid van de klok constant bleef.
Harrison, een autodidact van eenvoudige geboorte en hoge
intelligentie, wekte in het bijzonder de vijandschap van
Nevil Maskelyne, de vijfde koninklijke astronoom, die
zijn aanspraak op het felbegeerde prijzengeld bestreed
en wiens tactiek op bepaalde momenten alleen maar kan
beschreven worden als vals spel. (Wij hebben de indruk
dat hij zelf de beloning in de wacht wilde slepen.)
Maskelyne had recentelijk een methode geperfectioneerd
van maanobservatie, die moest gebruikt worden samen met
zijn nautische almanak. Dit leverde behoorlijk
nauwkeurige resultaten op, zoals Cook zou bewijzen op
zijn eerste reis, maar vereiste een jarenlange opleiding
en langdurige berekeningen. In vergelijking daarmee bood
John Harrison de wereld een klein, tikkend apparaat in
een kastje. Belachelijk! Erger nog, dit toestelletje
loste het lengtegraadprobleem op, zonder dat de
gebruiker eerst wiskunde of astronomie moest machtig
zijn. In de ogen van wetenschappers en hemelnavigators
school er iets onfatsoenlijks in de zeeklok. Iets
goedkoops. Iets onechts.
John Harrison in zijn werkkamer. Achter hem een eerder
ontwerp van zijn chronometer. Voor hem op de werktafel
zijn H4, zijn vierde chronometer uit 1761, uiteindelijk
bekroond door de Board of Longitude in 1773.
De definitieve Harrison-chronometer, H4, een wat groot
uitgevallen zakhorloge, 13 cm diameter, met een gewicht
van 1,45 kg.
Harrison kon pas kort voor zijn dood, na jarenlange
processen, de rest van de beloofde beloning in de wacht
slepen. En dan nog was daarvoor de directe tussenkomst
van koning George III nodig. Het duurde nog een hele
poos voor zijn chronometer goedkoper en kleiner werd en
daardoor algemeen toegepast, eerst in de Engelse marine
en enkele decennia later in alle marines ter wereld ( de
Nederlandse en Franse eerst).
Hier brengt In de ban van de tijd een belangwekkende
aanvulling: de grote, veel minder gekende rol die de
Franse tijdgenoten van Harrison, Pierre Leroy en
Ferdinand Berthoud, speelden in de ontwikkeling van de
maritieme chronometers. (p. 129-134)
In de daaropvolgende bladzijden komen de reizen van Cook
aan bod. Meer hierover:
De fenomenale James Cook, in Waldseemüller en de
geboorte van ‘America’, dl. 1.
Over Harrison en zijn werk schreef Dava Sobel,
wetenschapsjournaliste voor de de New York Times, een
onderhoudend boekje:
Lengtegraad, Amsterdam, Flamingo Pockets,
1999, 2de druk.
Dit werd later verfilmd tot een
televisiereeks en
uitgebracht op DVD: Longitude, 2004.
Verdere ontwikkelingen in de 20ste en 21ste eeuw.
In de ban van de tijd stopt einde 19de eeuw, met Jules
Verne en De reis rond de wereld in 80 dagen. De
hoofdpersoon, Phileas Fogg is het prototype van
de flegmatieke Brit, die leeft volgens de klok, maar door
de datumgrens verslagen wordt – en toch zijn weddenschap
wint. Je kunt het boek gratis downloaden, met de
originele etsen, bij Project Gutenberg, in de enigszins
archaïsch aandoende spelling van voor 1946 (Vlaanderen)
- 1947 (Nederland).
Zakhorloges waren gemeengoed sinds de 18de eeuw. Je had
ze in alle mogelijke uitvoeringen: eenvoudige in metaal;
zeer luxueuze gouden, de sluitklep al dan niet gesierd
met fraaie kleurrijke afbeeldingen in email. Ze werkten
behoorlijk nauwkeurig, mits dagelijks opgewonden.
Gouden zakhorloge;wit geëmailleerde wijzerplaat met Romeinse cijfering en Arabische minutenverdeling. Opwinding door de wijzerplaat. De uur- en minutenwijzer met roosgeslepen diamanten bezet. 18k gouden kast met geëmailleerde bloemenrand, de achterzijde met een tafereel naar David Teniers. Frankrijk, ca 1750; Diameter: 45 mm
Zakhorloge met erotische afbeelding op deksel.
In het begin van de Eerste Wereldoorlog (1914) voorzag
de Engelse legerleiding haar officieren van horloges die
om de pols konden gedragen worden: was gemakkelijker
wanneer de officier op zijn fluitje ten aanval moest
blazen en in de andere hand zijn revolver hield. Alle
andere legers volgden prompt. De meeste van die horloges
waren niet langer voorzien van een gesloten klep, doch
van een rasterwerk om het glas te beschermen. Veel
horloges overleefden hun dragers!
Mechanische uurwerken, die je dagelijks moet opwinden,
worden nog steeds vervaardigd. En ze gaan lang mee,
zoals het horloge van mijn in 1994 overleden vader
bewijst.
In de jaren na 1970 kwamen horloges op de markt, die
automatisch opwinden door polsbewegingen.
Dan volgden de kwartshorloges. Kwarts behoort tot een
van de meest voorkomende mineralen op deze aarde. In een
horloge doet een kleine zwakke batterij, met een
levensduur van 2 tot 3 jaar, een kwartskristal meer dan
32.000 keer per seconde trillen. Een
vertragingsmechanisme zet dat om in 1 trilling per
seconde. (Daardoor gaat de secondewijzer vooruit met
schokjes van één seconde, waar hij bij een ouder horloge
continu verder loopt.) Aanvankelijk had je digitale
horloges, zonder wijzerplaat, met cijfers in een raampje
en allerhande foefjes, zoals een rekenmachientje dat je
met een stiftje (of balpen) kon bedienen. Gedurende
enkele jaren leek dit de ondergang van de Zwitserse
precisie-uurwerken te betekenen.
