Artikelen over het begin van de Reformatie in het Drentse Gasselte en de eerste predikanten.

Barend Sanders (1844-1888)

Van 1 juli 2018 tot haar plotselinge dood op 20 augustus 2019 was mijn vrouw Rosée van der Kaap-Busscher predikant van het Witte Kerkje in Gasselte. In die periode heb ik mij verdiept in de kerkelijke geschiedenis van Gasselte. Op deze pagina's publiceer ik af en toe resultaten van mijn onderzoek.

Inhoud

  1. Magazine: alle artikelen op Histoforum.
  2. Het begin van de Reformatie in Gasselte: Johannes Fabritius.
  3. Bernardus Fabritius, zoon van Johannes.
  4. Lodewijk Fabritius, zoon van Bernardus.
  5. Albertus Conradus Fabritius, broer van Lodewijk.
  6. Warnerus Emmen, schoonzoon van Albertus Conradus.
  7. Helperus Ritzema, opvolger van Warnerus Emmen.
  8. Lucas Schukking, opvolger van Helperus Ritzema.
  9. Albert Jan Hartman, opvolger van Johannes Dijck.
  10. Johannes Bernardus Folkerus Heersprink, opvolger van Albert Jans Hartman.
  11. Barend Sanders, opvolger van Johannes Heersprink.
  12. Roelof Klein, opvolger van Barend Sanders.
  13. Tammo Tammerus Heringa, opvolger van Roelof Klein.
  14. Fokke Christiaan Ydema, opvolger van Tammo Tammerus Heringa.
  15. Wessel Enno Pieter Germs, opvolger van Fokke Christiaan Ydema.
  16. Jelte Boonstra, Wessel Enno Pieter Germs.
  17. Douwe Faber, opvolger van Jelte Boonstra.
  18. Jacob Cornelis Anthonie Nijenhuis Ockhuijsen, opvolger van Douwe Faber.
  19. Gerrit Jacob Mooi, opvolger van Jacob Cornelis Anthonie Nijenhuis Ockhuijsen.
  20. Teunis Adrianus van der Vlies, opvolger van Gerrit Jacob Mooi.
  21. Jelte Oosterhuis, opvolger van Teunis Adrianus van der Vlies.
  22. Jan de Bruijn, opvolger van Jelte Oosterhuis.
  23. Hendrik Fokke Winterwerp, opvolger van Jan de Bruijn.
  24. Gerrit Johannes Romijn, opvolger van Hendrik Fokke Winterwerp.
  25. Anthony Jan Roodzant, opvolger van Gerrit Johannes Romijn.
  26. Johannes Luchies, opvolger van Anthony Jan Roodzant.
  27. Tjeerd van der Bij, opvolger van Johannes Luchies.
  28. Frans Don, opvolger van Tjeerd van der Bij.
  29. De geschiedenis van het Witte Kerkje.
  30. De Weem: pastorie van het Witte Kerkje.
  31. De Spaanse griep in Gasselte (1918).

Barend Sanders (1844-1888) 

PDF-versie

Albert van der Kaap en Aafke Huizing


De opvolger van Johannes Bernardus Folkerus Heerspink als dominee in Gasselte was Bernadrus (Barend) Sanders. Hij diende de gemeente bijna 44 jaar, van 23 juni 1844 tot zijn emeritaat op 29 april 1888.

 


 

Bernardus (Barend) Sanders was de zoon van Jurjen Sanders en Christina Viëtor, die haar zoon naar Gasselte is gevolgd, want zij stierf daar op 26 januari 1845. Barend werd op 28 augustus 1809 geboren in het Duitse Bunde. Hij trouwde met Talka Frederika Sebes, geboren op 19 maart 1811 in Bunde, overleden op 21 februari 1892 in Assen, dochter van Henricus Sebes en Gepke de Boer.


Kinderen van Barend en Talka

Henricus Hieronimus (arts), Hieronimus Wilhelmus (leraar en directeur van de Rijks H.B.S. In Assen), Gerhardina Johanna en Christof Herman (arts) werden geboren in Sellingen en Christina Eelberdina en Ukonia Ennetta in Gasselte.

