Artikelen over het begin van de Reformatie in het Drentse
Gasselte en de eerste predikanten.
Pastorie De Weem
Van 1 juli 2018 tot haar plotselinge dood op 20 augustus 2019 was mijn vrouw Rosée van der Kaap-Busscher predikant van het Witte Kerkje in Gasselte. In die periode heb ik mij verdiept in de kerkelijke geschiedenis van Gasselte. Op deze pagina's publiceer ik af en toe resultaten van mijn onderzoek.
Inhoud
- Magazine: alle artikelen op Histoforum.
- Het begin van de Reformatie in Gasselte: Johannes Fabritius.
- Bernardus Fabritius, zoon van Johannes.
- Lodewijk Fabritius, zoon van Bernardus.
- Albertus Conradus Fabritius, broer van Lodewijk.
- Warnerus Emmen, schoonzoon van Albertus Conradus.
- Helperus Ritzema, opvolger van Warnerus Emmen.
- Lucas Schukking, opvolger van Helperus Ritzema.
- Albert Jan Hartman, opvolger van Johannes Dijck.
- Johannes Bernardus Folkerus Heersprink, opvolger van Albert Jans Hartman.
- Barend Sanders, opvolger van Johannes Heersprink.
- Roelof Klein, opvolger van Barend Sanders.
- Tammo Tammerus Heringa, opvolger van Roelof Klein.
- Fokke Christiaan Ydema, opvolger van Tammo Tammerus Heringa.
- Wessel Enno Pieter Germs, opvolger van Fokke Christiaan Ydema.
- Jelte Boonstra, Wessel Enno Pieter Germs.
- Douwe Faber, opvolger van Jelte Boonstra.
- Jacob Cornelis Anthonie Nijenhuis Ockhuijsen, opvolger van Douwe Faber.
- Gerrit Jacob Mooi, opvolger van Jacob Cornelis Anthonie Nijenhuis Ockhuijsen.
- Teunis Adrianus van der Vlies, opvolger van Gerrit Jacob Mooi.
- Jelte Oosterhuis, opvolger van Teunis Adrianus van der Vlies.
- Jan de Bruijn, opvolger van Jelte Oosterhuis.
- Hendrik Fokke Winterwerp, opvolger van Jan de Bruijn.
- Gerrit Johannes Romijn, opvolger van Hendrik Fokke Winterwerp.
- Anthony Jan Roodzant, opvolger van Gerrit Johannes Romijn.
- Johannes Luchies, opvolger van Anthony Jan Roodzant.
- Tjeerd van der Bij, opvolger van Johannes Luchies.
- Frans Don, opvolger van Tjeerd van der Bij.
- De geschiedenis van het Witte Kerkje.
- De Weem: pastorie van het Witte Kerkje.
- De Spaanse griep in Gasselte (1918).
Het Witte Kerkje van Gasselte
Jan Kroezenga, Aafke Huizing en Albert van der Kaap
Foto: Truida Timersma, Gasselte.
1. Inleiding
De geschiedenis van Gasselte, gelegen op het hoogste
gedeelte van de Hondsrug, gaat terug tot de vroege
middeleeuwen. Oorspronkelijk, in de periode 850-1150,
was Gasselte een ‘wegdorp’, waarbij de huizen in een
lint aan de weg lagen. Later bestond het dorp uit twee
delen, het Grotenend en het Lutkenend, ook wel Westenend
en Kerkenend genoemd. Zie het kaartje dat de situatie in
1832 weergeeft. Vanaf die tijd werden beide delen met
elkaar verbonden door bebouwing aan de Dorpsstraat.
Het Witte Kerkje op een kaart uit 1832.
Het Witte Kerkje, een zaalkerk, werd gebouwd aan de rand
van de hoge es, waarschijnlijk in de tweede helft van de
13e eeuw. De eerste vermelding van Gasselte dateert uit
1302 toen een akte van de marke van Witten mede werd
ondertekend door Jacobus van Gasselte. De eerste
vermelding van de kerk dateert uit 1328, toen een zekere
Harmen pastoor in Gasselte was. De kerk werd, zoals het
in een kroniek wordt vermeld, 'gestyfftet op 24
Hoffsteden' vanuit Borger. Tot die tijd moesten de
Gasselters ter kerk in Gasselte en nog eerder, tot 1232,
zelfs naar Anloo. Omdat Borger een aantal parochieleden
kwijtraakte door de bouw van een kerk in Gasselte, moets
de Gasselter parochie jaarlijks 8 mudde rogge afleveren
bij de pastoor (later predikant) van Borger. Deze pacht
is omstreeks 1880 afgekocht.
De eigenaren van deze hofsteden, de eigenerfden, hadden
het collatierecht, wat betekent dat zij de priesters
mochten aanstellen. De kerk was gewijd aan Onze Lieve
Vrouwe, een Maria-kerk dus. In 1362 werd door Wermoldus
van Gasselte in de kerk een bij-altaar, een vicarie,
gesticht, gewijd aan de heilige Catharina van
Alexandrië, met daaraan verbonden een priester, vicaris
genaamd. Vanaf dat moment werkten er twee priesters in
Gasselte.
Het Witte Kerkje was dus een katholieke kerk, totdat op
10 mei 1598 heel Drenthe van de ene op de andere dag op
instigatie van stadhouder Willem Lodewijk overging naar
het protestantisme. Van de inwoners van Gasselte had dat
overigens niet gehoeven. Zij schreven een brief aan de
stadhouder met het verzoek om de huidige priesters,
Kampen en Van den Uytlo, te mogen behouden. Maar
tevergeefs, en dus werd het Witte Kerkje van Gasselte
een protestantse kerk.
In de loop der eeuwen is het uiterlijk van de kerk door
diverse restauraties en verbouwingen ingrijpend
veranderd. Van de middeleeuwse kerk is nog slechts
weinig over. Alleen een smalle raamnis en het kleine
dodennisje dateren uit die periode (ongeveer 1450).
2. Het Witte Kerkje
Het Witte Kerkje is, zo schrijven Lesturgeon, van der
Scheer en Boom (de drie podagristen) rond 1845 in hun
Drentse reisverhalen, gebouwd op de scheiding van twee
buurten als het verenigingspunt van beide. In een
bloemrijke, maar in onze ogen ook bombastische taal,
gaan ze verder:
“Op zondag, de rustdag, komen zij bijeen, de een van ’t
vermaak der wereld, de ander van ’t zwoegen in ’t zweet
des aanschijns, om elkaar te ontmoeten als broeders van
één gezin, als kinderen van deze zelfden Vader, als
reisgenoten naar dezelfde eeuwigheid. Hier wordt
zichtbaar hoe de Godsdienst, hoe ’t Christendom den muur
des afscheidsels tussen ADAM’s nakomelingen te neder
werpt en de band wordt, die allen verenigt. Regts komen
de gezegenden van ’t lot, de kinderen der weelde en des
voorspoeds. – links vloeijen de armen te zamen, en, of
de wereld ze scheidt, hier zijn ze één, hier dragen ze
alle dezenzelfden naam, hier reiken ze elkaar de
broederhand des vredes en der verzoening.’ De kerk staat
echter, letterlijk, dichterbij de armen dan bij de
rijken, als een soort van troost.‘
Mooi en lelijk zijn relatieve begrippen, wat de een mooi
vindt, vindt de ander lelijk; beauty is in the eye of
the beholder. Lesturgeon, van der Scheer en Boom waren,
anders dan de meeste Drenten nu, niet bepaald onder de
indruk van de kerk. ‘De kerk is alleen aan de asrode
pannen herkenbaar, want dat je haar zou moeten herkennen
aan de houten domper op haar dak is een visioen van
“eener kranke verbeelding”.
De kerk is gebouwd op het strand van een zandzee en de
toren schijnt met kunst en overleg gevormd te zijn, maar
heeft geen ander doel dan om verliefde en niet-verliefde
duifjes te verlokken en teleur te stellen.
