Artikelen over het begin van de Reformatie in het Drentse Gasselte en de eerste predikanten.

Pastorie De Weem

Van 1 juli 2018 tot haar plotselinge dood op 20 augustus 2019 was mijn vrouw Rosée van der Kaap-Busscher predikant van het Witte Kerkje in Gasselte. In die periode heb ik mij verdiept in de kerkelijke geschiedenis van Gasselte. Op deze pagina's publiceer ik af en toe resultaten van mijn onderzoek.

Inhoud

  1. Magazine: alle artikelen op Histoforum.
  2. Het begin van de Reformatie in Gasselte: Johannes Fabritius.
  3. Bernardus Fabritius, zoon van Johannes.
  4. Lodewijk Fabritius, zoon van Bernardus.
  5. Albertus Conradus Fabritius, broer van Lodewijk.
  6. Warnerus Emmen, schoonzoon van Albertus Conradus.
  7. Helperus Ritzema, opvolger van Warnerus Emmen.
  8. Lucas Schukking, opvolger van Helperus Ritzema.
  9. Albert Jan Hartman, opvolger van Johannes Dijck.
  10. Johannes Bernardus Folkerus Heersprink, opvolger van Albert Jans Hartman.
  11. Barend Sanders, opvolger van Johannes Heersprink.
  12. Roelof Klein, opvolger van Barend Sanders.
  13. Tammo Tammerus Heringa, opvolger van Roelof Klein.
  14. Fokke Christiaan Ydema, opvolger van Tammo Tammerus Heringa.
  15. Wessel Enno Pieter Germs, opvolger van Fokke Christiaan Ydema.
  16. Jelte Boonstra, Wessel Enno Pieter Germs.
  17. Douwe Faber, opvolger van Jelte Boonstra.
  18. Jacob Cornelis Anthonie Nijenhuis Ockhuijsen, opvolger van Douwe Faber.
  19. Gerrit Jacob Mooi, opvolger van Jacob Cornelis Anthonie Nijenhuis Ockhuijsen.
  20. Teunis Adrianus van der Vlies, opvolger van Gerrit Jacob Mooi.
  21. Jelte Oosterhuis, opvolger van Teunis Adrianus van der Vlies.
  22. Jan de Bruijn, opvolger van Jelte Oosterhuis.
  23. Hendrik Fokke Winterwerp, opvolger van Jan de Bruijn.
  24. Gerrit Johannes Romijn, opvolger van Hendrik Fokke Winterwerp.
  25. Anthony Jan Roodzant, opvolger van Gerrit Johannes Romijn.
  26. Johannes Luchies, opvolger van Anthony Jan Roodzant.
  27. Tjeerd van der Bij, opvolger van Johannes Luchies.
  28. Frans Don, opvolger van Tjeerd van der Bij.
  29. De geschiedenis van het Witte Kerkje.
  30. De Weem: pastorie van het Witte Kerkje.
  31. De Spaanse griep in Gasselte (1918).

Het Witte Kerkje van Gasselte

PDF-versie


Jan Kroezenga, Aafke Huizing en Albert van der Kaap


Foto: Truida Timersma, Gasselte.

1. Inleiding

De geschiedenis van Gasselte, gelegen op het hoogste gedeelte van de Hondsrug, gaat terug tot de vroege middeleeuwen. Oorspronkelijk, in de periode 850-1150, was Gasselte een ‘wegdorp’, waarbij de huizen in een lint aan de weg lagen. Later bestond het dorp uit twee delen, het Grotenend en het Lutkenend, ook wel Westenend en Kerkenend genoemd. Zie het kaartje dat de situatie in 1832 weergeeft. Vanaf die tijd werden beide delen met elkaar verbonden door bebouwing aan de Dorpsstraat.


Het Witte Kerkje op een kaart uit 1832.

Het Witte Kerkje, een zaalkerk, werd gebouwd aan de rand van de hoge es, waarschijnlijk in de tweede helft van de 13e eeuw. De eerste vermelding van Gasselte dateert uit 1302 toen een akte van de marke van Witten mede werd ondertekend door Jacobus van Gasselte. De eerste vermelding van de kerk dateert uit 1328, toen een zekere Harmen pastoor in Gasselte was. De kerk werd, zoals het in een kroniek wordt vermeld, 'gestyfftet op 24 Hoffsteden' vanuit Borger. Tot die tijd moesten de Gasselters ter kerk in Gasselte en nog eerder, tot 1232, zelfs naar Anloo. Omdat Borger een aantal parochieleden kwijtraakte door de bouw van een kerk in Gasselte, moets de Gasselter parochie jaarlijks 8 mudde rogge afleveren bij de pastoor (later predikant) van Borger. Deze pacht is omstreeks 1880 afgekocht.

De eigenaren van deze hofsteden, de eigenerfden, hadden het collatierecht, wat betekent dat zij de priesters mochten aanstellen. De kerk was gewijd aan Onze Lieve Vrouwe, een Maria-kerk dus. In 1362 werd door Wermoldus van Gasselte in de kerk een bij-altaar, een vicarie, gesticht, gewijd aan de heilige Catharina van Alexandrië, met daaraan verbonden een priester, vicaris genaamd. Vanaf dat moment werkten er twee priesters in Gasselte.

Het Witte Kerkje was dus een katholieke kerk, totdat op 10 mei 1598 heel Drenthe van de ene op de andere dag op instigatie van stadhouder Willem Lodewijk overging naar het protestantisme. Van de inwoners van Gasselte had dat overigens niet gehoeven. Zij schreven een brief aan de stadhouder met het verzoek om de huidige priesters, Kampen en Van den Uytlo, te mogen behouden. Maar tevergeefs, en dus werd het Witte Kerkje van Gasselte een protestantse kerk.

In de loop der eeuwen is het uiterlijk van de kerk door diverse restauraties en verbouwingen ingrijpend veranderd. Van de middeleeuwse kerk is nog slechts weinig over. Alleen een smalle raamnis en het kleine dodennisje dateren uit die periode (ongeveer 1450).

2. Het Witte Kerkje




Het Witte Kerkje is, zo schrijven Lesturgeon, van der Scheer en Boom (de drie podagristen) rond 1845 in hun Drentse reisverhalen, gebouwd op de scheiding van twee buurten als het verenigingspunt van beide. In een bloemrijke, maar in onze ogen ook bombastische taal, gaan ze verder:

“Op zondag, de rustdag, komen zij bijeen, de een van ’t vermaak der wereld, de ander van ’t zwoegen in ’t zweet des aanschijns, om elkaar te ontmoeten als broeders van één gezin, als kinderen van deze zelfden Vader, als reisgenoten naar dezelfde eeuwigheid. Hier wordt zichtbaar hoe de Godsdienst, hoe ’t Christendom den muur des afscheidsels tussen ADAM’s nakomelingen te neder werpt en de band wordt, die allen verenigt. Regts komen de gezegenden van ’t lot, de kinderen der weelde en des voorspoeds. – links vloeijen de armen te zamen, en, of de wereld ze scheidt, hier zijn ze één, hier dragen ze alle dezenzelfden naam, hier reiken ze elkaar de broederhand des vredes en der verzoening.’ De kerk staat echter, letterlijk, dichterbij de armen dan bij de rijken, als een soort van troost.‘

 

Mooi en lelijk zijn relatieve begrippen, wat de een mooi vindt, vindt de ander lelijk; beauty is in the eye of the beholder. Lesturgeon, van der Scheer en Boom waren, anders dan de meeste Drenten nu, niet bepaald onder de indruk van de kerk. ‘De kerk is alleen aan de asrode pannen herkenbaar, want dat je haar zou moeten herkennen aan de houten domper op haar dak is een visioen van “eener kranke verbeelding”.

De kerk is gebouwd op het strand van een zandzee en de toren schijnt met kunst en overleg gevormd te zijn, maar heeft geen ander doel dan om verliefde en niet-verliefde duifjes te verlokken en teleur te stellen.

Het enige dat de kerk de moeite waard maakte was ‘die kunstige, boogsgewijs gewerkte rollaag die het kerkhofmuurtje bekleedt’. De Gasselters zouden er goed aan doen om boven de ingang van de kerk de tekst van Huygens ‘Díe schick’lickst van my swijght heeft aller best geseit’ te plaatsen (1).