Henricus trouwt op 9 mei 1860 te Leek met Marianne Henriette Schönfeld Wichers van Roden, dochter van advocaat, notaris en burgemeester Herman Petrus Wichers en Maria Henderika Schönfeld.

Gerhardina bleef ongehuwd, zij verdrinkt op 6 augustus 1906 in Gasselternijveen in de Hunze. Ukonia trouwde met landbouwer Hugo Huges uit Gasselte (zie hieronder).


Barend Sanders werd eind mei 1836 in Sellingen in het ambt bevestigd, kort nadat daar de instituering van de Afgescheiden Gemeente had plaatsgevonden. Hij bleef er tot 1844.


Op 23 juni 1844 vertrok hij naar Gasselte. De akte van benoeming werd ondertekend door zestien collatoren, nazaten van de 24 boeren die ook in de dertiende eeuw de kerk hadden laten bouwen. Op de nieuwe predikant lag een nieuwe pastorie in neoclassisistische stijl met een middengang te wachten, die nog steeds dienst doet als pastorie. Ook de moeder van Barend, Christina Viëtor, neemt haar intrek in de pastorie, maar niet voor lang, want zij overlijdt op 26 januari 1845.


Ter gelegenheid van de ingebruikname van de gerestaureerde kerk op 14 september 1851 hield hij een preek over 2 Corinthe V: 17b: ‘Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping; het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen’.


Vlak voor Barend op 29 april 1888 met emeritaat gaat en de pastorie dus moet verlaten, laat hij op 24 april publiekelijk een ‘best bruin ruinpaard, drie koeien en een gemeste os’verkopen. Maar ook diverse landbouwwerktuigen en huisraad gaat onder de hamer.



Op 3 mei 1897 overlijdt Cornelis Prins, die met zijn vrouw Lammechien Hiddingh tegenover Sanders heeft gewoond. Vanuit Assen, waar hij dan woont, schrijft Sanders een condoleancebrief aan Lammechien, die hij vanaf haar geboorte (in 1861) heeft gekend.


Geachte vriendin
Het bericht van het overlijden van Uwen echtgenoot heeft ons zeer getroffen, te meer daar ons wel zijne ingesteldheid bekend was, maar niet datzij op dit ogenblik reeds levensgevaarlijk was. U zijt diep bedroefd, en niet zonder reden. Een geliefde echtgenoot is U en Uwe drie kindertjes door den wreeden dood ontnomen een zorgende vader.
Eene harde beschikking!
Weinige jaren mocht u met Uwen man vereenigd zijn en van dezen tijd bracht de laatste U vele bezorgdheid en vrees. Eene beschikking, ondoorgrondelijk evenwel van God, die de hoogste wijsheid en de grootste Liefde is. In dat geloof vinde Uw hart in dezen droeven tijd zijn steun en hoe langer des te meer, zodat Ge den Heer zwijgt, en genoeg zij U de Evangelische vertroosting over dood en graf!
Ontvang inmiddels van mij en Gebbechien de betuiging van onze hartelijke deelnemeing in Uwe droefheid over het overlijden van een geliefde Echtgenoot, alsmede van een hooggeachten Broeder.
Onze beste wenschen voor de toekomst van u en Uwe drie lievelingen, en onze minzame groete!


Uw deelnemende vriend,


B. Sanders


Barend overleed zelf niet veel later, op 6 juni 1898 in Assen. Zijn vrouw was zes jaar eerder, op 21 februari 1892 aan de Beilerstraat in Assen overleden.

 



Volksleven in Gasselte
Volgens een artikel in de D
rentsche en Asser Courant van 1 maart 1909 hebben dominee Hartman en zijn collega Sanders, samen met de onderwijzer Jager, lange tijd hun invloed doen gelden op het volksleven in Gasselte. Zij hebben er de eensgezindheid in het maatschappelijk leven bewaard, zodat er geen godsdienstige twisten en godsdienstige verdeelheid waren.


