Artikelen over het begin van de Reformatie in het Drentse
Gasselte en de eerste predikanten.
Albertus Conradus (Coerdts) Fabritius (1646-1715)
Van 1 juli 2018 tot haar plotselinge dood op 20 augustus 2019 was mijn vrouw Rosée van der Kaap-Busscher predikant van het Witte Kerkje in Gasselte. In die periode heb ik mij verdiept in de kerkelijke geschiedenis van Gasselte. Op deze pagina's publiceer ik af en toe resultaten van mijn onderzoek.
Inhoud
- Magazine: alle artikelen op Histoforum.
- Het begin van de Reformatie in Gasselte: Johannes Fabritius.
- Bernardus Fabritius, zoon van Johannes.
- Lodewijk Fabritius, zoon van Bernardus.
- Albertus Conradus Fabritius, broer van Lodewijk.
- Warnerus Emmen, schoonzoon van Albertus Conradus.
- Helperus Ritzema, opvolger van Warnerus Emmen.
- Lucas Schukking, opvolger van Helperus Ritzema.
- Albert Jan Hartman, opvolger van Johannes Dijck.
- Johannes Bernardus Folkerus Heersprink, opvolger van Albert Jans Hartman.
- Barend Sanders, opvolger van Johannes Heersprink.
- Roelof Klein, opvolger van Barend Sanders.
- Tammo Tammerus Heringa, opvolger van Roelof Klein.
- Fokke Christiaan Ydema, opvolger van Tammo Tammerus Heringa.
- Wessel Enno Pieter Germs, opvolger van Fokke Christiaan Ydema.
- Jelte Boonstra, Wessel Enno Pieter Germs.
- Douwe Faber, opvolger van Jelte Boonstra.
- Jacob Cornelis Anthonie Nijenhuis Ockhuijsen, opvolger van Douwe Faber.
- Gerrit Jacob Mooi, opvolger van Jacob Cornelis Anthonie Nijenhuis Ockhuijsen.
- Teunis Adrianus van der Vlies, opvolger van Gerrit Jacob Mooi.
- Jelte Oosterhuis, opvolger van Teunis Adrianus van der Vlies.
- Jan de Bruijn, opvolger van Jelte Oosterhuis.
- Hendrik Fokke Winterwerp, opvolger van Jan de Bruijn.
- Gerrit Johannes Romijn, opvolger van Hendrik Fokke Winterwerp.
- Anthony Jan Roodzant, opvolger van Gerrit Johannes Romijn.
- Johannes Luchies, opvolger van Anthony Jan Roodzant.
- Tjeerd van der Bij, opvolger van Johannes Luchies.
- Frans Don, opvolger van Tjeerd van der Bij.
- De geschiedenis van het Witte Kerkje.
- De Weem: pastorie van het Witte Kerkje.
- De Spaanse griep in Gasselte (1918).
Albertus Conradus (Coerdts) Fabritius (1646-1715)
Albert van der Kaap en Aafke Huizing
De opvolger van Ludovicus Fabritius als dominee in
Gasselte was zijn broer Albertus Conradus (Coerdts)
Fabritius. Hij diende de gemeente bijna 41 jaar, van
juni 1674 tot zijn dood in maart 1715.
Albertus Conradus Fabritius, zoon van Bernardus
Fabritius en Haesje Jans Helinge, werd gedoopt op 6
december 1646 in Gaselte. Hij werd vernoemd naar zijn
overgrootvader van moederskant (Albert Coerts, vader van
Hillichje Coerts).
Hij trouwt (1) op 2 mei 1674 in Gasselte met Lammechien
Tebinge die op 21 augustus 1653 in Gasselte werd
gedoopt. Zij was een dochter van Luichen Tebinge en
Aaltje Hidding die een boerderij in het Grotenend
bewoonden. De opa van Lammechien, Johan Tinge, was de
eerste echtgenoot van Warmolda Hamming, vrouw van Johan
Fabritius, broer van Albertus.