Het enige dat de kerk de moeite waard maakte was ‘die
kunstige, boogsgewijs gewerkte rollaag die het
kerkhofmuurtje bekleedt’. De Gasselters zouden er goed
aan doen om boven de ingang van de kerk de tekst van
Huygens ‘Díe schick’lickst van my swijght heeft aller
best geseit’ te plaatsen (1).
De muur rondom de kerk is opgetrokken van zogenaamde
kloostermoppen. Deze stenen kreeg de kerkvoogdij in 1613
van de Gasselter gedeputeerde Warmolt Bronniger, die ze
had gekocht van het landschapsbestuur. De stenen waren
afkomstig van de abdij van het klooster van Assen, dat
verbouwd was om er Landdagen te kunnen houden. De
Landdag, ook wel Ridderschap en Eigenerfden genoemd, was
de hoogste wetgevende macht van Drenthe.
Wat is een vicarie ?
Een vicarie was een private stichting die in de late
Middeleeuwen ontstond toen vermogende gelovigen soms
bepaalden dat een deel van hun nalatenschap, veelal land
of ander onroerend goed, moest worden ondergebracht in
zon private stichting of vicarie. Het vruchtgebruik van
zon vicarie werd dan gevestigd op een altaar in een kerk
met de bedoeling daarvan diensten van de clerus te
bekostigen, met name het op gezette tijden lezen van
missen aan het altaar voor het zieleheil van de stichter
of diens naaste (overleden) verwanten. Bovendien
verschafte de vicarie zo in zekere mate de middelen voor
het levensonderhoud van de met de diensten belaste
geestelijke (de vicaris). De stichter wees meestal ook
een patroon of collator aan, vaak een naaste verwant die
het blote eigendom van de vicariegoederen had en het
recht had de vicaris aan te wijzen, behoudens
goedkeuring van de bisschop, goederen beheerde. In
Drenthe moeten ooit 60 vicarieën zijn geweest. Dat kon
-zoals gezegd- een altaar in de parochie- of
kloosterkerk zijn, maar ook een afzonderlijk staande
kapel. In Gasselte was er de Sint Catharina Vicarie, al
gevestigd in 1362 door Wermoldus van Gasselte. Hij
besliste toen zijn dood naderde, bij testament dat in de
kerk van Gasselte een vicarie op een bij-altaar in de
kerk, bediend door de eigen priester, moest worden
gesticht ten behoeve van zijn zieleheil, van zijn
erfgenamen en vrienden. Zon bij-altaar werd vaak
opgericht boven het graf van de stichter en dat zal ook
voor Wermoldus van Gasselte hebben gegolden.
Sint Catharina
De heilige Catharina, aan wie het bij-altaar was gewijd,
was Catharina van Alexandrië. Zij is een van de
bekendste katholieke heiligen. Zij wordt vereerd als
martelares, behoort tot de vier Virgines capitales en de
veertien helpers in nood. Zij helpt mensen met
spraakmoeilijkheden, zij is de schutspatroon
(beschermheilige) van scholen, van filosofische
faculteiten, naaisters, molenaars, en wagenmakers. Zij
is de patrones van het aartsbisdom Utrecht. Voorwaar een
prachtige erelijst. Maar, vermoedelijk heeft ze nooit
bestaan en is ze een mythische figuur, gemodelleerd nar
de door christenen vermoorde filosofe Hypatia uit
Alexandrië (2).
Volgens de legende was zij de beeldschone dochter van de
heidense koning Costus van Cyprus en zijn vrouw
Sabinella. Al op jeugdige leeftijd gaf ze blijk van
leergierigheid en buitengewone intelligentie. Ze kende
op vijftienjarige leeftijd alle werken van de Griekse
filosoof uit haar hoofd. Op haar verzoek, liet haar
vader haar studeren aan de universiteit van Alexandrië.
Tijdens haar studie raakte ze gegrepen door het
christendom en ze beloofde Christus haar maagdelijkheid.
Maxentius was toen keizer en een groot tegenstander van
het christendom. Hij vervolgde de christenen. Catharina
voerde hierover met de keuzer in disussie, waarbij zij
haar argumenten zo goed over het voetlicht bracht, dat
de keizer er niet tegenop kon. Maxentius, onder de
indruk van haar schoonheid, wilde met haar trouwen, maar
zij weigerde. Daarop liet hij vijftig wijze mannen met
haar te debatteren. Zij lieten zich echter allemaal door
haar bekeren tot het christendom. Dat kostte alle
vijftig het leven en ook Catharina werd toen ter dood
veroordeeld. Ze zou geradbraakt worden, maar door
tussenkomst van een engel (de bliksem) werd het rad
vernietigd. Hij wilde haar op de brandstapel zetten,
maar het vuur waaide uiteeen en verbrandde de beulen.
Daarna liet de keizer haar onthoofden. Uit haar halswond
stroomde melk die de stad van de pest bevrijdde.
Engelen brachten haar lichaam naar de berg Sinaï en
begroeven het daar. Rond 800 vonden pelgrims het lichaan
daar dat nog in goede staat was. Op die plek is later
een aan haar gewijd klooster gebouwd.
Het collatierecht
De stichter en zijn nakomelingen kregen het
collatierecht. Dit betekent dat zij de priester voor de
vicarie mogen benoemen. Na Wibbe, de vrouw van Wermold,
gaat dit recht naar hun dochter Lamme en haar man Arent
Huus. Deze Arent erft de bezittingen van zijn neef, de
heer van Ruinen, waarna het collatierecht tot de
invoering van het protestantisme in 1598, terecht komt
bij de heren van Ruinen.
Vicarissen
Johannes Scuttorp
De eerste vicaris van wie we een naam hebben is Johannes
Scuttorp. Omdat hij niet eerder dan na 1440 priester in
Gasselte is geworden, zal hij minstens twee, maar
vermoedelijk meer voorgangers hebben gehad.
Op zijn naam afgaand, is Johannes geboren in het Duitse
Schüttorf, vermoedelijk iets na 1400, want in 1419
begint hij een studie in Erfurt, het Rome van Thüringen.
Deze bijnaam dankt de stad aan het feit dat er in de
middeleeuwen meer dan negentig kerken, kloosters en
kapellen stonden, waarvan er twintig over zijn. Het was
ook de stad waar Luther een kleine eeuw na Johannes een
studie rechten begon en in 1505 intrad in het
Augustijnerklooster om er monnik te worden.
Op 31 december 1440 koopt hij van Elzebe Dillinghe (3) een
kleine hofstede in de marke en buurschap van Gasselte.
Hij is op dat moment nog vicaris in Coevorden. Reden om
aan te nemen dat hij niet lang daarna vicaris in
Gasselte zal zijn geworden. In de oorkonde wordt als
nadere plaatsbepaling gezegd dat de hofstede aan de ene
kant grenst aan een hofstede die eigendom is van het
Hundes volk (Bondsvolk, de joden) van Gieten en aan de
andere kant aan een gaarde van de kerk.
Op 21 april 1465 maakt Johannes zijn testament op,
waarin hij vertelt dat hij priester is geweest in
Coevorden, Westerbork en Gasselte. Hij vermaakt aan zijn
‘maget’ (maagd) Tielken (Telken Bruens) een lijfrente
van 95 Arnhemse guldens en het vruchtgebruik van zijn
bezittingen, mocht hij voor haar komen te overlijden.
Mocht dat niet het geval zijn, dan belooft hij zorg te
dragen voor haar begrafenis en dagelijk voor haar
zielenheil te zullen bidden. Tielken zal dus zijn
huishoudster zijn geweest die hij graag goed verzorgd
wilde achterlaten. Dat dat niet zo vanzelfsprekend was,
blijkt al vrij snel na zijn dood, ergens op het eind van
de jaren zeventig. Tielken, die dan alleeen in het huis
woont, krijgt op 16 maart 1479 van Hendrick van Munster,
heer van Ruinen en collator van de vicarie en van
Ludeken, de prior van het klooster Yesse in haren (bij
Groningen) te horen dat ze per 1 mei van het jaar daarop
volgende het huis moet verlaten. Dat gebeurt echter
niet, want pas op 4 april 1493 bericht Jacobus van
Ruinen, de opvolger van Johannes, dat hij de stok heeft
geleged om de overeenkomst te bekrachtigen. Vermoedelijk
is Tielken dan al overleden.