Op een zondag in september 1887 kwamen in Gasselte talrijke jongeren bij elkaar (op de openbare weg). Zij wilden, op oud-Drentse wijze, een van de andere jongeren in het dorp die ‘door woordverbeking in zake eener liefdeshistorie van zich deed hooren’ tot andere gedachten brengen. Dit gebeurt gewoonlijk door met een boerenwagen over de Dorpststraat ‘te jagen’ en de persoon in kwestie een ovatie te brengen. De bijeenkomst was van te voren uitgelekt, waardoor de ‘dienaars van de heiligen Hermandad’ p[ hun post waren en ‘door hunnen tegenwoordigheid werden de uitvoerders dier formaliteiten zeer in hunnen plannen beperkt.’
Jager wilde op enig moment een hulponderwijzer inhuren. Iemand bood zich aan voor 50 gulden per jaar en kost en inwoning. Jager wilde niet verder gaan dan 40 gulden en stelde als voorwaarde dat hij elke morgen met Zwane, de meid, een of twee leggers moest dorsen en het veel te drenken geven voor hij naar school ging. Bovendien moest hij elke zaterdagmiddag, als er geen school meer was, het terrein om de woning van de onderwijzer en het schoolplein schoon vegen. De ‘hulpeling’ nam het aanbod van Jager, ook al was dat lager dan hij in zijn hoofd had, aan volgens de krant.


De nieuwe pastorie
Bij het vertrek van dominee Heerspink lag er al een bouwtekening voor een nieuwe pastorie klaar. Op deze tekening zijn de afmetingen nog aangegeven in ellen, duimen en strepen, hoewel het metrieke stelsel al onder Napoleon was ingevoerd. De nieuwe pastorie komt verder naar achteren, iets verder naar het oosten en hoger te staan. Het bestek is een lijvig document van dertig artikelen. Er staat precies in, welk materiaal van welke kwaliteit waar gebruikt moet worden. Het voorste gedeelte is het woongedeelte, het achterste is een grote schuur, met stallen voor het vee.


Volgens de planning moet de nieuwe behuizing in juli 1844 kant en klaar worden opgeleverd. De oude pastorie uit 1636 moet eerst worden afgebroken. De nog bruikbare materialen, stenen, plavuizen en nog bruikbaar hout moeten worden hergebruikt. Dat gebeurt vooral in de fundamenten, de keuken en het schuurgedeelte. Het huis bestaat uit een middengang, met aan beide zijden twee vertrekken, voorzien van behang op linnen. De keuken komt in het schuurgedeelte. Behalve de keuken kan alleen de oostelijke voorkamer worden verwarmd. De ramen hebben blinden.


In de keuken wordt een bedstee gebouwd van oude steen met een kast. Ook het fornuis wordt van steen gemetseld en bekleed met witte tegels. Er bovenop komt een vuurplaat met vijf openingen, voor vijf potten, zoals in het bestek staat. De keuken heeft een deur naar buiten en ramen met een uitzetraam. Links achter de keuken wordt een bijkeuken gebouwd. In het bestek is sprake van de schotelkamer, in het Drents zou je zeggen de geut of de pompstraat. In dat vertrek komt de gootsteen uit de oude pastorie, met een afvoer naar buiten en een inpandige regenbak. Achter de keuken komt de wc, op de vloer komen oude tegels en in de keuken nieuwe blauwe plavuizen.
Om het hoogteverschil te overbruggen, komt onder het voorste gedeelte een souterrain, met wijnkelder. Waarschijnlijk werd een gedeelte gewoon als kelder gebruikt. Het verhaal gaat dat op zeker ogenblik een Gasselter predikant een prachtig spoorweg emplacement in de kelder had aangelegd, waar hij samen met zijn broer treintje speelde. Een andere dominee hield er soms feestjes, zeker als het warm was in de zomer.


