Artikelen      Histoforum      Lesmateriaal      Community      Vaklokaal 

Columns

In de rubriek columns verschijnt op ongeregelde tijden een column over didactische of historische zaken.

Albert van der Kaap, Enschede, albert@vanderkaap.org      

Kwade internetgeesten

Onlangs kreeg ik een mailtje van een collega, waaruit zowel frustratie als een zekere berusting sprak. 'Ik ben net weer eens bezig geweest', schrijft hij, 'met een favoriete hobby: op het internet uitpluizen waar het hooggeëerd gespuis de informatie voor zijn werkstukken vandaan heeft. En ik heb mijn reputatie weer eens helemaal waargemaakt, want vrijwel alles is getraceerd.' Van zijn leerlingen uit de onderbouw kan hij het 'ergens' nog wel begrijpen; 'veel leerlingen hadden echt wel hun best gedaan, maar ze begrepen niet dat als je hier en daar een woord of zin verandert (ik had nadrukkelijk gezegd dat overschrijven niet mocht) je in principe nog hetzelfde stukje houdt.' Hij heeft het cijfer enigszins aangepast en beschouwt het als een rondje educatie. In de bovenbouw is hij al een stuk strenger. Maar waar hij zich het meest over verbaast en ergert is de mate waarin op internet van elkaar geleend en regelrecht gejat wordt. En dan blijft het niet beperkt tot scholierensites, ook zogenaamde 'gerenommeerde' sites maken zich er schuldig aan. 'Telkens en telkens weer' zo vervolgt hij, 'vind je dezelfde informatie op het net, veelal nog gedeeltelijk foutief ook'.

Ik denk dat veel collega's zich in deze verzuchtingen zullen herkennen. En het probleem beperkt zich niet tot leerlingen in het voortgezet onderwijs. In de V.S. zijn er al diverse softwareprogramma's op de markt waarmee universitaire docenten (sic!) eenvoudig kunnen nagaan of en in welke mate studenten werkstukken van internet hebben gehaald. Zonder de illusie te hebben dat je het probleem helmaal kunt oplossen, kun je er, denk ik, toch wel het een en ander tegen doen.

Veel opdrachten hebben een heel algemeen karakter, waardoor de kans dat er op internet al een werkstuk over te vinden is relatief groot is. De kans daarop wordt een stuk geringer als je de opdrachten een lokaal of regionaal karakter geeft. Dus niet de Tweede Wereldoorlog, maar de Tweede Wereldoorlog in Limburg of Maastricht. Een website met de resultaten van een: onderzoek naar klassieke elementen in de architectuur van Enschede zul je niet snel tegen komen.  

Je kunt leerlingen natuurlijk een traditioneel verslag laten maken over toneel in de klassieke oudheid, maar je kunt hen ook een programmaboekje laten maken. Niet alleen is de kans op plagiaat veel minder groot, maar je doet ook een veel groter beroep op de creativiteit van leerlingen. Omdat lezers hoogstens een minuut of tien voor aanvang van de voorstelling de informatie tot zich nemen moeten de leerlingen nadenken over de vorm waarin ze de informatie gieten. Waar gebruik je tekst, waar afbeeldingen en schema's? Als de leerlingen de kans zouden krijgen om zo'n boekje te maken voor de Schouwburg gaat ook de lay-out een grote rol spelen. Een collega klassieke talen kreeg bij toeval zo'n door leerlingen gemaakt boekje onder ogen en dacht dat het een product van de schouwburg was. Een mooier compliment konden de makers niet krijgen.

Je kunt je erover verbazen of ergeren dat er van elk boek op internet wel een of meer samenvattingen te vinden zijn. Maar je kunt er ook gebruik van maken. In plaats van leerlingen zelf een samenvatting te laten schrijven kun je leerlingen ook vragen commentaar te leveren op een samenvatting van internet, Of je vraagt hen twee of drie samenvattingen met elkaar te vergelijken. Collega's Nederlands zullen ongetwijfeld veel creatievere opdrachten kunnen bedenken waarbij het simpelweg kopiëren en plakken met control c en control v wordt vervangen door een meer zinvol gebruik van internet.

Belangrijk is natuurlijk ook om leerlingen goed duidelijk te maken wat de gevolgen van plagiaat zijn. Dat kan op een simpele manier door in het beoordelingsmodel eisen te stellen aan de bronvermelding. Zo kun je eisen dat elk letterlijk citaat langer dan drie/vier regels in een noot verantwoord wordt en dat alle gebruikte bronnen terug te vinden zijn in een literatuurlijst. Als je voor bronvermelding en literatuurlijst een aantal punten geeft (bijvoorbeeld 10-20 van de 100) kun je eenvoudig punten aftrekken als je merkt dat leerlingen zich hier niet aan houden. Uiteraard staat er op het integraal overnemen van het werkstuk van een ander maar één straf.
Mijn collega eindigde zijn mail met een wens die ik hierbij graag aan alle collega's doorgeef: 'moge de Grote Manitou u beschermen tegen kwaadaardige internetgeesten.'

Zie ook:

 



 Columns


Copyright:  Albert van der Kaap