De familie Hidding We kunnen de voorouders van Aaltje Hidding terugvolgen tot ongeveer 1300. Haar vader, Harmen, was landbouwer op de Mensingaborg in Bonnen, haar opa kerkvoogd in Rolde, haar overgrootvader woonde in Gasselte, maar haar betovergrootvader weer in Rolde, waar hij ette was, Diens vader was schulte in Rolde. Ook diens voorouders woonden in in dit deel van Drenthe (1). |
Zij krijgen drie kinderen, Aaltje, geboren op 17 maart 1675, Hilligje, geboren op 27 november 1678 en Aaltje, geboren op 13 augustus 1681. Hilligje trouwde (1) met Roelof Hilbrants uit Anloo, zoon van Berent Hilbrants en Bouchen Eppens en (2) met Jan Wolters Emmen, geboren op 16 februari 1679 in Emmen, zoon van landbouwer (keurnoot, bijzitter of getuige bij rechtshandelingen) Wolter Warners Emmen en Geesje Wermelinks. In 1709 trouwde Hilligje met Roelof Berents Hilbrandts, gedoopt op 26 januari 1679 in Anloo, zoon van schatbeurder (ontvanger van belastingen) van Anloo Berent Roelofs Hilbrandts en Bouwchjen Eppens (2).
Een maand na de geboorte van hun jongste kind, op 17
september 1681, sterft Lammichje, slechts 29-jaar oud.
Ruim een jaar later, op 10 december 1682, hertrouwt
Albertus in Gasselte met Machteld Schukking, geboren
rond 1660 in Koekange (de Wijk), dochter van Anthonius
Schukking (predikant in Rolde) en Vreda van Keppel
Fox/Vox uit IJhorst/De Wijk. Albertus en Machteld
krijgen vijf kinderen, Vreda, Bernardus, Bernardus,
Hasina Johanna, Cornelius Hindrick en Cornelia Henrica.
Vreda Lammina Vreda Lammina, geboren op 19 oktober 1683 in Gasselte (gedoopt op 26 oktober 1683) trouwt met haar neef Theko Hesselus Vliege uit Grijpskerk. Bernardus en Bernardus De eerste zoon met de naam Bernardus werd gedoopt op 8 maart 1685 in Gasselte. Hij stierf voor 11 maart 1687. De tweede Bernardus Fabritius werd geboren in Gasselte op 11 maart 1687 en twee dagen later gedoopt. Hij gaat theologie studeren in Lingen en Groningen en is de beoogde opvolger van zijn vader. Op 20 november 1710 werd Bernhardus, hij was toen proponent, benoemd tot adjunct van zijn vader. Op 4 februari 1711 werd deze benoeming door Drost en Gedeputeerden goedgekeurd (3). Volgens Romein zou hij zich in 1713 volledig hebben gewijd aan de turfgraverij in Gasselternijveen (4). Dit is onmogelijk, immers op 8 juni 1711 schrijft zijn vader in het begraafregister van Gasselte dat zijn ‘laest en alleen eenigste overgebleven zoon Bernhardus Fabritius na zijn studie in Lingen en Groningen en nadat hij tot adjunct van zijn vader was benoemd op 8 juni 1811 was overleden’ (5) Hasina Johanna Hasina Johanna, geboren op 23 januari 1692, trouwde met Warnerus Emmen, die zijn schoonvader zou opvolgen. Cornelius Hindrick Cornelius Hindrick werd geboren op 14 september 1692 in Gasselte en aldaar vier dagen later gedoopt. Hij stierf op 1 september 1696. Cornelia Henrica Cornelia Henrica ten slotte, werd geboren op 25 maart 1698 en gedoopt op 27 maart 1698 in Gasselte. Zij stierf op 2 juni 1705. |
Predikant in Gasselte
Albertus was predikant in Gasselte van 1674 tot maart
1715. In 1674 werd hij beroepen als opvolger van zijn
overleden broer Lodewijk. Vier jaar later, in 1678,
preekte hij voor de synode over Romeinen 8:1, welke
preek goed in de smaak viel, hij werd als lid van de
synode toegelaten. In datzelfde jaar stelde de synode
vast, dat er tot heiliging van de zondag, zowel ’s
zomers als ‘s winters voor- en namiddags moet worden
gepreekt. De morgenpreek moet om 9 uur beginnen. Als de
predikanten, zoals al eerder, betogen, dat er ’s middags
geen belangstelling is, beslist de synode, dat de
familie van de predikant dan maar moet komen en ook de
koster en zijn familie moeten worden opgetrommeld. De
synode hechtte erg aan deze z.g. catechisatie preken,
maar de predikanten moesten er niets van hebben. Verder
beslisten ze, dat het Avondmaal niet meer met
Pinksteren, maar drie zondagen later gehouden moet
worden. Dan konden de mensen op Pinksteren
familiebezoeken afleggen en Pinksteren is toch wel wat
kort na Pasen.