De muur rondom de kerk is opgetrokken van zogenaamde kloostermoppen. Deze stenen kreeg de kerkvoogdij in 1613 van de Gasselter gedeputeerde Warmolt Bronniger, die ze had gekocht van het landschapsbestuur. De stenen waren afkomstig van de abdij van het klooster van Assen, dat verbouwd was om er Landdagen te kunnen houden. De Landdag, ook wel Ridderschap en Eigenerfden genoemd, was de hoogste wetgevende macht van Drenthe.

Wat is een vicarie ?
Een vicarie was een private stichting die in de late Middeleeuwen ontstond toen vermogende gelovigen soms bepaalden dat een deel van hun nalatenschap, veelal land of ander onroerend goed, moest worden ondergebracht in zon private stichting of vicarie. Het vruchtgebruik van zon vicarie werd dan gevestigd op een altaar in een kerk met de bedoeling daarvan diensten van de clerus te bekostigen, met name het op gezette tijden lezen van missen aan het altaar voor het zieleheil van de stichter of diens naaste (overleden) verwanten. Bovendien verschafte de vicarie zo in zekere mate de middelen voor het levensonderhoud van de met de diensten belaste geestelijke (de vicaris). De stichter wees meestal ook een patroon of collator aan, vaak een naaste verwant die het blote eigendom van de vicariegoederen had en het recht had de vicaris aan te wijzen, behoudens goedkeuring van de bisschop, goederen beheerde. In Drenthe moeten ooit 60 vicarieën zijn geweest. Dat kon -zoals gezegd- een altaar in de parochie- of kloosterkerk zijn, maar ook een afzonderlijk staande kapel. In Gasselte was er de Sint Catharina Vicarie, al gevestigd in 1362 door Wermoldus van Gasselte. Hij besliste toen zijn dood naderde, bij testament dat in de kerk van Gasselte een vicarie op een bij-altaar in de kerk, bediend door de eigen priester, moest worden gesticht ten behoeve van zijn zieleheil, van zijn erfgenamen en vrienden. Zon bij-altaar werd vaak opgericht boven het graf van de stichter en dat zal ook voor Wermoldus van Gasselte hebben gegolden.

Sint Catharina
De heilige Catharina, aan wie het bij-altaar was gewijd, was Catharina van Alexandrië. Zij is een van de bekendste katholieke heiligen. Zij wordt vereerd als martelares, behoort tot de vier Virgines capitales en de veertien helpers in nood. Zij helpt mensen met spraakmoeilijkheden, zij is de schutspatroon (beschermheilige) van scholen, van filosofische faculteiten, naaisters, molenaars, en wagenmakers. Zij is de patrones van het aartsbisdom Utrecht. Voorwaar een prachtige erelijst. Maar, vermoedelijk heeft ze nooit bestaan en is ze een mythische figuur, gemodelleerd nar de door christenen vermoorde filosofe Hypatia uit Alexandrië (2).

Volgens de legende was zij de beeldschone dochter van de heidense koning Costus van Cyprus en zijn vrouw Sabinella. Al op jeugdige leeftijd gaf ze blijk van leergierigheid en buitengewone intelligentie. Ze kende op vijftienjarige leeftijd alle werken van de Griekse filosoof uit haar hoofd. Op haar verzoek, liet haar vader haar studeren aan de universiteit van Alexandrië. Tijdens haar studie raakte ze gegrepen door het christendom en ze beloofde Christus haar maagdelijkheid. Maxentius was toen keizer en een groot tegenstander van het christendom. Hij vervolgde de christenen. Catharina voerde hierover met de keuzer in disussie, waarbij zij haar argumenten zo goed over het voetlicht bracht, dat de keizer er niet tegenop kon. Maxentius, onder de indruk van haar schoonheid, wilde met haar trouwen, maar zij weigerde. Daarop liet hij vijftig wijze mannen met haar te debatteren. Zij lieten zich echter allemaal door haar bekeren tot het christendom. Dat kostte alle vijftig het leven en ook Catharina werd toen ter dood veroordeeld. Ze zou geradbraakt worden, maar door tussenkomst van een engel (de bliksem) werd het rad vernietigd. Hij wilde haar op de brandstapel zetten, maar het vuur waaide uiteeen en verbrandde de beulen. Daarna liet de keizer haar onthoofden. Uit haar halswond stroomde melk die de stad van de pest bevrijdde.

Engelen brachten haar lichaam naar de berg Sinaï en begroeven het daar. Rond 800 vonden pelgrims het lichaan daar dat nog in goede staat was. Op die plek is later een aan haar gewijd klooster gebouwd.

Het collatierecht
De stichter en zijn nakomelingen kregen het collatierecht. Dit betekent dat zij de priester voor de vicarie mogen benoemen. Na Wibbe, de vrouw van Wermold, gaat dit recht naar hun dochter Lamme en haar man Arent Huus. Deze Arent erft de bezittingen van zijn neef, de heer van Ruinen, waarna het collatierecht tot de invoering van het protestantisme in 1598, terecht komt bij de heren van Ruinen.
Vicarissen

Johannes Scuttorp
De eerste vicaris van wie we een naam hebben is Johannes Scuttorp. Omdat hij niet eerder dan na 1440 priester in Gasselte is geworden, zal hij minstens twee, maar vermoedelijk meer voorgangers hebben gehad.

Op zijn naam afgaand, is Johannes geboren in het Duitse Schüttorf, vermoedelijk iets na 1400, want in 1419 begint hij een studie in Erfurt, het Rome van Thüringen. Deze bijnaam dankt de stad aan het feit dat er in de middeleeuwen meer dan negentig kerken, kloosters en kapellen stonden, waarvan er twintig over zijn. Het was ook de stad waar Luther een kleine eeuw na Johannes een studie rechten begon en in 1505 intrad in het Augustijnerklooster om er monnik te worden.

Op 31 december 1440 koopt hij van Elzebe Dillinghe (3) een kleine hofstede in de marke en buurschap van Gasselte. Hij is op dat moment nog vicaris in Coevorden. Reden om aan te nemen dat hij niet lang daarna vicaris in Gasselte zal zijn geworden. In de oorkonde wordt als nadere plaatsbepaling gezegd dat de hofstede aan de ene kant grenst aan een hofstede die eigendom is van het Hundes volk (Bondsvolk, de joden) van Gieten en aan de andere kant aan een gaarde van de kerk.

Op 21 april 1465 maakt Johannes zijn testament op, waarin hij vertelt dat hij priester is geweest in Coevorden, Westerbork en Gasselte. Hij vermaakt aan zijn ‘maget’ (maagd) Tielken (Telken Bruens) een lijfrente van 95 Arnhemse guldens en het vruchtgebruik van zijn bezittingen, mocht hij voor haar komen te overlijden. Mocht dat niet het geval zijn, dan belooft hij zorg te dragen voor haar begrafenis en dagelijk voor haar zielenheil te zullen bidden. Tielken zal dus zijn huishoudster zijn geweest die hij graag goed verzorgd wilde achterlaten. Dat dat niet zo vanzelfsprekend was, blijkt al vrij snel na zijn dood, ergens op het eind van de jaren zeventig. Tielken, die dan alleeen in het huis woont, krijgt op 16 maart 1479 van Hendrick van Munster, heer van Ruinen en collator van de vicarie en van Ludeken, de prior van het klooster Yesse in haren (bij Groningen) te horen dat ze per 1 mei van het jaar daarop volgende het huis moet verlaten. Dat gebeurt echter niet, want pas op 4 april 1493 bericht Jacobus van Ruinen, de opvolger van Johannes, dat hij de stok heeft geleged om de overeenkomst te bekrachtigen. Vermoedelijk is Tielken dan al overleden.

Het huis dat Johannes had laten bouwen van hout uit het ‘Vicarienholte’ stond op een stuk land dat door ene Ghelen Hanijghen na haar dood was geschonken aan de vicarie. Dit huis stond voor de vicarie, waarbij werd bedongen dat er in het huis nooit een taveerne gevestigd mocht worden. Zij schonk daarnaaast een ‘maet’ (land) aan de oostkant van de vicarie en een stuk land dat in de vicariehof wordt gebruikt (4).