Plattegrond:
• Kamers rechts, Voorkamer met haard, 2 bedsteden en een kast. Studeerkamer met kasten.
• Kamers links: Kamer met kasten, slaapkamer met 2 bedsteden en een kast.
• Trap naar boven, trap naar souterrain.
• Keuken: fornuis, bedstede en kast, deur naar buiten.
• Schuur rechts: koestal, kalverhok en varkenshok. Deel.
• Schuur midden: turfopslag, hooivak en paardenstal.
• Schuur links achter de keuken: schotelkamer met regenbak en gootsteen; wc en bergplaats voor wagens.


De nieuwbouw heeft de gemeente veel geld gekost. De huur kan niet worden verhoogd, want de dominee heeft vrij wonen. Daarom wordt het tractement van de dominee verlaagd.


In 1861 wordt er een arkeneel (zolderkamer met uitbouw) aan de pastorie toegevoegd. Al in 1859 klaagde dominee Sanders dat er onvoldoende slaapgelegenheid was voor zijn kinderen. Om deze verbouwing te bekostigen stelt de kerkenraad voor om acht stukken heidegrond en twee stukken weiland te verkopen. Het College van Toezicht gaat blijkbaar akkoord want in 1861 wordt met de verbouwing begonnen.

 



De Weem
Gedurende lange tijd waren predikanten in het noorden en oosten van ons land vaak ook boer. Waar dat het geval was heet de pastorie de Weem. Vooral in het oosten van Nederland werd met de Weem vaak ook een aan de kerk behorend stuk boerenland aangeduid. Zo heet het (voormalige) kerkhof van Vliedorp ook nu nog Ol Weem, een plein in Meppel 'De Wheem', en een plein nabij de oude kerk in Winterswijk 'Wheme'. Ook zijn er verschillende achternamen ontleend aan de pastorie-boerderij: De Weem, Weemstra, Van Weemen en Weening.


De ijzeren koe
Volgens een oud gebruik hoorde bij een pastorie de ‘ijzeren koe’. Als een predikant zijn intrede deed in een gemeente kreeg hij van de kerkvoogden een bepaald bedrag om daarvoor een of meer koeien te kopen. Dit bedrag moest hij, of zijn erfgenamen, bij vertrek, emeritaat of overlijden teruggeven. De merkwaardige naam ‘ijzeren koe’ heeft vermoedelijk met dit laatste te maken. Het bedrag ging over van predikant op predikant en het bijbehorende spreekwoord luidt dan ook ‘Eisernes Vieh stirbt nicht’. Hoeveel geld de predikant ontving verschilde van gemeente tot gemeente, voor Gasselte wordt een bedrag van 400 gulden genoemd. Dit is veel als we het vergelijken met bijvoorbeeld Borger, waar slechts 100 gulden werd betaald. Elders varieert het bedrag tussen 80 en 120 gulden.


Het collatierecht
In 1861 meent de provinciale synode dat het aloude collatierecht, waarbij een bepaalde groep eigenerfden het recht hebben om de predikant te benomen, niet meer van deze tijd is. In Gasselte beruste dit recht bij de nazaten van de 24 erven die de kerk in de dertiende eeuw hebben gesticht. De synode wilde dit collatierecht aan zich trekken, maar dat was tegen het zere been van de grote Gasselter boeren. Zij schrijven een brief aan de synode waarin zij meedelen dat zij erkennen dat de omstandigheden zijn veranderd en dat zij daraom het collatierecht hebben aangepast. In het vervolg mag elke eigenerfde die lidmaat van de kerk is, in Gasselte woont en die minimaal twintig gulden aan grondbelasting betaalt over landerijen die binnen de kerkelijke gemeente Gasselte liggen, stemmen over een nieuwe predikant. De brief is ondertekend door vertegenwoordigers van de families Alingh, Braams, Hiddingh, Meijeringh en Prins.


Welgesteld
Barend Sanders moet zeer welgesteld zijn geweest. Bij de hoofdelijke omslag van Gasselte uit 1873, voert hij de lijst van aanslagen in de 2e klasse aan, met 56 gulden. Voor eenzelfde bedrag worden Jan Jans Meijeringh, Otto Hiddingh en Timotheus Huges aangeslagen. Nog rijker is Geesje Braams, de weduwe van Jan Alberts Meijeringh die voor een bedrag van 90 gulden wordt aangeslagen in de 1e klasse.