Kwartshorloges laten zeer nauwkeurige tijdmeting toe en
zeer goedkope vervaardiging.
Terwijl ik aan dit artikel werkte, lag in mijn
krantenwinkel ter kennismaking het eerste nummer van een
tweewekelijks verschijnende encyclopedie Militaire
Horloges.
Kennismakingsprijs: 3,99 euro. Gratis bijgevoegd:
replica van militair Russisch polshorloge uit 1980, 2
jaar garantie! Nu, twee weken later loopt het nog exact
tot op de seconde juist.
Voorlopig eindpunt is de Smartwatch, in
feite een veelzijdige minicomputer met het uiterlijk van
een (vrij groot uitgevallen) traditioneel polshorloge.
Hiermee heb ik helaas geen ervaring. Juli 2020
veranderde dit door een toevallige (te) korte
oefensessie in Parijs, tussen twee aanvallen van het
dodelijke Coronavirus in.
Een Smartwatch kan alles wat je Smartphone kan. Alleen
is de wijzerplaat niet voldoende groot voor de
toepassing van sommige apps, bijvoorbeeld een boek lezen
of een GPS (programma om de weg te vinden); dan schakel
je bij voorkeur over naar je phone, waar je het
programma gratis kon downloaden.
Het horloge zelf is gedeeltelijk een duur speeltje. Maar
je vindt ze ondertussen in alle afmetingen, kwaliteiten
en prijzen. Grappig genoeg gebruikte mijn demonstrant
voor de uur aflezing op zijn futuristisch instrument de
antieke Romeinse cijfers, zoals ikzelf op mijn horloge.
Toen ik hem op de historische ironie hiervan wees,
schakelde hij op de tenen getrapt met één klik over naar
Arabische cijfers en toonde met een paar nieuwe klikken
hoe je het hele uiterlijk kunt wijzigen alsof het een
totaal verschillend uurwerk betreft.
Volgens twee lezersreacties dient hieraan voor de
volledigheid de radiogestuurde klok te
worden toegevoegd, die automatisch je uur verzet in huis
of auto bij overgang van zomer- of winteruur. En ook de
tijd op het torenuurwerk van de kerk aanpast en het
luiden van de klokken regelt voor de eredienst.
Daarmee zijn we terug beland bij het Horologium
Sapientiae in een 21-eeuwse versie.
Didactische tips voor studenten en volwassenen
- Algemeen: een bezinning op tijdmeting vroeger en nu.
- Uitgangspunt: rondvraag, hoe vinden wij persoonlijk
onze tijd? Horloge, (mobiele) telefoon, tablet,
computer…
- Waarom was de juiste datum van Pasen eeuwenlang een
belangrijk probleem? 2 argumenten: (Kerkelijk jaar – Nieuwjaar).
- Berekening van de lengtegraad: Frisius wees de weg,
pas eeuwen later vond Harrison de oplossing. Waarom
duurde het zo lang en waarom was het zo enorm
belangrijk?
- Waarom is al het gepraat over de keuze tussen
zomertijd - wintertijd in feite een zinloze discussie?
- Zo mogelijk: breng met leerlingen een bezoek aan een windmolen
in de buurt. Waarom? Merk het verband met de tandwielen
in het Horologium Sapientiae. Ruimer: beslist het einde
van de mythe over ‘de domme voorouder’.
Teken het schema van de overbrenging van wieken -
horizontale as - verticale as – molenstenen.
- Heb je in dit artikel iets geleerd wat je
boeide/absoluut niet wist? Wat?
Noten
1. Een alternatieve benadering voor de verhouding
mens-natuur-jaarcyclus vind je in
Landbouw gebonden aan de seizoenen en
Bruegel als renaissancekunstenaar met
daarin een bespreking van de lente, de hooi- en
korenoogst.
2.
.Filmpje
met beweging van het losse ingevoegde item (volvelle).
3. Aan Gemma Frisius is in 2008 een afzonderlijke
tentoonstelling gewijd in de Leuvense
universiteitsbibliotheek. Zie: Roegiers, Jan (redactie),
Meten en weten. Gemma Frisius 1508-2008,
tentoonstellingspublicatie, Leuven, KU Leuven, 2008,
48blz.
Daarin over Apianus. Een boek dat de wereld omvat.
Over netwerken van humanisten, klik
hier.
Over Frisius zelf:
Visioenen
van een ideale wereld? Het wereldbeeld van Thomas More
en zijn Utopia (1516), 4. Universum in de hand. Dromen
van ruimte en tijd..
4. Falk, Seb, De verlichte middeleeuwen. Een
ontdekkingsreis door de middeleeuwse wetenschap,
Amsterdam, Unieboek/ Het Spectrum, 2020, p. 149 e.v.
Mandel, Gabriele, Het uurwerk. Tijdmeters door de eeuwen
heen, Alphen a.d. Rijn, 1998, p. 48 - 49.
Pye, Michael, Antwerpen. De gloriejaren, Amsterdam, De
Bezige Bij, 2021.
5. Mandel, G., Het uurwerk. Tijdmeters door de eeuwen
heen, Alphen a.d. Rijn, 1998:62)
6. Belkin, K. & Depauw, C., Beelden van de dood. Rubens
kopieert Holbein, Antwerpen, Rubenshuis, 2000.
Balace, S. & De Poorter, A., Tussen hemel en hel.
Sterven in de middeleeuwen, 600-1600, Brussel,
Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, 2011.
Jos Martens, september 2018-augustus 2021-september2023.