Jacobus van Ruinen
Jacobus van Ruinen was eind vijftiende eeuw de opvolgers van Johannes Scuttorp als vicaris in Gasselte. Ook hij studeerde (vanaf 1456) in Erfurt. Jacobus kreeg op enig moment moeilijkheden over land met eerder genoemde Thielken, zo blijkt uit documenten van de Lotting van de Etstoel in Rolde met pinksteren 1482. Het gaat om Hanhagen Maet en ’t hof Spitael. Deze zouden toebehoren aan het convent van Yesse en Sibculo. Op 4 april 1483 verklaarde hij dat hij met instemming van Hendrick van Munster, heer van Ruinen, en van zijn kerkheer Roloff Quant land heeft geruild met het convent van Essen bij Groningen. Hij ruilde een huis met stede, de Blankeborch, gelegen voor de vicarie en ooit geschonken door Ghele Havynge voor een stuk land in de hof van de vicarie (5).

Het klooster Yesse (later ook Essen genoemd), een cisterciënzer-vrouwenklooster, is tussen 1215 en 1594 gelegen op de plaats van het huidige buurtschap Essen, in het uiterste noorden van de gemeente Haren bij Groningen. Het dankt zijn naam aan de vader van Koning David (Yesse, Jesse, Isaï).
In 1249 sluit het klooster zich aan bij Aduard, maar nadat de zusters steeds verder van de regel van Benedictus zijn afgedwaald stappen ze in 1418 over naar de congregatie van Sibculo, die heeft gekozen voor de Moderne Devotie. De abt Johannes X van het cisterciënzerklooster Cîteaux heeft de zusters in 1483 persoonlijk bezocht om hen een hart onder de riem te steken. Hierdoor komt het ook dat het klooster, dat van 1249 tot 1418 onder Aduard valt, zich dan aansluit bij het pas gestichte klooster Galilea Major te Sibculo (bij Hardenberg), wat tot het einde van de kloostertijd zo zal blijven.

Stoklegging is een oud Drents gebruik dat dient als bekrachtiging van de verkoop van onroerend goed. De verkoper legt de stok neer, de koper neemt deze op, en pas daarna is onroerend goed geleverd. Het ritueel van stoklegging is afkomstig uit het oude Germaanse recht. De achterliggende gedachte is dat het niet mogelijk is om een stuk onroerend goed letterlijk aan een ander in handen te geven. Om een dergelijke abstracte rechtshandeling voor eenieder zichtbaar te maken doet de oude eigenaar, in aanwezigheid van familie, buren en andere belanghebbenden, afstand van zijn bezit door een stok op de grond te leggen. De stok is het symbool voor een abstract begrip: de macht die de eigenaar over zijn bezit heeft.

Johannes Pigge
Johannes Pigge uit Ruinen wordt op 15 april 1514 tot priester gewijd. Naar eigen zeggen is hij twintig jaar vicaris in Gasselte geweest. Dat betekent dat er tussen hem en de laatste vicaris nog zeker enkele andere vicarissen zullen zijn geweest, van wie we de naam niet kennen.

Jacobus van den Uthlo
De laatste vicaris van Gasselte was Johan van den Uthlo. Net als de eerdere vicarisssen had ook hij in Erfurt gestudeerd. Een voorvader van hem die daar rector was geweest had in 1463 bij testament een studiefonds gesticht, waarmee jongelui uit zijn familie of jongens uit Ruinen, Zuidwolde of de rest van Drenthe in de gelegenheid werden gesteld om te studeren.
Jacobus wordt in 1594 vicaris in Gasselte, nadat hij korte tijd preister is geweest in Nijeveen. Lamng duurt zijn periode in Gasselte niet, want in 1598 worden alle priesters voor de keus gesteld, protetstnts worden of verdwijnen. Hendrik van Munster, heer van Ruinene, en collatiehouder van Gasselte was van mening dt de stadhouder niets te zeggen had over deze particuliere stichting.

Bezittingen van de vicarie
Hoe rijk waren de vicarie in Gasselte? In 1362, bij de stichting, kon de vicarie jaarlijks beschikken over 40 mud rogge en 10 mud havermolt dat opgebracht moest worden door acht boerderijen in zes dorpen. In 1534 is sprake van 50 mud roggepacht, dat opgebracht moet worden door 35 boerderijen en elf dorpen. Het heeft er dus alle schijn van dat boerder opgedeeld zijn tussen kinderen en dus een stuk kleiner zijn geworden.

Bezittingen van de pastorie in 1597
Aan de vooravond van de invoering van het protestantisme in Drenthe gaf de parochie van Gasselte op 19 december 1597 de volgende staat van inkomsten en bezittingen van pastorie en vicarie op aan de Drentse Staten:
• Huis, erve en hofstede met ongeveer 26 mud bouwland, alles vrij van schattingen en schulden;
• Een weidekamp, ten noorden van de pastorie erve;
• Twee stukken hooiland, met een opbrengst van ongeveer zes voeder hooi;
• Het recht om veen te weiden op enkele akkers van de es, nadat daar het koren vanaf was gehaald;
• De zogenaamde Koevenne, met een weide voor twee runderen;
• Het recht om vier varkens in de buurbossen te jagen om zich met eikels te voeden;
• Een halve mud rogge, jaarlijks door de kerkvoogden uit te keren;
• Van elk van 23 buursteden (boerderijen) in Gasselte jaarlijks 112 mud rogge.

De inkomsten van de vicarie waren tussen zeventig en tachtig mud rogge en een ‘staetlicke behuisinge’.

Vernielingen tijdens de Tachtigjarige Oorlog
In de loop van haar bestaan is de kerk diverse keren vernield en hersteld, maar ook verbouwd. Zo had de kerk bijvoorbeeld te lijden van de opstand van de Nederlanden tegen Spanje (de Tachtigjarige Oorlog, 1568-1648). Het interieur werd in 1626 en 1637 ernstig beschadigd door ingelegerde soldaten die, zonder voorkennis en toestemming van Drost en Gedeputeerden, de kerk van Gasselte, maar ook die van Gieten en Zuidlaren bezet hadden. De kerk had in die zelfde periode ook te lijden van het weer. In 1647 werd het kerkgebouw door ‘ongestuyme stormwyndt seer gedesomeert’(beschadigd). Voor het herstel van de schade kreeg de kerk zowel in 1637 als in 1647 100 gulden.

De kerkklok

 


De kerk met klokkenstoel.


Bijna een eeuw lang hing de kerkklok vermoedelijk in een boom op het kerkhof, tot er in 1696 een klokkenstoel voor de kerk werd gebouwd (zie de afbeelding). Deze werd gemaakt door timmerman Everdt die voor zijn arbeid en geleverd materiaal 5 gulden en 15 stuiver ontving. Voor het ijzerwerk aan de klokkenstoel kreeg smid Lubbert 16 gulden. Voor een balk aan de ‘klocktoren, moest men bovendien Hiddinge nog tien gulden betalen.


In 1787, in de tijd dat Albert Alingh kerkvoogd was, werd de kerk verbouwd naar plannen van A. Meursing (6). Een gedenksteen in de gevel van de kerk, gelegd door de zoon van Albert, Jan, is daar nog een tastbare herinnering aan.



In datzelfde jaar werd de klokkenstoel vervangen door een dakruiter - een torentje op de nok van de kerk - met een ingesnoerde, leiengedekte naaldspits met torenhaan, waarin de klok een plaats kreeg.
Deze klok, 440 kilo zwaar en met een diameter van 80 centimeter, werd in 1603 gegoten door Frederick (Frerick) van Butgen uit Dortmund. Van deze klokkengieter is slechts één andere klok in Nederland bekend die in de toren van de Clemenskerk in Steenwijk een plaats kreeg (1604) (7).
De klok heeft als opschrift Johan Hovingh, Warmolt Broninger, Luitien Tebeing (Tebinge), Harm Aling, Jan Hiddinck, Willem Niehoving, Olde en Nie voegeden to Gasselte. Fredrich von Brigten (Frerick van Butgen) gos mi (heeft mij gegoten) Ao 1603 (8).