Achterstallige pacht
In 1881 klaagt het College van Toezicht over niet betaalde roggepachten en keuterguldens die steeds moeilijker te innen blijken. De kerkvoogdij erkent datde predikant er recht op heeft, maar sinds de instelling van deze pachten, zo omstreeks 1300, is er wel het een en ander gebeurd in het dorp. Huizen zijn verdwenen, erven zijn gesplitst of verkaveld, zoals na de brand in het Lutkenend in 1830.


Sanders heeft al sinds 1853, zo blijkt, geen keuterguldens meer gekregen, de kerkvoogdij stelt nu voor om hem jaarlijks 25 gulden uit te keren ter vervanging, waarvoor op 25 juli 1882 toestemming wordt verleend. Voor de achterstallige roggepachten, die tussen 1853 en 1880 zijn opgelopen


tot 639 gulden krijgt hij een schuldbekentenis van de kerkvoogdij, even als voor in dat tijdvak niet ontvangen keuterguldens, van maar liefst 1755 gulden. Het gaat hierbij om negen pachters, bewoners van schatplichtige erven, van buiten Gasselte en in Gasselte om J.Kruize, Harm Willems, Harm Hooiveld, Geert Geertsema en Egge Eggens.


Problemen over het delven van graven
In juli 1884 staat tijdens een vergaderi
ng van kerkvoogden en notabelen het kerkhof op de agenda. Wat is het geval? Als er iemand is overleden wordt er een graf gedolven door vier “naobers”. ‘Deze begeven zich’, zo is te lezen in het verslag van de vergadering, ‘voordat ze naar het kerkhof gaan naar het Lijkhuis”. Bedoeld wordt waarschijnlijk het sterfhuis. Daar ‘worden ze onthaald op koffy met boterhams om daarna het graf te delven’. Wat er niet in staat, maar wat er wel bedoeld wordt is, dat er nog wat anders dan koffy op tafel kwam om de mannen wat kracht voor de arbeid te geven. Dit leidde er toe, dat het graf niet altijd keurig op de juiste plaats kwam en dat gaf dan weer problemen met de familie en bij een volgende begrafenis. Dat zet je echter niet op papier, de dorpelingen wisten toch wel wat er aan de hand was en waarschijnlijk zijn er klachten gekomen. Maar ook die moet je er zelf bij denken. Na deliberatie wordt besloten om een grafdelver aan te stellen. Deze krijgt 30 cent voor het delven van een graf van een volwassene en 20 cent voor dat van een kind tot 12 jaar. Deze kosten komen voor rekening van de familie.

 

Huges

Er zijn in de loop der tijd zijn er verschillende relaties geweest tussen bekende Gasselter families en predikanten die voorgingen in het Witte Kerkje. Dat gold bijvoorbeeld ook voor dominee Bernardus (Barend) Sanders, getrouwd met Talka Frederika Sebes. Barend diende de gemeente bijna 44 jaar, van 23 juni 1844 tot zijn emeritaat op 29 april 1888. In het begin van zijn aantreden werd de huidige pastorie gebouwd. Hun dochter Ukonia Sanders trouwde met Hugo Huges.

Huges in Gasselte



Timotheus Huge Huges

Houtkoper en landbouwer Timotheus Huge Huges werd geboren op 1 februari 1816 in Amsterdam, als zoon van Hugo Jans Huges (scheepskapitein) en Aaltje Hendriks Braam. Hij trouwde (1) op 5 januari 1842 in Gasselte met Roelfiena Jeichina Prins, geboren op 20 november 1815 in Gasselte, dochter van Albertus Prins (landbouwer) en Arendina Roliena Coops. Roelfiena stierf op 15 juli 1858 in Gasselternijveen.
Ruim een jaar na het overlijden van zijn eerste vrouw trouwde Timotheus (2), op 21 december 1859, in Gasselte met de 33-jarige Alberta Jantina Prins, geboren op 21 maart 1826 in Gassselte, de elf jaar jongere zus van zijn eerste vrouw.
Timotheus stierf op 20 februari 1892 in Gasselte. Zijn vrouw Alberta was reeds twaalf jaar eerder, op 18 juli 1880, overleden.

