Artikelen      Histoforum      Lesmateriaal      Community      Vaklokaal 

Columns

In de rubriek columns verschijnt op ongeregelde tijden een column over didactische of historische zaken.

Albert van der Kaap, Enschede, albert@vanderkaap.org      

Het gereformeerde meisje en Die Goldene Stadt

In 'Het roer kan nog zesmaal om' vertelt Maarten ’t Hart een verhaal over een bezoek aan een bioscoop: “Mijn vader zei: ‘Laten we naar de Cineac gaan.’Daar ik niet wist wat het woord cineac betekende en het al helemaal niet bij me opkwam dat wij overdag een bioscoop konden binnengaan, protesteerde ik niet. Pas toe we binnen waren besefte ik dat we zondigden, maar ik durfde in het duister niets te ondernemen tegen mijn vader die mij in een stoel duwde. Manhaftig sloot ik de ogen. Ik weigerde te kijken, zonde was zonde, ook overdag’ ('t Hart, 1984, pp. 185,86).

Toen ik dit las moest ik meteen denken aan een verhaal van mijn moeder. Het was oorlog en geregeld vlogen er bommenwerpers over. Dat laatste leek er niet toe te doen, maar toen het verhaal vorderde bleek dat juist dit detail het verhaal een extra lading gaf. 'Ze zeggen dat er in Ter Apel een mooie film draait, Die Goldene Stadt', zei een vriendin tegen mijn moeder. Maar een gereformeerd meisje ging niet naar de bioscoop (een gereformeerd jongetje ook niet trouwens). Ze konden de verleiding echter niet weerstaan en ze gingen naar binnen. En terwijl het geronk van de vliegtuigen boven het geluid van de film uitkwam zaten de beide vriendinnen met kloppend hart naar Die Goldene Stadt te kijken. De volgende dag, aan het ontbijt, zei haar broer tegen haar moeder ‘Ze zeggen dat er een prachtige film draait in Ter Apel’. Verstoord keek haar moeder op: ‘Je bent toch zeker niet naar de film geweest? Ik niet, zei haar broer en met een samenzwerderige bleek richting mijn moeder deed hij er verder het zwijgen toe.

"Die Goldene Stadt" was een van de eerste grote Duitse kleurenfilms. Tijdens de premiere (1943) in het theater voor de Duitsefilm, het Rembrandttheater aan het Rembrandtsplein in Amsterdam pleegde de Amsterdamse verzetsgroep van Gerrit Jan van der Veen met een brandbom een aanslag op het theater dat volledig uit brandt. Het was een waarschuwing van het verzet om niet meer naar de bioscopen te gaan. Later bleek, dat ook de brandweer geen poging deed om het theater te redden en alleen de omringende percelen nat hield. De oproep had geen succes, in Nederland bezochten zo'n 1,7 miljoen Nederlanders dit Blud-und-Boden-melodrama, dat na de oorlog door de geallieerde militaire regeringen werd verboden.

In Die Goldene Stadt droomt Anna Jobst, de dochter van een rijke boer uit de buurt van Budweis, ervan ooit de "gouden stad" Praag te zien. Dat heeft ze van haar moeder, die in het moeras in de buurt van de boerderij verdronk toen Anna vier jaar oud was. Haar vader houdt vol dat ze in het donker verdwaald is en zo in het moeras terecht kwam. Maar in het dorp wordt gefluisterd dat de Waterman haar gehaald heeft omdat ze altijd maar van huis weg wilde. Anna vertrekt Praag, de grote stad, en stort zich daar in het ongeluk. Tot bezinning gekomen, maar zwanger keert ze uiteindelijk terug naar het platteland, maar blijkt daar verstoten door haar vader. Ze ziet geen uitweg meer en verdrinkt zichzelf, net als haar moeder dat heeft gedaan, in het moeras.

Hoe sterk het besef van zonde leefde onder bepaalde protestanten blijkt ook uit dit citaat van een in 1978 90-jarige man:

“Heb ik nu heel mijn leven mij vergist? Wat ben ik dan een dwaas geweest. 10 jaar heb ik veel geld gegeven voor de Geref. Kerken, ik heb nachten wakker gelegen uit angst voor de hel, voorbereidingsweken voor het Heilig Avondmaal waren mij een kwelling, gedachten aan de onmogelijkheid van de Bijbelse verhalen waren voor mij een bewijs hoe zondig ik was en noem maar meer op. Ik ging nooit naar een bioscoop, ik durfde mijn meisje nauwelijks aan te raken uit vrees voor een gedwongen huwelijk, enz. Is dat nu allemaal onzin geweest? Of was het in de lijn van Gods Woord?”

Maar ook nog in 2010 schreef een man van in de vijftig:

'Ik ben opgevoed zonder tv, bioscoop, cafe, dansen en kaarten. Computer was toen nog lang niet aan de orde. Alles wat ik hier op noem was zonde, dus dat deed je ook gewoon niet, hoewel ik natuurlijk ook jong geweest ben en ook weleens ( ook door vrienden) op plaatsen ben geweest waar ik niet hoorde. Maar afijn, dat gebeurde dan wel zo dat mijn ouders er niets van merkten. Helaas niet goed geweest van mij, ik ben me er ook heel erg van bewust. De Heere heeft alles gezien en gehoord wat ik gedaan hebt.
Voor mij zijn al die onderwerpen die ik aangaf nog steeds zonde, want de Heere verandert niet en Zijn Woord ook niet en daarom vind ik het altijd erg als er bij een profiel van een jongen of meisje of man of vrouw staat geschreven of aangevinkt dat deze onderwerpen bij zijn of haar ontspanning of hobby behoren. Tegenwoordig ook films thuis bekijken is ook aan de orde, valt bij mij ook onder bioscoop.'

Referentie

't Hart, M. (1984). Het roer kan nog zesmaal  om. Amsterdam: De Arbeiders Pers.

Vreugdenhil, M. (1978) Kritiek en nog eens kritiek? Waarheid en Eenheid, het blad van de verontruste Gereformeerde,  8 september 1978. Geciteerd op http://www.jaapfijnvandraat.nl/index.php?page=artikel&id=3927

Café, bioscoop, dansen en kaarten (2010) http://www.gereformeerdgezind.nl/forum/viewtopic.php?p=65382&sid=5ec0d15f8857005d3f1e40a580db8f98

 



 Columns


Copyright:  Albert van der Kaap