Voor deze namen staat op de klok ook nog een afdruk van een munt. Helaas is het opschrijft al een tijdje niet meer leesbaar. Dat is spijtig. Volgens diverse bronnen zou er te lezen moeten zijn: Ferdinand D.G. (Dei Gratia= bij de genade Gods) Archidux Aust. Maar wie is deze Ferdinand en waarom staat er een munt met zijn naam op de klok? Eigenlijk komen er maar drie Ferdinands in aanmerking, Ferdinand I en zijn zoon Ferdinand II, die beiden aartshertog van Oostenrijk waren en Ferdinand II, keizer van Duitsland.
Ferdinand I (1503-1564), zoon van Filips de Schone en Isabella van Castilië, ontving bij zijn geboorte o.a. de titel aartshertog van Oostenrijk. Deze jongere broer van Karel V was keizer van het Heilige Roomse Rijk, koning van Bohemen en Hongarije. Ferdinand was een overtuigd katholiek en aanvankelijk een groot tegenstander van de protestantse bewegingen.
Zijn zoon Ferdinand II (1529-1595), was ook aartshertog van Oostenrijk. Een link met de Nederlanden is er echter niet te vinden. Hetzelfde geldt voor de kleinzoon van Ferdinand I, Ferdinand II (1578-1637). Twee van deze kandidaten waren bovendien in 1603 al enige tijd dood, terwijl de kleinzoon van de eerste Ferdinand pas in 1617 koning van Bohemen en in 1619 Duits keizer werd.
Kortom er lijkt eigenlijk geen reden om een afdruk van een munt van een van hen op de klok aan te brengen. Tenzij er sprake was van een stil protest van de kerkvoogden van Gasselte. Kort na de overgang naar het protestantisme in 1598 hadden de inwoners van Gasselte in een brief aan de stadhouder namelijk, tevergeefs, te kennen gegeven dat zij graag hun katholieke priesters wilden behouden. Alle drie genoemde Ferdinands waren overtuigde katholieken.

De Klok in de Tweede Wereldoorlog
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden veel klokken van kerken gevorderd voor de oorlogsindustrie. De klokken van Gasselte en Gasselternijveen ontsnapten aan dit lot. De burgemeester van Gasselte, Karel Hendrik Gaarlandt, schreef een brief aan de Commissaris van de Koningin waarin hij stelde dat de klokken van Gasselte en Gasselternijveen niet gemist konden worden. Ze waren namelijk ingeschakeld bij de luchtbeschermingsdienst om het sein ‘luchtgevaar geweken’ aan te geven. Bovendien was de klok voorzien van de letter M (=monumentale klok). De brief had effect, de klok is nooit gevorderd ook al werd deze op 5 april 1943 wel uit de klokkentoren verwijderd (9).

Restauraties en aanpassingen
In 1803 werd de kerk aanmerkelijk vernieuwd en verbeterd en in 1851 kreeg de kerk een nieuw dak met blauwe pannen. De buitenmuren werden gepleisterd, de banken werden hersteld, de binnenkant geschilderd en het houten tongewelf gestukadoord. Bij de ingebruikname van de gerestaureerde kerk op 14 september 1851 preekte dominee Sanders - de eerste bewoner van de nieuwgebouwde pastorie – over 2 Korinthiërs V: 17b: ‘Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping; het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen.’ De pleisterlaag op de buitenmuren van de kerk werd na 1945 overigens weer verwijderd en vervangen door een witte verflaag.

De restauratie heeft veel geld gekost en daarom bedenkt de kerkenraad dat de kerkgangers, nu zij zoveel meer zitgenot hebben, daar best aan mee mogen betalen. De zitplaatsen worden verhuurd en al naar gelang de plek bedraagt de huur voor een jaar tussen de 15 en 40 gulden. Deze regeling leidt er in 1852 toe dat de kerkenraad in een juridisch geschil verwikkeld raakt met de nazaten van Louwerens Jans, de brouwer. Deze claimen recht te hebben op twee zitplaatsen in één van de dwarsbanken aan de noordzijde in het koor van de kerk (de preekstoel staat dan nog aan de zuidkant van de kerk). Tussen 1854 en 1855 worden de pachters van de roggepacht in de gemeente Emmen in staat gesteld, deze in één keer af te kopen. De meesten doen dat. Het gaat hier om pachten (mudden rogge), die zowel bij de stichting van de kerk, als bij de instelling van de St. Catharina vicarie in 1362 waren geschonken door de stichters en die in mei of op St Agnes (21 januari) moesten worden geleverd aan de kerk van Gasselte. Deze verplichting rustte op het erf, niet op de eigenaren.



Bezit van de kerk in 1832
1= pastorie
2 = kerkelijke gemeente
3= diaconie


Bezit van de kerk in 1832 is met het cijfer 1 aangegeven.

 

Bezit van de kerk in 1832.

Restauraties volgen altijd de mode van de tijd. Soms bepaalt die dat een kerk gemoderniseerd moet worden, soms dat de kerk juist weer in oude staat moet worden hersteld. Bij de restauratie van het interieur in 1929 gebeurde in zekere zin beide. Er kwam een orgelzolder die er voorheen niet was geweest, maar tegelijkertijd werden de preekstoel en de avondmaalstafel van een eerdere verflaag ontdaan. De kosten van deze restauratie bedroegen 1700 gulden.
Bij een restauratie in 1964 werden alle moderniseringen sinds 1787 ongedaan gemaakt. Er kwam toen een oude vensternis tevoorschijn, net als een aantal vijftiende eeuwse tegels. De ovale avondmaalstafel werd weer in zijn rechthoekige staat teruggebracht. De rommelhokken onder de orgelgalerij werden gesloopt en maakten plaats voor een consistoriekamer en de opgang naar het orgel.

Verwarming
Vanaf 1885 moesten twee, turfgestookte, kachels het verblijf in de kerk veraangenamen. Bij een restauratie in 1963 werden de kachels vervangen door een heteluchtinstallatie. In 1995 kreeg de kerk vloerverwarming. Bij de voltooiing van deze restauratie kreeg de kerk van het provinciaal bestuur van Drenthe een kaarsenkroon.

Dominees en pastoors
Het gemeentebestuur van Gasselte schonk in 1995 de twee borden met de namen van alle predikanten die in Gasselte hebben gestaan.


 

Begin twintigste eeuw is er op initiatief van Aafke Huizing, die daarbij een wens van Jan Kroezenga in vervulling liet gaan, een bord in de kerk geplaatst met, voor zover bekend, de namen van pastoors die de kerk hebben gediend. Jans Woering en Tinus Tamminga maakten het bord dat de linkerzijde van de kerk siert.


 

Muraalbogen
Getuige een gedenksteen in de zuidmuur werden in 1957 kerk en toren hersteld. Tijdens de restauratie van 1964 werden de ‘moeten’ (indrukken) van twee muraalbogen gevonden, die nu nog zichtbaar zijn in lijnen in het pleisterwerk. Deze ‘moeten’ kunnen wijzen op romano-gotische koepelgewelven. Het smalle dichtgezette spitsboogvenster in de noordmuur werd reeds in de gotische periode door de muraalboog heen gebroken, wat betekent dat toen reeds de gewelven waren ingestort of dat deze nooit werden uitgevoerd. Bij deze restauratie werden de omtrekken van de muraalbogen in het pleisterwerk aangegeven, evenals die van het kerkhofpoortje in de noordmuur, dat in 1787 tijdens een verbouwing werd dichtgezet. Een steen in de noordmuur, die zich vroeger boven de hoofdingang aan de westzijde bevond, herinnert aan deze verbouwing onder leiding van de architect A. Meursing. Bij deze gelegenheid werden voorts in het koor twee vensters verplaatst en werd het middelste venster dichtgezet.


Een muraalboog (schildboog) is een boogvormige aansluiting van een gewelf aan het opgaande metselwerk: een gordelboog geplaatst tegen een muur (10).
1 = gewelfveld
2 = gordelboog
3 = muraalboog
4 = sluitsteen
5 = schildmuur


Het kerkhof
Vermoedelijk werden er al ver voor het christendom hier ter plaatse zijn intrede deed, mensen begraven op de plek waar nu de kerk staat. Kerken werden namelijk vaak daar gebouwd waar al een voor-christelijk heiligdom lag. Zo zijn er in 1885 bij graafwerkzaamheden op het kerkhof overblijfselen gevonden van grafgiften uit de merovingische tijd (500-750).