Hugo Huges
Hugo Huges, de zoon van Timotheus en Roelofiena werd geboren op 8 april 1845 in Gasselternijveen. Hij trouwde op 9 mei 1883 in Gasselte met Ukonia Sanders, dochter van Bernardus Sanders en Talka Frederika Sebe. Ukonia werd geboren op 9 februari 1849 in Gasselte.
Hugo stierf op 3 maart 1924 in Gasselte, Ukonia op 13 april 1913 in Groningen,

 


Barend Sanders en Talka Sebes.

Uit het huwelijk van Hugo en Ukonia:
• Roelfiena Jeichina Huges, geboren op 26 februari 1884 in Gasselternijveen, overleden op 30 december 1947 in Angerlo (Zevenaar) (begraven in het familiegraf in Gasselternijveen). Zij trouwde met Engbert Posthuma (hoofdopzichter), geboren op 18 december 1881 in Drachten, overleden op 16 november 1935 in Hengelo, zoon van Alle Engberts Postuma en Tjitske Feits Bolleman. Engbert was weduwnaar van Barendina Tetterode, geboren op 3 september 1891, overleden op 12 juli 1930 in Lonneker (Enschede), dochter van Florus van Tetterode en Geertje Lakeman.
• Bernardus Hendrikus Huges, geboren op 10 februari 1886 in Gasselternijveen, overleden op 25 januari 1887 in Gasselternijveen.

Albertus Timotheusz Huges
Albertus Timotheusz Huges was, net als zijn broer Hugo, een kind uit het eerste huwelijk van Timotheus en Roelfiena Jeichina. Hij werd geboren op 19 september 1842 in Gasselte. Hij trouwde op 26 oktober 1865 in Onstwedde, met Lummechien Spier, geboren in Stadskanaal op 16 juni 1842, dochter van Harm Hindriks Spier en Lummechien Hindriks van der Borgh. Albertus was naast houthandelaar en aannemer ook burgemeester van Gasselte. Tijdens zijn burgemeesterschap brandde op 19 januari 1891 de burgemeesterswoning af. Twee van zijn kinderen, de veertienjarige Marchien en de elfjarige Alida, kwamen hierbij om het leven. Volgens een bericht in de Leeuwarder Courant werd ook de dienstmeid levensgevaarlijk gewond. De gehele inboedel en de veestapel ging verloren. Hij stierf op 26 september 1904 in Gasselte. Zijn vrouw Lummechien overleefde hem bijna dertien jaar. Zij stierf op 3 mei 1917.

Albertus Timotheusz Huges.

Harm Huges
Harm Huges zoon van Albertus Huges en Lummechien Spier, werd geboren op 14 februari 1874. Hij stierf op 23 februari 1917 aan leukemie. Na het overlijden van zijn vader nam hij de houthandel over. Nadat eerst zijn oom Jan en vervolgens Jakob Adams burgemeester van Gasselte was geweest werd Harm alsnog, in 1920, benoemd tot burgemeester van Gasselte. Het ambt van burgemeester zou minder bij hem hebben gepast dan het vak van houthandelaar. Harm Huges was ongehuwd.


In dit familiegraf in Gasselternijveeen liggen o.a. Albert Huges, zijn dochters Lummechien, Alberta Jantina, Marchien en Alida en zoon Harm begraven.

 



Jan Huges
Jan Huges was een zoon uit het tweede huwelijk van Timotheus Huges met Alberta Jantina Prins. Hij werd geboren op 3 januari 1861 in Gasselte en trouwde op 1 juli 1892 in Gasselte met Jantina Kamping, geboren op 28 september 1860 in Oosterhesselen, dochter van Rudolf Kamping en Roelfien Alingh. Roelfien was een dochter van Willem Alingh en Anna Abbingh.