Albertus Conradus Fabritius is op 6 juni 1676 eiser
tegen Luitje Tebinge te Gasselte. De eiser wil
annulering van een testament dat Luijtien Tebinge, zijn
schoonvader en Wennichjen zijn huisvrouw op 8 april 1670
hebben gemaakt. Volgens eiser was het testament niet
behoorlijk ondertekend. De eiser kreeg gelijk. (6)
Albertus betaalde in 1691 drie gulden haardstede geld
(in 1692 met twee paarden) voor driekwart erf en in 1693
en 1695 twee gulden haardstedegeld voor een half erf.
Twee gulden was volgens Gras weinig, want bijna alle
ambtenaren en middenstanders vielen als keuters met een
ambacht of functie onder dit tarief. (7)
Albertus stierf in maart 1715 in Gasselte. Zijn tweede
vrouw, Machteld, was al eerder, op 21 september 1712 in
Gasselte, overleden. Blijkbaar is zij enige tijd ziek
geweest, want haar man schrijft in het begraafboek:
‘Mijn Eygen Alderliefste Tweede Huisvrouw Machteld
Schukking na een langdurige en uitteerende koortsige
siekte van 18 weken overleden op den 7 september 1712.’
Schandaal in Gasselte
In 1683 heeft Swaantien Hendriks uit Gasselte, een
verhouding met de schulte van Borger, Jan Louwerens
Lentinck. Ze eist dat hij met haar trouwt en om dat doel
te bereiken maakt ze haar zaak aanhangig bij de synode,
waar ze, samen met de schulte, verschijnt. De synode
verklaart zich niet ontvankelijk en wijst de kwestie
terug naar de wereldlijke rechtbank, de Etstoel. Wat het
oordeel van de 24 etten is geweest, blijft duister, want
in de verslagen, de z.g.ordelen, van deze hoogste
Drentse rechtsinstantie is de zaak niet terug te vinden.
Overlast met oud en
nieuw
Ook vroeger ging de jaarswisseling met veel lawaai en
eten en drinken gepaard. Dat liep blijkbaar nog wel eens
uit de hand. In 1693 eiste de provinciale synode van de
predikanten om op de zondag vóór nieuwjaar in de preek
de gemeente te waarschuwen, voor wulpsheden en
ongeregeldheden op nieuwjaarsdag.
Diaconie
Het komt geregeld voor, dat mensen bij testament geld
schenken aan de armen. Bij de visitatie in 1683 blijkt
dat sommige erfgenamen, in plaats van dat geld aan de
diaconie beschikbaar te stellen, zelf voor de verdeling
zorgen. Het geld kwam dan wel bij de armen terecht, maar
misschien niet bij de armen die de diaconie op het oog
had. De synode is daar zo verbolgen over, dat ze de
diakenen opdraagt deze personen voor het gerecht te
brengen. Nergens blijkt, dat het ook werkelijk gebeurde.
In 1680 krijgen de volgende personen ondersteuning van
de diaconie. Moey Ermske, de weduwe van schoolmeester
Hendriks wordt ondersteund met 5 gulden en 7 stuivers.
Anna, weduwe van de wever, Lubbert Berends, Lucas en Jan
Willems kregen allen 3 gulden en 10 stuivers. Olde Mooy
Greta op het Veen kreeg 2 gulden en 10 stuivers .
In 1684 schrijft Fabritius in het Armenprotocol: ‘Aan
meester Jan Queest wegens kostgeld van dat arme Meijsje
het dochtertje van Salige Rode wevers Anna; twintig Car.
Gulden.’ Het kind in kwestie was wees en uitbesteed bij
de schoolmeester. Jan Queest werd in 1691 voor twee
caroligulden aangeslagen in het Haardstedenregister. In
1684 krijgen ook een ‘arm man, een verbrand man en een
swangere vrouw’ ondersteuning.
Je moest er in die tijd wel wat voor doen, om door de
kerk ondersteund te worden. Zo werd van de mensen die
ondersteuning kregen verwacht dat zij des zondags de
kerk bezochten. Bovendien moest(6)en ze het geld, of de
goederen zelf ophalen op een vaste tijd en plaats. Bij
deze uitdeling moest de predikant aanwezig zijn. Kreeg
een gezin ondersteuning, dan waren de ouders verplicht
hun kinderen naar school te sturen en dat gold ook voor
kinderen die ergens ondergebracht waren.
Op 27 januari 1692 schenkt’ De eerbare Heiltien
Hiddingh, Huisvrouw van Jan Hamming van de Veenhof op
haar doodsbedde aan de armen van Gasselte 50 Car.