Het huis dat Johannes had laten bouwen van hout uit het
‘Vicarienholte’ stond op een stuk land dat door ene
Ghelen Hanijghen na haar dood was geschonken aan de
vicarie. Dit huis stond voor de vicarie, waarbij werd
bedongen dat er in het huis nooit een taveerne gevestigd
mocht worden. Zij schonk daarnaaast een ‘maet’ (land)
aan de oostkant van de vicarie en een stuk land dat in
de vicariehof wordt gebruikt (4).
Jacobus van Ruinen
Jacobus van Ruinen was eind vijftiende eeuw de opvolgers
van Johannes Scuttorp als vicaris in Gasselte. Ook hij
studeerde (vanaf 1456) in Erfurt. Jacobus kreeg op enig
moment moeilijkheden over land met eerder genoemde
Thielken, zo blijkt uit documenten van de Lotting van de
Etstoel in Rolde met pinksteren 1482. Het gaat om
Hanhagen Maet en ’t hof Spitael. Deze zouden toebehoren
aan het convent van Yesse en Sibculo. Op 4 april 1483
verklaarde hij dat hij met instemming van Hendrick van
Munster, heer van Ruinen, en van zijn kerkheer Roloff
Quant land heeft geruild met het convent van Essen bij
Groningen. Hij ruilde een huis met stede, de
Blankeborch, gelegen voor de vicarie en ooit geschonken
door Ghele Havynge voor een stuk land in de hof van de
vicarie (5).
Het klooster Yesse (later ook Essen genoemd), een
cisterciënzer-vrouwenklooster, is tussen 1215 en 1594
gelegen op de plaats van het huidige buurtschap Essen,
in het uiterste noorden van de gemeente Haren bij
Groningen. Het dankt zijn naam aan de vader van Koning
David (Yesse, Jesse, Isaï).
In 1249 sluit het klooster zich aan bij Aduard, maar
nadat de zusters steeds verder van de regel van
Benedictus zijn afgedwaald stappen ze in 1418 over naar
de congregatie van Sibculo, die heeft gekozen voor de
Moderne Devotie. De abt Johannes X van het
cisterciënzerklooster Cîteaux heeft de zusters in 1483
persoonlijk bezocht om hen een hart onder de riem te
steken. Hierdoor komt het ook dat het klooster, dat van
1249 tot 1418 onder Aduard valt, zich dan aansluit bij
het pas gestichte klooster Galilea Major te Sibculo (bij
Hardenberg), wat tot het einde van de kloostertijd zo
zal blijven.
Stoklegging is een oud Drents gebruik dat dient als
bekrachtiging van de verkoop van onroerend goed. De
verkoper legt de stok neer, de koper neemt deze op, en
pas daarna is onroerend goed geleverd. Het ritueel van
stoklegging is afkomstig uit het oude Germaanse recht.
De achterliggende gedachte is dat het niet mogelijk is
om een stuk onroerend goed letterlijk aan een ander in
handen te geven. Om een dergelijke abstracte
rechtshandeling voor eenieder zichtbaar te maken doet de
oude eigenaar, in aanwezigheid van familie, buren en
andere belanghebbenden, afstand van zijn bezit door een
stok op de grond te leggen. De stok is het symbool voor
een abstract begrip: de macht die de eigenaar over zijn
bezit heeft.
Johannes Pigge
Johannes Pigge uit Ruinen wordt op 15 april 1514 tot
priester gewijd. Naar eigen zeggen is hij twintig jaar
vicaris in Gasselte geweest. Dat betekent dat er tussen
hem en de laatste vicaris nog zeker enkele andere
vicarissen zullen zijn geweest, van wie we de naam niet
kennen.
Jacobus van den Uthlo
De laatste vicaris van Gasselte was Johan van den Uthlo.
Net als de eerdere vicarisssen had ook hij in Erfurt
gestudeerd. Een voorvader van hem die daar rector was
geweest had in 1463 bij testament een studiefonds
gesticht, waarmee jongelui uit zijn familie of jongens
uit Ruinen, Zuidwolde of de rest van Drenthe in de
gelegenheid werden gesteld om te studeren.
Jacobus wordt in 1594 vicaris in Gasselte, nadat hij
korte tijd preister is geweest in Nijeveen. Lamng duurt
zijn periode in Gasselte niet, want in 1598 worden alle
priesters voor de keus gesteld, protetstnts worden of
verdwijnen. Hendrik van Munster, heer van Ruinene, en
collatiehouder van Gasselte was van mening dt de
stadhouder niets te zeggen had over deze particuliere
stichting.
Bezittingen van de vicarie
Hoe rijk waren de vicarie in Gasselte? In 1362, bij de
stichting, kon de vicarie jaarlijks beschikken over 40
mud rogge en 10 mud havermolt dat opgebracht moest
worden door acht boerderijen in zes dorpen. In 1534 is
sprake van 50 mud roggepacht, dat opgebracht moet worden
door 35 boerderijen en elf dorpen. Het heeft er dus alle
schijn van dat boerder opgedeeld zijn tussen kinderen en
dus een stuk kleiner zijn geworden.
Bezittingen van de pastorie in 1597
Aan de vooravond van de invoering van het protestantisme
in Drenthe gaf de parochie van Gasselte op 19 december
1597 de volgende staat van inkomsten en bezittingen van
pastorie en vicarie op aan de Drentse Staten:
• Huis, erve en hofstede met ongeveer 26 mud bouwland,
alles vrij van schattingen en schulden;
• Een weidekamp, ten noorden van de pastorie erve;
• Twee stukken hooiland, met een opbrengst van ongeveer
zes voeder hooi;
• Het recht om veen te weiden op enkele akkers van de
es, nadat daar het koren vanaf was gehaald;
• De zogenaamde Koevenne, met een weide voor twee
runderen;
• Het recht om vier varkens in de buurbossen te jagen om
zich met eikels te voeden;
• Een halve mud rogge, jaarlijks door de kerkvoogden uit
te keren;
• Van elk van 23 buursteden (boerderijen) in Gasselte
jaarlijks 112 mud rogge.
De inkomsten van de vicarie waren tussen zeventig en
tachtig mud rogge en een ‘staetlicke behuisinge’.
Vernielingen tijdens de Tachtigjarige Oorlog
In de loop van haar bestaan is de kerk diverse keren
vernield en hersteld, maar ook verbouwd. Zo had de kerk
bijvoorbeeld te lijden van de opstand van de Nederlanden
tegen Spanje (de Tachtigjarige Oorlog, 1568-1648). Het
interieur werd in 1626 en 1637 ernstig beschadigd door
ingelegerde soldaten die, zonder voorkennis en
toestemming van Drost en Gedeputeerden, de kerk van
Gasselte, maar ook die van Gieten en Zuidlaren bezet
hadden. De kerk had in die zelfde periode ook te lijden
van het weer. In 1647 werd het kerkgebouw door
‘ongestuyme stormwyndt seer gedesomeert’(beschadigd).
Voor het herstel van de schade kreeg de kerk zowel in
1637 als in 1647 100 gulden.
De kerkklok
De kerk met klokkenstoel.
Bijna een eeuw lang hing de kerkklok vermoedelijk in een boom op het kerkhof, tot er in 1696 een klokkenstoel voor de kerk werd gebouwd (zie de afbeelding). Deze werd gemaakt door timmerman Everdt die voor zijn arbeid en geleverd materiaal 5 gulden en 15 stuiver ontving. Voor het ijzerwerk aan de klokkenstoel kreeg smid Lubbert 16 gulden. Voor een balk aan de ‘klocktoren, moest men bovendien Hiddinge nog tien gulden betalen.