Aan de zuid- en oostkant van de kerk liggen de familiegraven van de meer welgestelde Gasselters. Een familie kocht dan een ‘slag’ graven waar in de loop der tijd familieleden ter aarde werden besteld. Het oudste nog aanwezige graf dateert uit 1840. Op 3 september van dat jaar stierf Anna Abbingh, dochter van Rudolph Abbingh en Hindrikkien Hilbingh, en echtgenote van de landbouwer Willem Alingh. Anna, die op 8 februari 1802 in Erm was geboren, stierf kort na de geboorte van hun zoon Willem op 16 augustus 1840.

Aan de noordkant van de kerk werden de minder gesitueerden begraven die zich geen duurzaam gedenkteken konden veroorloven. Aan deze kant treft men dan ook geen grafstenen meer aan. Wel is daar ruimte gemaakt voor een strooiveldje met gedenkstenen.

 


Gedenkstenen op het strooiveldje.

Vanaf de ingebruikname van het vernieuwde kerkhof in 1923 werden hier alleen nog mensen begraven als de familie van de overledene al over een familiegraf kon beschikken. In 1977 werd er voor het laatst iemand op dit kerkhof begraven.

3. Bezienswaardigheden in de kerk

Preekstoel
De zeskantige eikenhouten preekstoel met klankbord in Hollandse renaissancestijl dateert uit ongeveer 1630 en heeft nisversieringen op de panelen, cartouches op de bovenrand en ebbenhouten inlegwerk. De knop van de kuip is van veel later datum en pas in 1963 aangebracht.



Avondmaalsbeker
In 1638 werden de kerkvoogden in Drenthe verplicht een avondmaalsbeker aan te schaffen, maar in dat jaar hadden alleen Vries, Norg en Coevorden zo’n beker. In Odoorn was zelfs in 1641 de oude (katholieke) miskelk nog in gebruik. De 17e-eeuwse bekers in Noord-Drenthe en in de gemeenten langs de Hondsrug zijn vrijwel allemaal gemaakt in de stad Groningen. Zo bestelden de gemeenten van Anloo, Gieten en ook Gasselte in 1644 een beker bij de Groningse zilversmid Lambertus Muntinck. De beker uit Gasselte draagt het opschrift: Poculum Eucharisticum Ecclesiae Gasselthanae ita procuratum ac formatum temporibus Bernhardi Fabritii Pastore. Jan en Arendt Alinge. Ardituis. Anni 1644. Een tweede zilveren beker dateert uit 1878. De oudste beker wordt bewaard in het Drents Archief in Assen. Bij elke avondmaalsviering wordt deze van daar naar Gasselte gehaald. De avondmaaltafel is uit ongeveer 1680.


Avondmaalsbeker uit Gasselte (1644), gemaakt door Lambertus Muntinck uit Groningen.

Doopbekken
Het doopbekken werd in 1696 aangeschaft en staat op een gesmeed ijzeren onderstel uit 1780.

Offerblok
Het offerblok (ook wel armpaal genoemd) werd in 1681 vervaardigd door de plaatselijke timmerman en smid (kosten 11 gulden en 11 stuiver) en was aanvankelijk vastgemaakt aan de muur van het koor. Bij de restauratie van de kerk in 1964 verdween het naar achterin de kerk. In 2013 was het offerblok, na een inbraak, korte tijd verdwenen. Gelukkig is het - weliswaar vernield - teruggevonden. Herstel kostte ruim € 1000,=.

In de loop der tijd is de bestemming van de inhoud van het offerblok diverse keren gewijzigd. Een laatste keer in de zestiger jaren van de vorige eeuw. Sindsdien zijn de giften voor het restauratiefonds van de kerk.

Grafzerken
De kerk telt een tweetal grafzerken. De ene is van Jan Alingh, zoon van Albert Alingh en Willempje Meijeringh. Hij werd gedoopt op 24 juni 1702 in Roden. Hij trouwde op 20 september 1724 in Gasselte met Roelofje Huisingh, gedoopt op 25 maart 1700 in Gieten. Roelofje was de dochter van de ette van Oostermoer (1709-1723), Hindrik Lamberts Huising, en Willemtien Hidding (uit Gasselte). Reeds op 17-jarige leeftijd werd Alingh, op 19 maart 1720, benoemd tot schulte van Borger en Gasselte. Hij vervulde die functie bijna 50 jaar (tot 1769). Vanaf 1759 was hij tevens schulte van Gasselternijveen. Van 1771- 1782 was hij ette voor het Oostermoer. Hij stierf op 28 april 1784 in Gasselte. Op 7 mei 1784 werd hij begraven op de noordkant van het koor. Ook zijn vrouw, overleden op 16 juli 1784, vond een laatste rustplaats in de kerk  (11).


Grafzerken van Jan Alingh en zijn vrouw en van Jan Hilbingh.

De andere grafzerk is van Jan Hilbingh, geboren op 11 november 1655 in Gassselte. Hij was een zoon van Herman Jans Hilbingh en Jantien Heines Hamming. Op 1 november 1674 trouwde hij in Gasselte met Frederica Buining, geboren rond 1650 in Annen en overleden op 12 december 1721 in Gasselte. Frederica was een dochter van Cornelis Buining en Geesjen Olt-Eitinge. Hilbingh was jarenlang lid van de Landdag. De Landdag, ook wel Ridderschap en Eigenerfden genoemd, was de hoogste en wetgevende macht van Drenthe. Hilbingh was daarnaast van 1694-1709 voor Oostermoer ette in de Etstoel van Drenthe. Dit orgaan, bestaande uit de Drost en 24 etten, was verantwoordelijk voor een deel van de overheidstaken. Zij spraken recht in civiele zaken, geschillen tussen ingezetenen onderling, maar later ook in strafrechtelijke zaken. Om tot ette gekozen te kunnen worden moest men in het bezit zijn van een boerenbedrijf met bouw-, weide- en groenlanden en een aandeel in de marke, het gemeenschappelijke bezit van een dorpsgemeenschap. Hij stierf op 25 februari 1709 in Gasselte (12).

Sarcofaagdeksels
Tegenover het koor liggen twee zogenaamde sarcofaagdeksels (doodkistdeksels). De ene is van rode Weserberglandsteen en dateert vermoedelijk uit de 13e eeuw. De andere is van geel-grauwe Gildehauser zandsteen en was ooit in gebruik als altaarsteen. Er zijn nog sporen van ingekraste wijdingskruisen uit ongeveer 1250.

Het orgel
Tot 1929 bezat de kerk geen orgel, maar in dat jaar kwam er, tijdens een restauratie van de kerk, een orgelzolder in de kerk, waarop een orgel werd geplaatst gemaakt door Johan Meek in Assen. Toen de kerk op 17 november van dat jaar weer in gebruik genomen, ging dominee Meijer voor in de dienst, die ook werd bijgewoond door de burgemeester en zijn vrouw. Het orgel werd bespeeld door de maker, Johan Meek. Meijer preekte over 1 Koningen 8:29 en de collecte bracht 88,07 gulden op. G. Jansen uit Gasselternijveen werd vanaf dat moment de vaste organist.
In 1965 werd het orgel onder handen genomen, waarbij enkele stomme registers weer tot spreken werden gebracht. De dispositie van het éénklaviersorgel, met aangehangen pedaal was hierna:
• Praestant 8’
• Holpijp 8’
• Gamba 8’
• Celeste 8’
• Octaaf 4’
• Fluit 4’
• Gemshoorn 2’


Het orgel begon in de jaren zestig mankementen te vertonen. Over een restauratie van het orgel in 1963 schrijft Jan Kroezenga: “enkele dode stemmen werden door pijpen weer tot spreken gebracht”. Maar de toestand van het orgel bleef desondanks zo slecht dat de toenmalige orgeladviseur schrijft “dat dit instrument nooit geheel zonder feilen zal zijn en dat men tevreden moet zijn, als het enigermate redelijk bespeelbaar is”. De Heer Meyer, jarenlang organist van de kerk, stak veel energie in het orgel. Hij kon het niet accepteren dat de heteluchtverwarming zijn verwoestend werk deed, waardoor het orgel in de jaren 70 onherstelbaar beschadigd werd. Meyer heeft toen ‘zijn’ orgel eigenhandig gerestaureerd zodat het nog 20 jaar mee kon. Een rapport uit 1984 stelt: “Dank zij de inzet van uw organist, die het technische gedeelte zo goed mogelijk bijhoudt, functioneert het orgel nog redelijk” (13).


