Artikelen over het begin van de Reformatie in het Drentse
Gasselte en de eerste predikanten.
Tammo Tammerus Heringa (1891-1895)
Van 1 juli 2018 tot haar plotselinge dood op 20 augustus 2019 was mijn vrouw Rosée van der Kaap-Busscher predikant van het Witte Kerkje in Gasselte. In die periode heb ik mij verdiept in de kerkelijke geschiedenis van Gasselte. Op deze pagina's publiceer ik af en toe resultaten van mijn onderzoek.
Inhoud
- Magazine: alle artikelen op Histoforum.
- Het begin van de Reformatie in Gasselte: Johannes Fabritius.
- Bernardus Fabritius, zoon van Johannes.
- Lodewijk Fabritius, zoon van Bernardus.
- Albertus Conradus Fabritius, broer van Lodewijk.
- Warnerus Emmen, schoonzoon van Albertus Conradus.
- Helperus Ritzema, opvolger van Warnerus Emmen.
- Lucas Schukking, opvolger van Helperus Ritzema.
- Albert Jan Hartman, opvolger van Johannes Dijck.
- Johannes Bernardus Folkerus Heersprink, opvolger van Albert Jans Hartman.
- Barend Sanders, opvolger van Johannes Heersprink.
- Roelof Klein, opvolger van Barend Sanders.
- Tammo Tammerus Heringa, opvolger van Roelof Klein.
- Fokke Christiaan Ydema, opvolger van Tammo Tammerus Heringa.
- Wessel Enno Pieter Germs, opvolger van Fokke Christiaan Ydema.
- Jelte Boonstra, Wessel Enno Pieter Germs.
- Douwe Faber, opvolger van Jelte Boonstra.
- Jacob Cornelis Anthonie Nijenhuis Ockhuijsen, opvolger van Douwe Faber.
- Gerrit Jacob Mooi, opvolger van Jacob Cornelis Anthonie Nijenhuis Ockhuijsen.
- Teunis Adrianus van der Vlies, opvolger van Gerrit Jacob Mooi.
- Jelte Oosterhuis, opvolger van Teunis Adrianus van der Vlies.
- Jan de Bruijn, opvolger van Jelte Oosterhuis.
- Hendrik Fokke Winterwerp, opvolger van Jan de Bruijn.
- Gerrit Johannes Romijn, opvolger van Hendrik Fokke Winterwerp.
- Anthony Jan Roodzant, opvolger van Gerrit Johannes Romijn.
- Johannes Luchies, opvolger van Anthony Jan Roodzant.
- Tjeerd van der Bij, opvolger van Johannes Luchies.
- Frans Don, opvolger van Tjeerd van der Bij.
- De geschiedenis van het Witte Kerkje.
- De Weem: pastorie van het Witte Kerkje.
- De Spaanse griep in Gasselte (1918).
Tammo Tammerus Heringa (1891-1895)
Albert van der Kaap en Aafke Huizing
De opvolger van Roelof Klein als dominee in Gasselte was Tammo Tammerus Heringa. Hij diende de gemeente bijna vier jaar, van 31 mei 1891 tot 21 april 1895.
Ook de opvolger van Roelof Klein, Tammo Tammerus
Heringa, was een zoon van een dominee, Petrus Heringa
die getrouwd was met Gerhardina Hajolina van Slooten,
dochter van de gepromoveerde arts in Oostwolde Tammo
Tammens van Slooten en Dorothea Alegonda Oomkes (1).
Tammo werd geboren op 22 april 1835 in Anjum. Hij was al
54 toen hij op 21 janauri 1890 in Groningen trouwde met
de 44-jarige Maria Dorothea Louise (Doortje) Escher,
geboren op 5 augustus 1845 in Wijnaldum. Maria was een
dochter van de gepromoveerde predikant en aanhanger van
de Groningse school, Johan Petrus Escher (Esther) en
Diderica Maria Frederica Kuipers, die op haar beurt een
dochter van een predikant was. Haar ouders waren
Conradus Albertus Kuipers en Maria Dorothea Louisa
Schroeder.
Tammo kwam als proponent in 1869 naar Waal en Koog (op
Texel), waar hij bleef tot 1869. Vervolgens was hij
predikant in Schalsum (1869-1879), Oudeschans
(1879-1882), Sebaldeburen (1882-1885) en Marum
(1885-1891).
Van 31 mei 1891 werkt hij als predikant in Gasselte. Nog
in het jaar van zijn benoeming ontstaat eronenigheid
over de erfpacht van perceel B297. De kerkvoogdij meent,
schrijft Heringa aan het College van Toezicht, dat deze
pacht aan de kerk hoort. Maar volgens Heringa, die zijn
licht heeft opgestoken bij een voorganger, dominee
Sanders, hoort deze bij de inkomsten van de predikant.
De Commissie van Toezicht stelt hem in het gelijk. Dit
soort problemen deden zich al eerder voor en het lijkt
er op dat de kerkvoogdij de financiën niet goed op orde
heeft. Tijdens de periode Sanders is het beheer
schijnbaar niet al te nauwkeurig geweest, ook gezien het
bedrag, dat de kerkvoogdij hem bij zijn vertrek nog
schuldig was. Dominee Sanders, die niet onbemiddeld was,
hoefde misschien niet op een paar gulden te kijken, maar
dat gold zeker niet voor alle predikanten. Tijdens een
vergadering van de kerkenraad houdt Heringa dan ook een
heel verhaal over de problemen die hem het werken
bemoeilijken. Over de aard van deze problemen wordt
echter geen verslag gedaan.