In 1787, in de tijd dat Albert Alingh kerkvoogd was,
werd de kerk verbouwd naar plannen van A. Meursing (6). Een
gedenksteen in de gevel van de kerk, gelegd door de zoon
van Albert, Jan, is daar nog een tastbare herinnering
aan.
In datzelfde jaar werd de klokkenstoel vervangen door
een dakruiter - een torentje op de nok van de kerk - met
een ingesnoerde, leiengedekte naaldspits met torenhaan,
waarin de klok een plaats kreeg.
Deze klok, 440 kilo zwaar en met een diameter van 80
centimeter, werd in 1603 gegoten door Frederick
(Frerick) van Butgen uit Dortmund. Van deze
klokkengieter is slechts één andere klok in Nederland
bekend die in de toren van de Clemenskerk in Steenwijk
een plaats kreeg (1604) (7).
De klok heeft als opschrift Johan Hovingh, Warmolt
Broninger, Luitien Tebeing (Tebinge), Harm Aling, Jan
Hiddinck, Willem Niehoving, Olde en Nie voegeden to
Gasselte. Fredrich von Brigten (Frerick van Butgen) gos
mi (heeft mij gegoten) Ao 1603 (8).
Voor deze namen staat op de klok ook nog een afdruk van
een munt. Helaas is het opschrijft al een tijdje niet
meer leesbaar. Dat is spijtig. Volgens diverse bronnen
zou er te lezen moeten zijn: Ferdinand D.G. (Dei Gratia=
bij de genade Gods) Archidux Aust. Maar wie is deze
Ferdinand en waarom staat er een munt met zijn naam op
de klok? Eigenlijk komen er maar drie Ferdinands in
aanmerking, Ferdinand I en zijn zoon Ferdinand II, die
beiden aartshertog van Oostenrijk waren en Ferdinand II,
keizer van Duitsland.
Ferdinand I (1503-1564), zoon van Filips de Schone en
Isabella van Castilië, ontving bij zijn geboorte o.a. de
titel aartshertog van Oostenrijk. Deze jongere broer van
Karel V was keizer van het Heilige Roomse Rijk, koning
van Bohemen en Hongarije. Ferdinand was een overtuigd
katholiek en aanvankelijk een groot tegenstander van de
protestantse bewegingen.
Zijn zoon Ferdinand II (1529-1595), was ook aartshertog
van Oostenrijk. Een link met de Nederlanden is er echter
niet te vinden. Hetzelfde geldt voor de kleinzoon van
Ferdinand I, Ferdinand II (1578-1637). Twee van deze
kandidaten waren bovendien in 1603 al enige tijd dood,
terwijl de kleinzoon van de eerste Ferdinand pas in 1617
koning van Bohemen en in 1619 Duits keizer werd.
Kortom er lijkt eigenlijk geen reden om een afdruk van
een munt van een van hen op de klok aan te brengen.
Tenzij er sprake was van een stil protest van de
kerkvoogden van Gasselte. Kort na de overgang naar het
protestantisme in 1598 hadden de inwoners van Gasselte
in een brief aan de stadhouder namelijk, tevergeefs, te
kennen gegeven dat zij graag hun katholieke priesters
wilden behouden. Alle drie genoemde Ferdinands waren
overtuigde katholieken.
De Klok in de Tweede Wereldoorlog
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden veel klokken van
kerken gevorderd voor de oorlogsindustrie. De klokken
van Gasselte en Gasselternijveen ontsnapten aan dit lot.
De burgemeester van Gasselte, Karel Hendrik Gaarlandt,
schreef een brief aan de Commissaris van de Koningin
waarin hij stelde dat de klokken van Gasselte en
Gasselternijveen niet gemist konden worden. Ze waren
namelijk ingeschakeld bij de luchtbeschermingsdienst om
het sein ‘luchtgevaar geweken’ aan te geven. Bovendien
was de klok voorzien van de letter M (=monumentale
klok). De brief had effect, de klok is nooit gevorderd
ook al werd deze op 5 april 1943 wel uit de klokkentoren
verwijderd (9).
Restauraties en aanpassingen
In 1803 werd de kerk aanmerkelijk vernieuwd en verbeterd
en in 1851 kreeg de kerk een nieuw dak met blauwe
pannen. De buitenmuren werden gepleisterd, de banken
werden hersteld, de binnenkant geschilderd en het houten
tongewelf gestukadoord. Bij de ingebruikname van de
gerestaureerde kerk op 14 september 1851 preekte dominee
Sanders - de eerste bewoner van de nieuwgebouwde
pastorie – over 2 Korinthiërs V: 17b: ‘Zo is dan wie in
Christus is een nieuwe schepping; het oude is
voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen.’ De
pleisterlaag op de buitenmuren van de kerk werd na 1945
overigens weer verwijderd en vervangen door een witte
verflaag.
De restauratie heeft veel geld gekost en daarom bedenkt
de kerkenraad dat de kerkgangers, nu zij zoveel meer
zitgenot hebben, daar best aan mee mogen betalen. De
zitplaatsen worden verhuurd en al naar gelang de plek
bedraagt de huur voor een jaar tussen de 15 en 40
gulden. Deze regeling leidt er in 1852 toe dat de
kerkenraad in een juridisch geschil verwikkeld raakt met
de nazaten van Louwerens Jans, de brouwer. Deze claimen
recht te hebben op twee zitplaatsen in één van de
dwarsbanken aan de noordzijde in het koor van de kerk
(de preekstoel staat dan nog aan de zuidkant van de
kerk). Tussen 1854 en 1855 worden de pachters van de
roggepacht in de gemeente Emmen in staat gesteld, deze
in één keer af te kopen. De meesten doen dat. Het gaat
hier om pachten (mudden rogge), die zowel bij de
stichting van de kerk, als bij de instelling van de St.
Catharina vicarie in 1362 waren geschonken door de
stichters en die in mei of op St Agnes (21 januari)
moesten worden geleverd aan de kerk van Gasselte. Deze
verplichting rustte op het erf, niet op de eigenaren.
Bezit van de kerk in 1832
1= pastorie
2 = kerkelijke gemeente
3= diaconie
Bezit van de kerk in 1832 is met het cijfer 1 aangegeven.
Bezit van de kerk in 1832.
Restauraties volgen altijd de mode van de tijd. Soms
bepaalt die dat een kerk gemoderniseerd moet worden,
soms dat de kerk juist weer in oude staat moet worden
hersteld. Bij de restauratie van het interieur in 1929
gebeurde in zekere zin beide. Er kwam een orgelzolder
die er voorheen niet was geweest, maar tegelijkertijd
werden de preekstoel en de avondmaalstafel van een
eerdere verflaag ontdaan. De kosten van deze restauratie
bedroegen 1700 gulden.
Bij een restauratie in 1964 werden alle moderniseringen
sinds 1787 ongedaan gemaakt. Er kwam toen een oude
vensternis tevoorschijn, net als een aantal vijftiende
eeuwse tegels. De ovale avondmaalstafel werd weer in
zijn rechthoekige staat teruggebracht. De rommelhokken
onder de orgelgalerij werden gesloopt en maakten plaats
voor een consistoriekamer en de opgang naar het orgel.
Verwarming
Vanaf 1885 moesten twee, turfgestookte, kachels het
verblijf in de kerk veraangenamen. Bij een restauratie
in 1963 werden de kachels vervangen door een
heteluchtinstallatie. In 1995 kreeg de kerk
vloerverwarming. Bij de voltooiing van deze restauratie
kreeg de kerk van het provinciaal bestuur van Drenthe
een kaarsenkroon.
Dominees en pastoors
Het gemeentebestuur van Gasselte schonk in 1995 de twee
borden met de namen van alle predikanten die in Gasselte
hebben gestaan.
Begin twintigste eeuw is er op initiatief van Aafke
Huizing, die daarbij een wens van Jan Kroezenga in
vervulling liet gaan, een bord in de kerk geplaatst met,
voor zover bekend, de namen van pastoors die de kerk
hebben gediend. Jans Woering en Tinus Tamminga maakten
het bord dat de linkerzijde van de kerk siert.