Hij volgde in 1904 zijn halfbroer Albertus op als burgemeester van Gasselte wat hij bleef tot 1908. Hij stond bekend als een bekwaam bestuurder. Ten tijde van zijn benoeming tot burgemeester was hij al lid van Provinciale Staten van Drenthe. Hij koos uiteindelijk voor een politieke carrière in het provinciaal bestuur. Hij werd in 1908 gedeputeerde van Drenthe voor de Liberale Staatspartij en bleef dat tot 1935. Hij verhuisde in 1916 naar Assen. Van 1919-1925 was hij voorzitter van het Drents Landbouw Genootschap. In deze periode maakte hij de opbloei mee van de Drentse landbouw als gevolg van het gebruik van kunstmest en de ontginningen.


Hij vervulde ook allerlei functies bij o.a. de zuivelfabriek van Gasselternijveenschemond, de aardappelmeelfabriek Oostermoer, de landbouwvereniging Groene Kruis, het botercontrolestation Assen en de Middelbare Landbouwschool in Groningen.


Hij stierf in Assen op 2 december 1939, zijn vrouw overleed vijf jaar eerder op 20 april 1934 in Assen. Naar Jan werd een straat in Gasselte vernoemd.


Jan Huges.

Jan en Jantina hadden drie kinderen onder wie Alberta Jantina Huges, geboren op 28 maart 1893, overleden op 2 november 1973 in Gasselte. Zij trouwde op 15 maart 1922 in Assen met Jacob Johannes Roodzant, geboren op 2 februari 1887 in Kralingen, overleden op 2 november 1973 in Gasselte, zoon van Anthonie Roodzant en Martina Jacoba Johanna Swemer. Jacob was boer in Coronation (Canada). Op 11 juni 1863 werd Roelof Huges geboren die echter reeds op 24 april 1864 overleed, zoon van Timotheus en Alberta Jantina Prins.


Roelof Huges
Roelof Huges, volle broer van Jan, werd geboren op 18 februari 1865 in Gasselternijveen, zoon van Timotheus en Alberta Jantina Prins. Hij bezocht het gymnasium in Assen en studeerde medicijnen in Groningen. Hij was arts en officier van gezondheid 1e klasse en trouwde op 14 november 1892 in Groningen met Hermanna Maria Keiser, geboren op 2 januari 1867 in Hellum, overleden op 21 maart 1906 in Groningen, dochter van predikant Cornelis Tjassens Keiser en Magdalena Barbera Jacoba Cramer von Baumgarten, dochter van de predikant Gerrit Joannes Frederik Cramer von Baumgarten en Johanna Catharina Broese. Uit dit huwelijk:
• Cornelis Huges, geboren op 14 oktober 1893 in Magelang (Nederlands-Indië), overleden op 3 december 1900 in Magelang.
• Hugo Huges, geboren op 14 oktober 1893 in Magelang, overleden op 20 oktober 1977 in Amsterdam. Hugo was arts. Hij trouwde (1) op 14 juli 1933 in Amsterdam met Maasje van Binsbergen, geboren op 1 juni 1906, overleden op 27 augustus 1936. Uit dit huwelijk:
     o Hugo Bart Huges, geboren op 21 april 1934, overleden op 30 augustus 2004.
     o Johan Maas Huges, geboren op 27 augustus 1936.

Hugo trouwde (2) op 9 juni 1939 in Amsterdam met Bartje Elisabeth de Wit. Uit dit huwelijk:
     o Sophia Huges, geboren op 23 juni 1941.
     o Louise Huges, geboren op 20 januari 1944

Roelof Huges kreeg in juni 1903 een maand verlenging van het hem verleende verlof in verband met ziekte, naar Salatiga door te brengen te Tosari. Hij stierf op 3 april 1950 in Amsterdam (Paulus Potterstraat 24).
Roelof trouwde (2) met A.J. Rebenscheidt in Ngawi, residentie Madioen.

Copyright Albert van der Kaap en Aafke Huizing +, 2024 

 


  •  

    u