Op 1 augustus 1892 laat Heringa het ‘uitmuntend en
prachtig staand topgras van de kampen, gelegen achter de
pastorie, groot ruim vier hectare in vier percelen
veilen (2).
In 1895 neemt Heringa eeen beroep aan naar Oostwold, een
klein boerendorp in de gemeente Leek. Zijn
afscheidspreek ging over Openbaringen 2:10: ‘Zijt
getrouw tot den doot ende ick sal u geven de kroon des
levens.’ Heringa ging ten slotte in Hooge- en Lagemeeden
in 1901 met emeritaat.
Heringa op Texel
Over zijn periode op Texel hebben we enige informatie
uit een verslag dat de doopgezinde leraar van Texel,
Jakob Dirksz Huizinga, heeft nagelaten (3).
Jakob Dirksz Huizinga.
Op vrijdag 5 december 1862 meldt Huizinga dat Heringa op
zondag 7 december in de doopsgezinde kerk ‘aan den Burg’
verslag zal doen van ’t Bijbelgenootschap en dat die
bijeenkomst ’s avonds om zes uur zal beginnen. Dit
betekent dat de kerk dan verlicht moet worden en dat is
een klein probleem, want blijkbaar heeft de kerk geen
verlichting, omdat de lampen uit de gereformeerde kerk
moeten komen. Een novum, want Huizinga verbindt er de
conclusie aan dat dit vanwege de ‘nieuwheid der zaak
’waarschijlijk wel een volle kerk zal geven.
Op 22 juni 1863 meldt Huizinga dat dominee Heringa ‘zoo
men zegt ook op aandringen van Mama en zusters’ zijn
Groningse meid heeft mishandeld en weggejaagd, wat op
het eiland niet onopgemerkt is gebleven en waarover veel
werd gepraat. Heringa is blijkbaar breed van stof, want
op 14 januari 1864 houdt hij een zeer zangerige
toespraak op de begrafenis van ene Willem Kunst die
Huizinga zeer naar het einde deed verlangen. ’s Avonds
breng Heringa hem een bezoek en wordt er op diens
aanwijzingen bier heet gemaakt en gedronken. Huizinga is
zelf niet zo van de drank, want als er bij Heringa op 21
december 1868 een bijeenkomst is - hij heeft het over de
Krans – meldt hij dat hij de krans in het vervolg zal
mijden als er steeds jenever zou worden geschonken.
In januari 1869 is de val door het ijs van de vijf
predikanten Bakker, Buisman, Heringa, Wieringa en Brans
het gesprek van de dag op het eiland. Zij wilden op
schaatsen van Oosterend naar Cocksdorp gaan en reden
toen allen tezamen in een wak. Bakker was, om van Brans
los te komen, het kanaal ingezwommen. Allen hadden zich
gelukkig weten te redden, maar Buisman was door de koude
zeer aangetast.
Op 15 februari 1869 deed Huizinga zijn belofte wat de
jenever betreft gestand. Toen er bij Heringa opnieuw
jenever op tafel kwam, stapte hij direct op. Op 26
februari reageerde Hering. Hij bracht ’s ochtends een
bezoek aan Huizinga en vertelde dat hij de jeneverfles
op tafel gezet had in afspraak met Bakker en Buisman,
maar dat hij dit voortaan tijdens de Krans achterwege
zou laten.
Doortje Heringa, zus van Tammo, die mogelijk als
dienstbode bij de dan nog vrijgezelle Tammo inwoonde,
had problemen met haar ogen en kreeg over 1868 en 1869
een rekening van dokter Ensing van 150 gulden die,
volgens Huizinga, echter naar tarief wel meer dan 175
gulden had kunnen zijn. Zij, maar vooral haar moeder,
was daarover eerst zeer verstoord geweest, vooral omdat
zijn werk niets uitgehaald had. Later toonde zij zich
echter na een krasse brief van Ensing bevredigd. Ensing
zei niet van plan te zijn om zich aan het voorstel van
dominee Sikkes om de dominees gratis te behandelen te
onderwerpen, omdat hij voor een huisgezin moest zorgen.
Hoe scherp de godsdienstige tegenstellingen tussen
orthodoxe en wat meer liberaal denkende christenen in de
tweede helft van de negentiende eeuw konden zijn, blijkt
uit een opmerking van Huizinga over een ontmoeting die
zijn zoon Dirk in Groningen had gehad met Heringa.
Desgevraaagd had Tammo had hem wel goeds van Berlicum
verteld wat het dorp betreft, maar weinig goeds van de
bewoners. ‘De behandeling die zij den liberalen
predikant Reigersberg hadden aangedaan was schandelijk.
Zij gaven zelfs hun wensch te kennen dat zij spoedig
door den dood van hem ontslagen mochten zijn’.
Tammo Heringa overleed op 14 juni 1910 in Groningen,
zijn vrouw overleefde hem enkele jaren en overleed op 17
juni 1917, ook in Groningen.
Noten
1.
http://www.middel.org/diverse-andere-families/van-slooten-en-oomkens/47-genealogie-van-slooten
2. 23 juli 1892 Nieuwe Veendammer Courant
3. http://www.ir
Copyright Albert van der Kaap en Aafke Huizing, 2020