Muraalbogen
Getuige een gedenksteen in de zuidmuur werden in 1957
kerk en toren hersteld. Tijdens de restauratie van 1964
werden de ‘moeten’ (indrukken) van twee muraalbogen
gevonden, die nu nog zichtbaar zijn in lijnen in het
pleisterwerk. Deze ‘moeten’ kunnen wijzen op
romano-gotische koepelgewelven. Het smalle dichtgezette
spitsboogvenster in de noordmuur werd reeds in de
gotische periode door de muraalboog heen gebroken, wat
betekent dat toen reeds de gewelven waren ingestort of
dat deze nooit werden uitgevoerd. Bij deze restauratie
werden de omtrekken van de muraalbogen in het
pleisterwerk aangegeven, evenals die van het
kerkhofpoortje in de noordmuur, dat in 1787 tijdens een
verbouwing werd dichtgezet. Een steen in de noordmuur,
die zich vroeger boven de hoofdingang aan de westzijde
bevond, herinnert aan deze verbouwing onder leiding van
de architect A. Meursing. Bij deze gelegenheid werden
voorts in het koor twee vensters verplaatst en werd het
middelste venster dichtgezet.
Een muraalboog (schildboog) is een boogvormige
aansluiting van een gewelf aan het opgaande metselwerk:
een gordelboog geplaatst tegen een muur (10).
1 = gewelfveld
2 = gordelboog
3 = muraalboog
4 = sluitsteen
5 = schildmuur
Het kerkhof
Vermoedelijk werden er al ver voor het christendom hier
ter plaatse zijn intrede deed, mensen begraven op de
plek waar nu de kerk staat. Kerken werden namelijk vaak
daar gebouwd waar al een voor-christelijk heiligdom lag.
Zo zijn er in 1885 bij graafwerkzaamheden op het kerkhof
overblijfselen gevonden van grafgiften uit de
merovingische tijd (500-750).
Aan de zuid- en oostkant van de kerk liggen de
familiegraven van de meer welgestelde Gasselters. Een
familie kocht dan een ‘slag’ graven waar in de loop der
tijd familieleden ter aarde werden besteld. Het oudste
nog aanwezige graf dateert uit 1840. Op 3 september van
dat jaar stierf Anna Abbingh, dochter van Rudolph
Abbingh en Hindrikkien Hilbingh, en echtgenote van de
landbouwer Willem Alingh. Anna, die op 8 februari 1802
in Erm was geboren, stierf kort na de geboorte van hun
zoon Willem op 16 augustus 1840.
Aan de noordkant van de kerk werden de minder
gesitueerden begraven die zich geen duurzaam gedenkteken
konden veroorloven. Aan deze kant treft men dan ook geen
grafstenen meer aan. Wel is daar ruimte gemaakt voor een
strooiveldje met gedenkstenen.
Gedenkstenen op het strooiveldje.
Vanaf de ingebruikname van het vernieuwde kerkhof in
1923 werden hier alleen nog mensen begraven als de
familie van de overledene al over een familiegraf kon
beschikken. In 1977 werd er voor het laatst iemand op
dit kerkhof begraven.
3. Bezienswaardigheden in de kerk
Preekstoel
De zeskantige eikenhouten preekstoel met klankbord in
Hollandse renaissancestijl dateert uit ongeveer 1630 en
heeft nisversieringen op de panelen, cartouches op de
bovenrand en ebbenhouten inlegwerk. De knop van de kuip
is van veel later datum en pas in 1963 aangebracht.
Avondmaalsbeker
In 1638 werden de kerkvoogden in Drenthe verplicht een
avondmaalsbeker aan te schaffen, maar in dat jaar hadden
alleen Vries, Norg en Coevorden zo’n beker. In Odoorn
was zelfs in 1641 de oude (katholieke) miskelk nog in
gebruik. De 17e-eeuwse bekers in Noord-Drenthe en in de
gemeenten langs de Hondsrug zijn vrijwel allemaal
gemaakt in de stad Groningen. Zo bestelden de gemeenten
van Anloo, Gieten en ook Gasselte in 1644 een beker bij
de Groningse zilversmid Lambertus Muntinck. De beker uit
Gasselte draagt het opschrift: Poculum Eucharisticum
Ecclesiae Gasselthanae ita procuratum ac formatum
temporibus Bernhardi Fabritii Pastore. Jan en Arendt
Alinge. Ardituis. Anni 1644. Een tweede zilveren beker
dateert uit 1878. De oudste beker wordt bewaard in het
Drents Archief in Assen. Bij elke avondmaalsviering
wordt deze van daar naar Gasselte gehaald. De
avondmaaltafel is uit ongeveer 1680.
Avondmaalsbeker uit Gasselte (1644), gemaakt door
Lambertus Muntinck uit Groningen.
Doopbekken
Het doopbekken werd in 1696 aangeschaft en staat op een
gesmeed ijzeren onderstel uit 1780.
Offerblok
Het offerblok (ook wel armpaal genoemd) werd in 1681
vervaardigd door de plaatselijke timmerman en smid
(kosten 11 gulden en 11 stuiver) en was aanvankelijk
vastgemaakt aan de muur van het koor. Bij de restauratie
van de kerk in 1964 verdween het naar achterin de kerk.
In 2013 was het offerblok, na een inbraak, korte tijd
verdwenen. Gelukkig is het - weliswaar vernield -
teruggevonden. Herstel kostte ruim € 1000,=.
In de loop der tijd is de bestemming van de inhoud van
het offerblok diverse keren gewijzigd. Een laatste keer
in de zestiger jaren van de vorige eeuw. Sindsdien zijn
de giften voor het restauratiefonds van de kerk.
Grafzerken
De kerk telt een tweetal grafzerken. De ene is van Jan
Alingh, zoon van Albert Alingh en Willempje Meijeringh.
Hij werd gedoopt op 24 juni 1702 in Roden. Hij trouwde
op 20 september 1724 in Gasselte met Roelofje Huisingh,
gedoopt op 25 maart 1700 in Gieten. Roelofje was de
dochter van de ette van Oostermoer (1709-1723), Hindrik
Lamberts Huising, en Willemtien Hidding (uit Gasselte).
Reeds op 17-jarige leeftijd werd Alingh, op 19 maart
1720, benoemd tot schulte van Borger en Gasselte. Hij
vervulde die functie bijna 50 jaar (tot 1769). Vanaf
1759 was hij tevens schulte van Gasselternijveen. Van
1771- 1782 was hij ette voor het Oostermoer. Hij stierf
op 28 april 1784 in Gasselte. Op 7 mei 1784 werd hij
begraven op de noordkant van het koor. Ook zijn vrouw,
overleden op 16 juli 1784, vond een laatste rustplaats
in de kerk (11).
Grafzerken van Jan Alingh en zijn vrouw en van Jan
Hilbingh.
De andere grafzerk is van Jan Hilbingh, geboren op 11
november 1655 in Gassselte. Hij was een zoon van Herman
Jans Hilbingh en Jantien Heines Hamming. Op 1 november
1674 trouwde hij in Gasselte met Frederica Buining,
geboren rond 1650 in Annen en overleden op 12 december
1721 in Gasselte. Frederica was een dochter van Cornelis
Buining en Geesjen Olt-Eitinge. Hilbingh was jarenlang
lid van de Landdag. De Landdag, ook wel Ridderschap en
Eigenerfden genoemd, was de hoogste en wetgevende macht
van Drenthe. Hilbingh was daarnaast van 1694-1709 voor
Oostermoer ette in de Etstoel van Drenthe. Dit orgaan,
bestaande uit de Drost en 24 etten, was verantwoordelijk
voor een deel van de overheidstaken. Zij spraken recht
in civiele zaken, geschillen tussen ingezetenen
onderling, maar later ook in strafrechtelijke zaken. Om
tot ette gekozen te kunnen worden moest men in het bezit
zijn van een boerenbedrijf met bouw-, weide- en
groenlanden en een aandeel in de marke, het
gemeenschappelijke bezit van een dorpsgemeenschap. Hij
stierf op 25 februari 1709 in Gasselte (12).