Gulden.’ Dit geld wordt op 11 januari 1693 keurig door
de erfgenamen aan de diaconie ter beschikking gesteld.
Blijkbaar had de uit Gasselte afkomstige Heiltien, nog
iets met haar vroegere dorpsgenoten. Heiltien was de
dochter van Laurens Hidding en Grietje Hilbing. (8) Dit
soort giften ‘op het doodsbedde’ komen geregeld voor.
Op 10 oktober 1707 overlijdt Fredrickjen Hamming, zuster
van schulte Jan Hamming van Gasselternijveen. Ook zij
schenkt de diaconie van Gasselte geld. Fabritius
schrijft: ’Nadat de deughtsame vrijster Frederickjen
Hamminge op haar doodsbedde an de diaconie tot Gasselte
uit haar nalatenschap hadde belooft de somma van 7
Carolie guldens, heeft haar broeder de E schulte Jan
Hamminge de beloofde somma ten volle voldaan en
betaalt.’ De nalatenschap bedroeg overigens ongeveer 800
gulden.
Begin 1700 schaffen de diakenen een ‘doodsbar’ en ‘het
swarte laken’ aan. Dan kon bij een sterfgeval de kist op
een baar geplaatst worden en bedekt met een zwart laken.
De kosten hiervoor zijn verschillend. In 1706 moesten de
erfgenamen van Jan Battink vijf stuiver betalen, maar
die van Harm Tebing 1 gulden en 12 stuiver. Misschien
had het verschil te maken met het aantal dagen dat de
baar met laken in het sterfhuis stond.
Doodsvat
In 1690 werd voor het “doodsvat van Moei Albertje
Ployter”, 3 gulden in rekening gebracht. Dat wil niet
zeggen, dat Albertje Ployter op 16 september in een vat
werd begraven, maar dat bij haar begrafenis een vat
doodsbier of groevebier (droefbier, leedbier of
troostbier) werd geconsumeerd.
Overlijden van ette
Johan Hilbing
Op 25 februari 1709 stierf de ette Johan Hilbing, waarna
hij op 7 maart 1709 in de kerk “heerstatelick begraven”
werd. Wat hiermee precies bedoeld wordt is niet bekend,
maar ongetwijfeld zal het met veel pracht en praal
gepaard zijn gegaan, zoals passend is voor een
vooraanstaand eigenerfde boer, die 15 jaar ette was. De
grafsteen ligt nog steeds in de kerk.
Afsplitsing van
Gasselternijveen
Op 22 februari 1697 kreeg Gasselternijveen, met
toentertijd 358 inwoners (9),
een eigen dominee, kandidaat Gerhardus Cock. Op 13
augustus 1705 vertrok hij naar Emmen, waar hij op 6
oktober zijn intrede deed. In mei 1743 ging daar met
emeritaat.
Cock kreeg met zijn collega Fabritius van Gasselte een
geschil over de grens tussen hun gemeentes. Zij brachten
dit geschil voor de classis maar deze oordeelde daarover
geen beslissing te kunnen, het ging volgens hem om een
politieke kwestie en daar gingen zij niet over.
Noten
1.
https://www.genealogieonline.nl/stamboom_klavers/I34237.php
2.
https://ontdekjouwverhaal.nl/wp-content/uploads/2017/10/DREp-Kwartierstatenboek-NGV-Drenthe.pdf
3. Romein, T.A. (1861).
De hervormde predikanten van Drenthe sedert de
Hervorming tot in 1861.
4. Romein, T.A. (1861).
De hervormde predikanten van Drenthe sedert de
Hervorming tot in 1861, blz. 55/56.
5. Kroezenga, J. (1988). Bernhardus Fabritius, predikant
of turfgraver? in: Ons Waardeel, jaargang 8
(1988), uitg. Drentse Historische Vereniging, Assen
(blz. 64-67).
6. Etstoel 14 deel 22 folio 393 d.d. 6-6-1676
7. Gras, H., Boekholt, P.Th.F.M., Bos J., Duijvendak,
M.G.J., Nip, R.I.A. en Zweegers, P.T.A. (2000).
Geschiedenis van Assen. Assen: Van Gorcum.
8.
https://www.genealogieonline.nl/hulst-stamboom/I2053.php
9. Romein, T.A. (1861).
De hervormde predikanten van Drenthe sedert de
Hervorming tot in 1861, blz. 61
Referentie
Bé Emmens. De Drentse familie Emmen(s). Drents
Genealogisch Jaarboek. 2007, 1.
Copyright Albert van der Kaap en Aafke Huizing, 2019