Er gingen steeds meer stemmen op om over te gaan tot de aanschaf van een nieuw orgel en de aanzet daartoe gaf ds. Van der Bij door bij zijn vertrek f 100,- te schenken voor een nieuw orgel. Zijn opvolger Don een installeerde vervolgens een orgelcommissie die uiteindelijk een ton opleverde. De hele operatie van plaatsing van een nieuw orgel kostte uiteindelijk 300.000 gulden.
In 1995 werd er, op advies van een orgelcommissie, geadviseerd door Stef Tuinstra, achter het bestaande Spieringfront een ‘nieuw’ orgel geplaatst dat jaren opgeslagen was geweest in de werkplaats van de orgelmakers Bakker en Timminga in Leeuwarden. Dit orgel had bijna een eeuw dienstgedaan in de Hervormde Kerk van het Friese Woudsend en was in 1847 gebouwd door de Drents/Duitse orgelbouwer Johan Christoff Scheuer uit Coevorden.


Om financiële redenen werd besloten het orgel in Gasselte in twee fasen te restaureren en stilistisch aan te passen. In de eerste fase werden de lade, klaviatuur, mechanieken en zes registers pijpwerk van dit, inmiddels beschermde, instrument grondig hersteld en achter het zinken Spiering-front geplaatst. Het orgel werd op 7 juli 1995 in gebruik genomen met een bespeling door vier plaatselijke organisten en adviseur Stef Tuinstra. De dispositie van het orgel met aangehangen pedaal was:
• Prestant 8'
Holpijp 8'
• Octaaf 4'
• Fluit 4'
• Quint 3'
• Woudfluit 2'

 

In 2002 volgde de tweede fase van de restauratie door Bakker & Timmenga uitgevoerd, waarbij er drie registers werden toegevoegd: Bourdon 16’, Mixtuur IV en Trompet 8’. Ook werd de kast verguld door Jans en Jan Woering uit Gasselte (14).



Textielschilderijen
Voor in de kerk hangen zes textielschilderijen van Iet Louwerse-van den Belt, voorstellende ”De Schepping”.

4. De kerk in de Tweede Wereldoorlog


Du Ciel la Liberté


Op het eind van de Tweede Wereldoorlog waren de inwoners van Gasselte getuige van een heftige gebeurtenis. Het scheelde maar heel weinig of de kerk, gevuld met zo’n 300 inwoners van Gasselte, was op 9 april 1945 in de lucht gevlogen.

Onderstaande beschrijving van de gebeurtenissen in april 1945 is ontleend aan een artikel van Fedor de Vries en Cornelis Reijntjes en De boot is omgeslagen van Jan Kroezenga (15).

NSKK in de pastorie
Begin oktober 1944 wordt er in Gasselte een contingent soldaten van het National Sozialistisches Kraftfahr Korps (NSKK) gelegerd. Dit NSKK bestaat uit Nederlandse vrijwilligers die als chauffeur transporten uitvoeren voor de Duitse Wehrmacht. Alleen de commandant, Obersturmführer Klaus, is een Duitser. Het hoofdkwartier wordt gevestigd in de pastorie. Voor de staf worden bij burgers kamers gevorderd. De toenmalige school, op de plaats waar nu de muziekkoepel staat, wordt gevorderd als onderkomen voor het gewone volk. De verhouding tussen de autoritair optredende NSKK’ers en de inwoners van Gasselte is gespannen.

Parachutisten landen bij Gasselte
In de nacht van zaterdag 7 op zondag 8 april 1945 vindt, in het kader van operatie Amherst, bBoven Drenthe de laatste luchtlandings-operatie in Nederland plaats. Met het afwerpen van 702 Franse (SAS) parachutisten wil men de verdere opmars van het Tweede Canadese Legerkorps ondersteunen (16).


Vlabij Gasselte worden zo’n 60 Franse parachutisten van kapitein Paul de Gramond, luitenant Jean Appriou, luitenant Michel Legrand en 2e luitenant Henri Stéphan gedropt. De meesten landen niet ver van hun geplande landingsplaats in de bossen westelijk van Gasselte. Vroeg in de morgen kloppen enkele parachutisten aan bij het huis van R. Pronk, een verzetsman van het eerste uur, gelegen aan de bosrand richting Gasselte tegenover het "Hemelrijk". Als het licht wordt vindt hij achter in het bos nog een groep parachutisten. Ondertussen is ook de verzetsbeweging op de hoogte van de landingen. Uit inlichtingen van de Fransen blijkt dat er nog verschillende mannen ontbreken. De hele zondag zijn de verzetsmensen bezig hen te zoeken. Anderen verzamelen de containers met munitie, wapens en voedsel. De parachutisten voeren diverse acties uit op Duitse colonnes.

Maar ook de Duitsers en de NSKK’ers zijn gealarmeerd over de luchtlandingen. In de veronderstelling dat er duizenden parachutisten geland zijn wagen ze zich niet in de bossen. Gasselters die contact met de Fransen gehad hebben, worden op weg naar huis door Duitse wachtposten aangehouden en voor ondervraging meegenomen naar de pastorie. Daarna mogen ze naar huis. Pas zondagavond zendt radio Oranje vanuit Engeland een codebericht uit: "De boot is omgeslagen". Dat betekent dat de verzetsbeweging in actie moet komen om inlichtingen te verzamelen voor de gelande parachutisten.

Aanval op de pastorie
De parachutisten besluiten om op 9 april een aanval uit te voeren op de pastorie om de staf uit te schakelen. Aan de ingang van het dorp zal vaandrig Albert Bacuez met een Brengun de weg onder schot houden. De groep van luitenant Jean Appriou zal langs de noordelijke kant optrekken naar de pastorie om de vijand uit te schakelen en daarna naar het oosten afbuigen. De groep van luitenant Michel Legrand moet langs de zuidelijke kant van de weg optrekken, de vijand aanvallen en eventuele huizen zuiveren. De groep van kapitein Paul de Gramond dient een omtrekkende beweging naar het noorden te maken om zodoende de terugweg van de vijand af te snijden en de aanvoer van versterkingen te verhinderen. Sergeant Louis Le Goff moet met enkele mannen een omtrekkende beweging door het zuiden maken en zo de Dorpsstraat afsluiten.

De aanval staat gepland voor het begin van de middag uitgevoerd worden, omdat de bewaking dan, na het eten, niet zo scherp zal zijn is de verwachting. Als herkenning zullen de parachutisten na het beëindigen van de actie gele halsdoeken dragen.

De mannen die de aanval uitvoeren gaan eerst naar de woning van Pronk en vandaar naaar Gasselte. Zij worden vergezeld door gidsen van het verzet uit Gasselte en Kostvlies. Gasselte wordt zonder moeilijkheden bereikt en in looppas voeren de mannen het omsingelingsplan uit. Appriou trekt met zijn mannen naar de pastorie en opent het vuur. Hoewel de NSKK-ers totaal verrast zijn, herstellen ze zich snel. Vanuit de ramen worden de para’s heftig beschoten. Vooral vanuit het achterhuis komt hevig vuur van een mitrailleur, bediend door de NSKK’er Arie van der Hoek. De Fransen bevinden zich in een nadelige positie omdat ze te dicht bij de ramen liggen waardoor verplaatsen bijna niet mogelijk is. Daarbij komt nog dat men achter de bomen van de hof in dekking ligt waardoor doeltreffend vuur uitbrengen moeilijk is.