Sarcofaagdeksels
Tegenover het koor liggen twee zogenaamde
sarcofaagdeksels (doodkistdeksels). De ene is van rode
Weserberglandsteen en dateert vermoedelijk uit de 13e
eeuw. De andere is van geel-grauwe Gildehauser zandsteen
en was ooit in gebruik als altaarsteen. Er zijn nog
sporen van ingekraste wijdingskruisen uit ongeveer 1250.
Het orgel
Tot 1929 bezat de kerk geen orgel, maar in dat jaar kwam
er, tijdens een restauratie van de kerk, een orgelzolder
in de kerk, waarop een orgel werd geplaatst gemaakt door
Johan Meek in Assen. Toen de kerk op 17 november van dat
jaar weer in gebruik genomen, ging dominee Meijer voor
in de dienst, die ook werd bijgewoond door de
burgemeester en zijn vrouw. Het orgel werd bespeeld door
de maker, Johan Meek. Meijer preekte over 1 Koningen
8:29 en de collecte bracht 88,07 gulden op. G. Jansen
uit Gasselternijveen werd vanaf dat moment de vaste
organist.
In 1965 werd het orgel onder handen genomen, waarbij
enkele stomme registers weer tot spreken werden
gebracht. De dispositie van het éénklaviersorgel, met
aangehangen pedaal was hierna:
• Praestant 8’
• Holpijp 8’
• Gamba 8’
• Celeste 8’
• Octaaf 4’
• Fluit 4’
• Gemshoorn 2’
Het orgel begon in de jaren zestig mankementen te
vertonen. Over een restauratie van het orgel in 1963
schrijft Jan Kroezenga: “enkele dode stemmen werden door
pijpen weer tot spreken gebracht”. Maar de toestand van
het orgel bleef desondanks zo slecht dat de toenmalige
orgeladviseur schrijft “dat dit instrument nooit geheel
zonder feilen zal zijn en dat men tevreden moet zijn,
als het enigermate redelijk bespeelbaar is”. De Heer
Meyer, jarenlang organist van de kerk, stak veel energie
in het orgel. Hij kon het niet accepteren dat de
heteluchtverwarming zijn verwoestend werk deed, waardoor
het orgel in de jaren 70 onherstelbaar beschadigd werd.
Meyer heeft toen ‘zijn’ orgel eigenhandig gerestaureerd
zodat het nog 20 jaar mee kon. Een rapport uit 1984
stelt: “Dank zij de inzet van uw organist, die het
technische gedeelte zo goed mogelijk bijhoudt,
functioneert het orgel nog redelijk” (13).
Er gingen steeds meer stemmen op om over te gaan tot de
aanschaf van een nieuw orgel en de aanzet daartoe gaf
ds. Van der Bij door bij zijn vertrek f 100,- te
schenken voor een nieuw orgel. Zijn opvolger Don een
installeerde vervolgens een orgelcommissie die
uiteindelijk een ton opleverde. De hele operatie van
plaatsing van een nieuw orgel kostte uiteindelijk
300.000 gulden.
In 1995 werd er, op advies van een orgelcommissie,
geadviseerd door Stef Tuinstra, achter het bestaande
Spieringfront een ‘nieuw’ orgel geplaatst dat jaren
opgeslagen was geweest in de werkplaats van de
orgelmakers Bakker en Timminga in Leeuwarden. Dit orgel
had bijna een eeuw dienstgedaan in de Hervormde Kerk van
het Friese Woudsend en was in 1847 gebouwd door de
Drents/Duitse orgelbouwer Johan Christoff Scheuer uit
Coevorden.
Om financiële redenen werd besloten het orgel in
Gasselte in twee fasen te restaureren en stilistisch aan
te passen. In de eerste fase werden de lade, klaviatuur,
mechanieken en zes registers pijpwerk van dit, inmiddels
beschermde, instrument grondig hersteld en achter het
zinken Spiering-front geplaatst. Het orgel werd op 7
juli 1995 in gebruik genomen met een bespeling door vier
plaatselijke organisten en adviseur Stef Tuinstra. De
dispositie van het orgel met aangehangen pedaal was:
• Prestant 8'
Holpijp 8'
• Octaaf 4'
• Fluit 4'
• Quint 3'
• Woudfluit 2'
In 2002 volgde de tweede fase van de restauratie door
Bakker & Timmenga uitgevoerd, waarbij er drie registers
werden toegevoegd: Bourdon 16’, Mixtuur IV en Trompet
8’. Ook werd de kast verguld door Jans en Jan Woering
uit Gasselte (14).
Textielschilderijen
Voor in de kerk hangen zes textielschilderijen van Iet
Louwerse-van den Belt, voorstellende ”De Schepping”.
4. De kerk in de Tweede Wereldoorlog
Du Ciel la Liberté
Op het eind van de Tweede Wereldoorlog waren de inwoners
van Gasselte getuige van een heftige gebeurtenis. Het
scheelde maar heel weinig of de kerk, gevuld met zo’n
300 inwoners van Gasselte, was op 9 april 1945 in de
lucht gevlogen.
Onderstaande beschrijving van de gebeurtenissen in april
1945 is ontleend aan een artikel van Fedor de Vries en
Cornelis Reijntjes en De boot is omgeslagen van Jan
Kroezenga (15).
NSKK in de pastorie
Begin oktober 1944 wordt er in Gasselte een contingent
soldaten van het National Sozialistisches Kraftfahr
Korps (NSKK) gelegerd. Dit NSKK bestaat uit Nederlandse
vrijwilligers die als chauffeur transporten uitvoeren
voor de Duitse Wehrmacht. Alleen de commandant,
Obersturmführer Klaus, is een Duitser. Het hoofdkwartier
wordt gevestigd in de pastorie. Voor de staf worden bij
burgers kamers gevorderd. De toenmalige school, op de
plaats waar nu de muziekkoepel staat, wordt gevorderd
als onderkomen voor het gewone volk. De verhouding
tussen de autoritair optredende NSKK’ers en de inwoners
van Gasselte is gespannen.
Parachutisten landen bij Gasselte
In de nacht van zaterdag 7 op zondag 8 april 1945 vindt,
in het kader van operatie Amherst, bBoven Drenthe de
laatste luchtlandings-operatie in Nederland plaats. Met
het afwerpen van 702 Franse (SAS) parachutisten wil men
de verdere opmars van het Tweede Canadese Legerkorps
ondersteunen (16).
Vlabij Gasselte worden zo’n 60 Franse parachutisten van
kapitein Paul de Gramond, luitenant Jean Appriou,
luitenant Michel Legrand en 2e luitenant Henri Stéphan
gedropt. De meesten landen niet ver van hun geplande
landingsplaats in de bossen westelijk van Gasselte.
Vroeg in de morgen kloppen enkele parachutisten aan bij
het huis van R. Pronk, een verzetsman van het eerste
uur, gelegen aan de bosrand richting Gasselte tegenover
het "Hemelrijk". Als het licht wordt vindt hij achter in
het bos nog een groep parachutisten. Ondertussen is ook
de verzetsbeweging op de hoogte van de landingen. Uit
inlichtingen van de Fransen blijkt dat er nog
verschillende mannen ontbreken. De hele zondag zijn de
verzetsmensen bezig hen te zoeken. Anderen verzamelen de
containers met munitie, wapens en voedsel. De
parachutisten voeren diverse acties uit op Duitse
colonnes.
Maar ook de Duitsers en de NSKK’ers zijn gealarmeerd
over de luchtlandingen. In de veronderstelling dat er
duizenden parachutisten geland zijn wagen ze zich niet
in de bossen. Gasselters die contact met de Fransen
gehad hebben, worden op weg naar huis door Duitse
wachtposten aangehouden en voor ondervraging meegenomen
naar de pastorie. Daarna mogen ze naar huis. Pas
zondagavond zendt radio Oranje vanuit Engeland een
codebericht uit: "De boot is omgeslagen". Dat betekent
dat de verzetsbeweging in actie moet komen om
inlichtingen te verzamelen voor de gelande
parachutisten.
Aanval op de pastorie
De parachutisten besluiten om op 9 april een aanval uit
te voeren op de pastorie om de staf uit te schakelen.
Aan de ingang van het dorp zal vaandrig Albert Bacuez
met een Brengun de weg onder schot houden. De groep van
luitenant Jean Appriou zal langs de noordelijke kant
optrekken naar de pastorie om de vijand uit te schakelen
en daarna naar het oosten afbuigen. De groep van
luitenant Michel Legrand moet langs de zuidelijke kant
van de weg optrekken, de vijand aanvallen en eventuele
huizen zuiveren. De groep van kapitein Paul de Gramond
dient een omtrekkende beweging naar het noorden te maken
om zodoende de terugweg van de vijand af te snijden en
de aanvoer van versterkingen te verhinderen. Sergeant
Louis Le Goff moet met enkele mannen een omtrekkende
beweging door het zuiden maken en zo de Dorpsstraat
afsluiten.
De aanval staat gepland voor het begin van de middag
uitgevoerd worden, omdat de bewaking dan, na het eten,
niet zo scherp zal zijn is de verwachting. Als
herkenning zullen de parachutisten na het beëindigen van
de actie gele halsdoeken dragen.
De mannen die de aanval uitvoeren gaan eerst naar de
woning van Pronk en vandaar naaar Gasselte. Zij worden
vergezeld door gidsen van het verzet uit Gasselte en
Kostvlies. Gasselte wordt zonder moeilijkheden bereikt
en in looppas voeren de mannen het omsingelingsplan uit.
Appriou trekt met zijn mannen naar de pastorie en opent
het vuur. Hoewel de NSKK-ers totaal verrast zijn,
herstellen ze zich snel. Vanuit de ramen worden de
para’s heftig beschoten. Vooral vanuit het achterhuis
komt hevig vuur van een mitrailleur, bediend door de
NSKK’er Arie van der Hoek. De Fransen bevinden zich in
een nadelige positie omdat ze te dicht bij de ramen
liggen waardoor verplaatsen bijna niet mogelijk is.
Daarbij komt nog dat men achter de bomen van de hof in
dekking ligt waardoor doeltreffend vuur uitbrengen
moeilijk is.
Intussen is ook Legrand aan de voorzijde van het gebouw
tot de aanval overgegaan, zodat de vijand nu van twee
kanten aangevallen wordt. Om een einde aan het gevecht
te maken willen de Fransen een stormaanval op het gebouw
ondernemen en daarbij handgranaten door de ramen naar
binnen gooien. Zover komt het echter niet. De
mitrailleurschutter van der Hoek wordt geraakt (17), waarna
de andere NSKK’ers voor de fel vechtende parachutisten
op de vlucht slaan. De meesten worden echter door de
mannen van Legrand gevangen genomen. Voor het pand staat
een Duitse auto waarin documenten uit het bureau van de
commandant worden gelegd. Een vrachtwagen met
levensmiddelen laten ze achter voor de burgerij. In heel
snel tempo worden de gevangenen afgevoerd naar het bos.
Van de gevechtspauze die nu ontstaan is, maken
verschillende NSKK’ers die niet in de pastorie waren
gebruik om te vluchten. De meesten worden door de
Fransen opgespoord waarbij er twee doodgeschoten worden.
De overval, die tegen de middag was begonnen, bij zonnig
weer, had niet langer dan dertig minuten geduurd.
Opgesloten in de kerk
De inwoners van Gasselte wanen zich bevrijd en sommigen
gaan bij de pastorie kijken hoe de troepen alles
achtergelaten hebben. Een aantal van hen vindt dat ze
spullen die er nog lagen goed zouden kunnen gebruiken en
nemen die mee naar huis, schrijfmachines, radio’s,
levensmidddelen, zelfs grote hompen vlees. Een tweetal
NSKK’ers hadden zich tijdens het vuurgevecht om de
pastorie in de kelder verstopt en gezien dat inwoners er
met spullen vandoor waren gegaan. Dit zou grote gevolgen
heebben.
Ingeseind door gevluchte NSKK’ers die de Gasselters
beschuldigen van hulp aan de vijand, keren Duitse
troepen, onder leiding van Hauptmann Willke, terug naar
het dorp. Iedereen die zich op straat bevindt, mannen en
vrouwen, wordt gearresteerd. De twee NSKK’ers die zich
in de pastorie schuil hadden gehouden, doen verslag aan
Willke en vertellen hem dat een van de Gasselters de
zwaargewonde NSKK’er Van der Hoek zou hebben geschopt.
De Duitsers zijn woedend. De mannen die ze hebben
gearresteerd worden opgesloten in de kerk, de vrouwen
mogen naar huis. Willke is nog niet tevreden. Hij stuurt
NSB’ers het dorp in om alle mannen te vertellen dat ze
om half zeven naar de kerk moeten komen. Waarom, wordt
niet gezegd. Bij de deur van de kerk staan machinegweren
en in de kerk lopen snauwende Duitsers met handgranaten.
De Duitsers willen de kerk met alle mannen erin, zo’n
300, met de grond gelijk maken. Veel mannen vouwen de
handen en vragen in stilte om Gods hulp in dit bange
uur.
N.S.B.-burgemeester Jan Eildert Tuin (18) gaat in gesprek met
de Duitsers om te bemiddelen. Tuin is de opvolger van
Karel Hendrik Gaarlandt die in maart 1944 werd opgepakt
omdat hij niet meewerkt aan de Arbeitseinsatz en als
gevolg daarvan gevangen zit in de concentratiekampen
Vught en Amersfoort, waar hij een oog kwijt raakt. De
burgemeester weet de Duitse commandant uiteindelijk over
te halen om van zijn plannen af te zien. In plaats
daarvan wil Willke nu elke tiende man die de kerk
verlaat laten fusilleren, maar ook dit weet Tuin te
voorkomen (19). De Duitsers hebben ondertussen in de kerk de
man opgespoord die Van der Hoek zou heebben geschopt.
Hij wordt letterlijk de kerk uitgetrapt en daar
afgeranseld. Dan wordt bekendgemaakt dat als de
schuldigen zich melden, de anderen vrijuit gaan. De
eersten melden zich en buiten wijzen de twee NSKK’ers
nog anderen aan die aan de plunderingen hebben
deelgenomen, onder wie een aantal onschuldigen. In
totaal worden zestien mannen tegen de kerkmuur
opgesteld, de rest mag naar huis. ’s Avonds worden de
zestien naar Borger gebracht en zonder eten en drinken
opgesloten in de ULO-school. De volgende dag moeten zij
naar Gieten lopen, waar ze worden opgesloten in een
koelwagen van Udema, waar ze de rest van de dag en nacht
moeten blijven. Een Franse poging hen te bevrijden
mislukt. Maar op vrijdag 13 april worden ze alnog door
de Canadezen bevrijd.
Op donderdag 12 april naderen de geallieerde troepen
Borger. Daar wordt de gehele dag gevochten. ’s Avonds
trekken de overgebleven NSKK-ers weg uit Gasselte. De
volgende ochtend wordt Gasselte bevrijd door het 8th
Canadian Reconnaissance Regiment gevolgd door de Polen
van het 2e Eskadron van het 10 Pulk Dragonow (10e
Regiment Dragonders) (20).
Op 15 april gaan de Gasselters is grote getale voor een
dankdienst naar het Witte Kerkje, onder hen ook
burgemeester Gaarlandt en zijn vrouw. Dominee Winterwerp
preekt in deze dienst naar aaanleiding van een tekst van
Paulus aan de Galaten: ‘Staat dan in de vrijheid,
waarmee Christus ons heeft vrijgemaakt.’