Intussen is ook Legrand aan de voorzijde van het gebouw tot de aanval overgegaan, zodat de vijand nu van twee kanten aangevallen wordt. Om een einde aan het gevecht te maken willen de Fransen een stormaanval op het gebouw ondernemen en daarbij handgranaten door de ramen naar binnen gooien. Zover komt het echter niet. De mitrailleurschutter van der Hoek wordt geraakt (17), waarna de andere NSKK’ers voor de fel vechtende parachutisten op de vlucht slaan. De meesten worden echter door de mannen van Legrand gevangen genomen. Voor het pand staat een Duitse auto waarin documenten uit het bureau van de commandant worden gelegd. Een vrachtwagen met levensmiddelen laten ze achter voor de burgerij. In heel snel tempo worden de gevangenen afgevoerd naar het bos. Van de gevechtspauze die nu ontstaan is, maken verschillende NSKK’ers die niet in de pastorie waren gebruik om te vluchten. De meesten worden door de Fransen opgespoord waarbij er twee doodgeschoten worden. De overval, die tegen de middag was begonnen, bij zonnig weer, had niet langer dan dertig minuten geduurd.

Opgesloten in de kerk
De inwoners van Gasselte wanen zich bevrijd en sommigen gaan bij de pastorie kijken hoe de troepen alles achtergelaten hebben. Een aantal van hen vindt dat ze spullen die er nog lagen goed zouden kunnen gebruiken en nemen die mee naar huis, schrijfmachines, radio’s, levensmidddelen, zelfs grote hompen vlees. Een tweetal NSKK’ers hadden zich tijdens het vuurgevecht om de pastorie in de kelder verstopt en gezien dat inwoners er met spullen vandoor waren gegaan. Dit zou grote gevolgen heebben.

Ingeseind door gevluchte NSKK’ers die de Gasselters beschuldigen van hulp aan de vijand, keren Duitse troepen, onder leiding van Hauptmann Willke, terug naar het dorp. Iedereen die zich op straat bevindt, mannen en vrouwen, wordt gearresteerd. De twee NSKK’ers die zich in de pastorie schuil hadden gehouden, doen verslag aan Willke en vertellen hem dat een van de Gasselters de zwaargewonde NSKK’er Van der Hoek zou hebben geschopt. De Duitsers zijn woedend. De mannen die ze hebben gearresteerd worden opgesloten in de kerk, de vrouwen mogen naar huis. Willke is nog niet tevreden. Hij stuurt NSB’ers het dorp in om alle mannen te vertellen dat ze om half zeven naar de kerk moeten komen. Waarom, wordt niet gezegd. Bij de deur van de kerk staan machinegweren en in de kerk lopen snauwende Duitsers met handgranaten. De Duitsers willen de kerk met alle mannen erin, zo’n 300, met de grond gelijk maken. Veel mannen vouwen de handen en vragen in stilte om Gods hulp in dit bange uur.

N.S.B.-burgemeester Jan Eildert Tuin (18) gaat in gesprek met de Duitsers om te bemiddelen. Tuin is de opvolger van Karel Hendrik Gaarlandt die in maart 1944 werd opgepakt omdat hij niet meewerkt aan de Arbeitseinsatz en als gevolg daarvan gevangen zit in de concentratiekampen Vught en Amersfoort, waar hij een oog kwijt raakt. De burgemeester weet de Duitse commandant uiteindelijk over te halen om van zijn plannen af te zien. In plaats daarvan wil Willke nu elke tiende man die de kerk verlaat laten fusilleren, maar ook dit weet Tuin te voorkomen (19). De Duitsers hebben ondertussen in de kerk de man opgespoord die Van der Hoek zou heebben geschopt. Hij wordt letterlijk de kerk uitgetrapt en daar afgeranseld. Dan wordt bekendgemaakt dat als de schuldigen zich melden, de anderen vrijuit gaan. De eersten melden zich en buiten wijzen de twee NSKK’ers nog anderen aan die aan de plunderingen hebben deelgenomen, onder wie een aantal onschuldigen. In totaal worden zestien mannen tegen de kerkmuur opgesteld, de rest mag naar huis. ’s Avonds worden de zestien naar Borger gebracht en zonder eten en drinken opgesloten in de ULO-school. De volgende dag moeten zij naar Gieten lopen, waar ze worden opgesloten in een koelwagen van Udema, waar ze de rest van de dag en nacht moeten blijven. Een Franse poging hen te bevrijden mislukt. Maar op vrijdag 13 april worden ze alnog door de Canadezen bevrijd.

Op donderdag 12 april naderen de geallieerde troepen Borger. Daar wordt de gehele dag gevochten. ’s Avonds trekken de overgebleven NSKK-ers weg uit Gasselte. De volgende ochtend wordt Gasselte bevrijd door het 8th Canadian Reconnaissance Regiment gevolgd door de Polen van het 2e Eskadron van het 10 Pulk Dragonow (10e Regiment Dragonders) (20).

Op 15 april gaan de Gasselters is grote getale voor een dankdienst naar het Witte Kerkje, onder hen ook burgemeester Gaarlandt en zijn vrouw. Dominee Winterwerp preekt in deze dienst naar aaanleiding van een tekst van Paulus aan de Galaten: ‘Staat dan in de vrijheid, waarmee Christus ons heeft vrijgemaakt.’

Fernand Begue
Fernand Bègue is een van de parachutisten die bij Gasselte werden gedropt. Hij wotdt geboren op Frans Madagaskar, waar hij zich in januari 1943 bij de FFL (Vrije Fransen) voegt. Hij volgt de parachutisten opleiding in Chamberley in Augustus 1943, waarna hij op 8 augustus 1943 bij de rang van Chasseur parachutist 2nd Class krijgt.

 


Vlak voor vertrek van Rivenhall. V.l.n.r. Marcel Mougne, Fernand Begue, Victore Estève en Jean Reilhac (21).

Hij neemt deel aan verschillende operaties, waarvan operatie Amherst in april 1945 de laatste en fatale is. Bij de aanval op de pastorie wordt hij dodelijk getroffen en na de aanval, gewikkeld in een parachute, bij gebrek aan een kist afgevoerd in de Duitse auto die voor de pastorie stond.


Fernand Begue, bij het ontbreken van een kist wordt zijn lichaam in een parachute gewikkeld.

Fré van Gogh zorgt er voor dat er alsnog een lijkkist komt, gemaakt door een timmerman uit Eext. Enkele gevangen moeten een graf graven, waarna de Fransen hun strijdmakker ter aarde bestellen. Er wordt een eenvoudig kruis van takken geplaatst en Fré van Gogh legt witte tulpen op het graf. Zijn stoffelijk overschot wordt op 12 augustus 1949 overgebracht naar zijn geboorteplaats Antananarivo op Madagascar, waar hij wordt bijgezet in het familiegraf.

Op particulier initiatief van de heer Schut wordt voor Begue een monument opgericht bij de ingang naar de pastorie (22).

Tekst op het monument:
Tijdens operatie "Amherst" voor onze vrijheid gevallen
korp. Fernand Beque

Franse parachutist

Madagaskar *30 november 1924
Gasselte +9 april 1945

Du Ciel la Liberté



Het monument bij de ingang naar pastorie De Weem.

In 2018 werd bij het monument een speciale luisterplek onthuld. Deze is onderdeel van de zogenaamde Liberation Route Europe. Dit is een internationale herdenkingsroute, die belangrijke mijlpalen uit de moderne Europese geschiedenis met elkaar verbindt. Op de luisterplek is een drietalig 'hoorspel' te beluisteren; ooggetuigen, onder wie burgers, geallieerden en Duitse soldaten, vertellen over de indrukwekkende belevenissen uit de jaren 44 en 45 van de vorige eeuw. De verhalen van deze plek kunnen gratis worden gedownload via www.liberationroute.nl (23).

5. Symbolen

De haan op de kerktoren van het Witte Kerkje
Bovenop het kruis op de dakruiter van de kerk staat een haan. Het plaatsen van een dergelijke haan op een toren dateert al uit de tijd van voor de kerstening en diende als afweermiddel. Toen Nederland werd gekerstend bleef men vasthouden aan dit symbool, maar ging men een verband zoeken met de Bijbel.

De haan verwijst bijvoorbeeld naar Petrus, leerling van Jezus. In de nacht dat Jezus gevangengenomen werd, verloochende Petrus hem driemaal voor de haan kraaide. De haan waarschuwt ons er voor Jezus niet te verloochenen. Toen Petrus zich realiseerde wat hij gedaan had, kreeg hij berouw. Daarom is de haan (in de rooms-katholieke kerk) ook het symbool van de biecht, waarbij mensen opbiechten waar ze fout geweest zijn (Markus 14:72). Na dit voorval verkondigde Petrus volgens de overlevering het christelijke geloof tot aan zijn dood. Het kleinste beeld in de pastorietuin stelt de Romeinse god Mercurius voor, maar werd lang gelden in de volksmond Petrus genoemd. Het beeld dankt deze naam aan de hond die aan de voet van het beeld staat.

 

 

 


Maar er zijn meer verwijzingen naar passages in de Bijbel. Vroeg in de morgen wekt de haan mens en dier met zijn gekraai ten teken dat de nacht voorbij is en de nieuwe dag is aangebroken. Een haan maakt je wakker en is daarom symbool van de waakzaamheid. Iedere mens moet waakzaam zijn met het oog op de wederkomst van Christus (Mattheus 25, 13: Wees dus waakzaam, want jullie weten niet op welke dag en op welk tijdstip hij komt.) De nacht staat voor het rijk van de duisternis en de demonen. De nieuwe morgen, die door de haan aangekondigd wordt, is de overwinning van het licht op de duisternis. Daarom doet de haan ons ook denken aan Jezus die de duisternis en de duistere machten van de dood overwonnen heeft.

Ten slotte: de haan op de toren is ook een weerhaan. Wanneer het gaat waaien draait hij zijn kop in de richting waar de wind vandaan komt. De (tegen)wind staat voor de vijandelijke machten die het christendom aanvallen. De haan wijst die gevaren aan, ziet ze onder ogen en keert zich ertegen. Zo is hij het symbool van allen die de kerk en het christelijk geloof verdedigen.
In het Liedboek voor de Kerken is een heel oud lied opgenomen, gewijd aan de haan:
De haan kraait dat de dag begint,
Het licht het duister overwint.
Christus spreekt in het hart ons aan
Om tot het leven op te staan.
Sta op uit slaap en nacht, roept Hij,
Bedwelmend is hun heerschappij.
Treed kuis en zuiver aan het licht,
En waak: Ik nader ten gericht.
(Gez. 371: 1 en 2) (24)

Andere symbolen
Niet op alle kerktorens staat trouwens een haan. Ook andere symbolen komt men tegen. Op de kerk in Hollandscheveld staat bijvoorbeeld een glimmende koperen veenschop als windwijzer. De schop herinnert aan het veenkoloniale verleden van het Drentse dorp. Ook in het wapen van Hollandscheveld komt de veenschop terug. Op de kerktoren van Rolde staat een engel met bazuin en in 2e Exloërmond wordt de toren versierd met een helm. Hier zou de helm een symbool zijn van de helm des heils, aangeboden aan de gelovigen.
Op het dak van de dorpskerk in Eelde staat een springend paard, evenals op de torens van de kerken in Gieten en Gasselternijveen. Het paard symboliseert de boerengemeenschap waarmee de kerken in die dorpen nauw verbonden waren.

Op Lutherse kerken staat doorgaans een zwaan. Volgens de christenen verwijst deze zwaan naar de theoloog Johannes Hus (Hus betekende in zijn landstaal: gans). In Praag werd hij in 1415 wegens vermeende ketterijen op de brandstapel gebracht. Hij zou toen uitgeroepen hebben: "Jullie verbranden een gans, maar er zal een zwaan uit zijn as herrijzen". Deze uitspraak zou een eeuw later (1517) in verband worden gebracht met Maarten Luther en zo werd de zwaan het herkenningsteken van de Lutherse kerk. De zwaan was echter in de heidense tijd een heilig dier en werd voornamelijk met mythische wezens als elfen en goede-vrouwen in verband gebracht. Zwanen spelen een belangrijke rol in de Germaanse mythologie en volkscultuur, daarom werd ook de zwaan door de christenen overgenomen en op kerktorens geplaatst.

 

Noten

 

1. Drie podagristen: Scheer, Dubbeld Hemsing van der, Boom, H., Lesturgeon, A.L. (1844-1845). Drenthe in vlugtige en losse omtrekken geschetst, Volume 2.
2. https://de.wikipedia.org/wiki/Katharina_von_Alexandrien
3. http://www.cartago.nl/de/oorkonde/kla0200. Elzebe had twee kinderen, Willem en Lambert
4. Regest nr. 87, inv. Nr. 6 Klooster Yesse.
5. http://www.cartago.nl/de/oorkonde/kla0699 
6. Karstkarel, Peter (2007). Alle middeleeuwse kerken: Van Harlingen tot Wilhelmshaven (2007) Leeuwarden/Groningen: Uitgeverij Noordboek.
7. Klokkengieter Büttgen uit Dormund. H. Aben-Nederpeld. Gelegenheitsfund: Glockengiesser Büttgen aus Dormund. Roland. Zeitschrift der genealogisch-heraldischen Arbeitsgemeinschaft Roland zu Dortmund. I/20, Band 6 , 1983-1985. info@roland-zu-dortmund.de
8. http://www.homanfree.nl/aling2/aling-frm2.htm 
9. Nieuwenhoven, H.J. (1996). Klokkenvordering 1942-1943, blz. 128. Huizen.
10.http://www.joostdevree.nl/shtmls/muraalboog.shtml 
11.Informatie afkomstig van http://www.homanfree.nl/aling2/aling-frm2.htm
12.https://www.genealogieonline.nl/stamboom_klavers/I34159.php en http://www.tienkamp.com/genealogie-jonge-vos/genealogie-hilbing-vanaf-1400/
13.https://www.orgelsite.nl/kerken33/gasselte.html 
14.http://www.orgelsindrenthe.nl/nederlands/gasselte.html 
15.https://www.tracesofwar.nl/sights/7205/Monument-Fernand-Beque.htm en Kroezenga, J. (1982). De boot is omgeslagen: De laatste dagen van de Tweede Wereldoorlog in Gasselte.
16.https://www.tracesofwar.nl/articles/2231/Operatie-Amherst.htm

17.Van der Hoek werd zwaargewond overgebracht naar het Kriegslazarett 3/541 in Zuidlaren, waar hij op 20 april 1945 is overleden. Hij werd begraven op de Duitse oorlogsbegraafplaats in IJsselsteyn.
18.Jan Eildert Tuin werd geboren in het Overijssselse Losser. Via Musselkanaal en Veendam kwam hij in juli 1944 als burgemeester naar Gasselte. Tuin, in 1919 in Odoorn gehuwd met Annechiena Ailkina Germs (zeven kinderen), was in 1936 lid geworden van de NSB. Hij overleed in augustus 1975 in Zutphen.
19.De NSB-burgemeesters werden na de bevrijding gearresteerd en door het tribunaal in Assen vervolgd in het kader van de bijzondere rechtspleging. Het simpele feit dat NSB’ers het burgemeesterschap van de bezetter hadden aanvaard wordt hen als misdrijf ten laste gelegd. De hoogte van de straf is afhankelijk van de manier waarop de NSB’ers het Duitse beleid hebben doorgevoerd en hun verantwoordelijkheid bij eventuele excessen in hun gemeente. Burgemeester Tuin werd volgens een artikel in de Noord-Ooster van 7 november 1946 veroordeeld.
20.https://www.tracesofwar.nl/sights/7205/Monument-Fernand-Beque.htm 
21.https://www.saak.nl/battlefield%20tour/2009%20amherst/Gasselte/Gasselte%20nl.html 
22.Meer informatie in het boek van Jan Kroezenga 'De boot is omgeslagen'. Zie over de dropping van de Franse parachutisten: 'Operatie Amherst' door R. Flamand/ J.H. Jansen.
23.https://www.dvhn.nl/drenthe/Nieuwe-luisterplek-in-Gasselte-vertelt-over-Franse-aanval-op-pastorie-23298141.html 
24.https://pauluskerk-baarn.nl/het-haantje-op-de-toren/ 

 

Copyright Albert van der Kaap, Jan Kroezenga, Aafke Huizing, 2019 

 


  •  

    u