Fernand Begue
Fernand Bègue is een van de parachutisten die bij
Gasselte werden gedropt. Hij wotdt geboren op Frans
Madagaskar, waar hij zich in januari 1943 bij de FFL
(Vrije Fransen) voegt. Hij volgt de parachutisten
opleiding in Chamberley in Augustus 1943, waarna hij op
8 augustus 1943 bij de rang van Chasseur parachutist 2nd
Class krijgt.
Vlak voor vertrek van Rivenhall. V.l.n.r. Marcel Mougne,
Fernand Begue, Victore Estève en Jean Reilhac (21).
Hij neemt deel aan verschillende operaties, waarvan
operatie Amherst in april 1945 de laatste en fatale is.
Bij de aanval op de pastorie wordt hij dodelijk
getroffen en na de aanval, gewikkeld in een parachute,
bij gebrek aan een kist afgevoerd in de Duitse auto die
voor de pastorie stond.
Fernand Begue, bij het ontbreken van een kist wordt zijn
lichaam in een parachute gewikkeld.
Fré van Gogh zorgt er voor dat er alsnog een lijkkist
komt, gemaakt door een timmerman uit Eext. Enkele
gevangen moeten een graf graven, waarna de Fransen hun
strijdmakker ter aarde bestellen. Er wordt een eenvoudig
kruis van takken geplaatst en Fré van Gogh legt witte
tulpen op het graf. Zijn stoffelijk overschot wordt op
12 augustus 1949 overgebracht naar zijn geboorteplaats
Antananarivo op Madagascar, waar hij wordt bijgezet in
het familiegraf.
Op particulier initiatief van de heer Schut wordt voor
Begue een monument opgericht bij de ingang naar de
pastorie (22).
Tekst op het monument:
Tijdens operatie "Amherst" voor onze vrijheid gevallen
korp. Fernand Beque
Franse parachutist
Madagaskar *30 november 1924
Gasselte +9 april 1945
Du Ciel la Liberté
Het monument bij de ingang naar pastorie De Weem.
In 2018 werd bij het monument een speciale luisterplek
onthuld. Deze is onderdeel van de zogenaamde Liberation
Route Europe. Dit is een internationale
herdenkingsroute, die belangrijke mijlpalen uit de
moderne Europese geschiedenis met elkaar verbindt. Op de
luisterplek is een drietalig 'hoorspel' te beluisteren;
ooggetuigen, onder wie burgers, geallieerden en Duitse
soldaten, vertellen over de indrukwekkende belevenissen
uit de jaren 44 en 45 van de vorige eeuw. De verhalen
van deze plek kunnen gratis worden gedownload via
www.liberationroute.nl
(23).
5. Symbolen
De haan op de kerktoren van het Witte Kerkje
Bovenop het kruis op de dakruiter van de kerk staat een
haan. Het plaatsen van een dergelijke haan op een toren
dateert al uit de tijd van voor de kerstening en diende
als afweermiddel. Toen Nederland werd gekerstend bleef
men vasthouden aan dit symbool, maar ging men een
verband zoeken met de Bijbel.
De haan verwijst bijvoorbeeld naar Petrus, leerling van
Jezus. In de nacht dat Jezus gevangengenomen werd,
verloochende Petrus hem driemaal voor de haan kraaide.
De haan waarschuwt ons er voor Jezus niet te
verloochenen. Toen Petrus zich realiseerde wat hij
gedaan had, kreeg hij berouw. Daarom is de haan (in de
rooms-katholieke kerk) ook het symbool van de biecht,
waarbij mensen opbiechten waar ze fout geweest zijn
(Markus 14:72). Na dit voorval verkondigde Petrus
volgens de overlevering het christelijke geloof tot aan
zijn dood. Het kleinste beeld in de pastorietuin stelt
de Romeinse god Mercurius voor, maar werd lang gelden in
de volksmond Petrus genoemd. Het beeld dankt deze naam
aan de hond die aan de voet van het beeld staat.
Maar er zijn meer verwijzingen naar passages in de
Bijbel. Vroeg in de morgen wekt de haan mens en dier met
zijn gekraai ten teken dat de nacht voorbij is en de
nieuwe dag is aangebroken. Een haan maakt je wakker en
is daarom symbool van de waakzaamheid. Iedere mens moet
waakzaam zijn met het oog op de wederkomst van Christus
(Mattheus 25, 13: Wees dus waakzaam, want jullie weten
niet op welke dag en op welk tijdstip hij komt.) De
nacht staat voor het rijk van de duisternis en de
demonen. De nieuwe morgen, die door de haan aangekondigd
wordt, is de overwinning van het licht op de duisternis.
Daarom doet de haan ons ook denken aan Jezus die de
duisternis en de duistere machten van de dood overwonnen
heeft.
Ten slotte: de haan op de toren is ook een weerhaan.
Wanneer het gaat waaien draait hij zijn kop in de
richting waar de wind vandaan komt. De (tegen)wind staat
voor de vijandelijke machten die het christendom
aanvallen. De haan wijst die gevaren aan, ziet ze onder
ogen en keert zich ertegen. Zo is hij het symbool van
allen die de kerk en het christelijk geloof verdedigen.
In het Liedboek voor de Kerken is een heel oud lied
opgenomen, gewijd aan de haan:
De haan kraait dat de dag begint,
Het licht het duister overwint.
Christus spreekt in het hart ons aan
Om tot het leven op te staan.
Sta op uit slaap en nacht, roept Hij,
Bedwelmend is hun heerschappij.
Treed kuis en zuiver aan het licht,
En waak: Ik nader ten gericht.
(Gez. 371: 1 en 2) (24)
Andere symbolen
Niet op alle kerktorens staat trouwens een haan. Ook
andere symbolen komt men tegen. Op de kerk in
Hollandscheveld staat bijvoorbeeld een glimmende koperen
veenschop als windwijzer. De schop herinnert aan het
veenkoloniale verleden van het Drentse dorp. Ook in het
wapen van Hollandscheveld komt de veenschop terug. Op de
kerktoren van Rolde staat een engel met bazuin en in 2e
Exloërmond wordt de toren versierd met een helm. Hier
zou de helm een symbool zijn van de helm des heils,
aangeboden aan de gelovigen.
Op het dak van de dorpskerk in Eelde staat een springend
paard, evenals op de torens van de kerken in Gieten en
Gasselternijveen. Het paard symboliseert de
boerengemeenschap waarmee de kerken in die dorpen nauw
verbonden waren.
Op Lutherse kerken staat doorgaans een zwaan. Volgens de
christenen verwijst deze zwaan naar de theoloog Johannes
Hus (Hus betekende in zijn landstaal: gans). In Praag
werd hij in 1415 wegens vermeende ketterijen op de
brandstapel gebracht. Hij zou toen uitgeroepen hebben:
"Jullie verbranden een gans, maar er zal een zwaan uit
zijn as herrijzen". Deze uitspraak zou een eeuw later
(1517) in verband worden gebracht met Maarten Luther en
zo werd de zwaan het herkenningsteken van de Lutherse
kerk. De zwaan was echter in de heidense tijd een heilig
dier en werd voornamelijk met mythische wezens als elfen
en goede-vrouwen in verband gebracht. Zwanen spelen een
belangrijke rol in de Germaanse mythologie en
volkscultuur, daarom werd ook de zwaan door de
christenen overgenomen en op kerktorens geplaatst.
Noten
1. Drie podagristen: Scheer, Dubbeld Hemsing van der,
Boom, H., Lesturgeon, A.L. (1844-1845). Drenthe in
vlugtige en losse omtrekken geschetst, Volume 2.
2.
https://de.wikipedia.org/wiki/Katharina_von_Alexandrien
3.
http://www.cartago.nl/de/oorkonde/kla0200. Elzebe
had twee kinderen, Willem en Lambert
4. Regest nr. 87, inv. Nr. 6 Klooster Yesse.
5.
http://www.cartago.nl/de/oorkonde/kla0699
6. Karstkarel, Peter (2007). Alle middeleeuwse kerken:
Van Harlingen tot Wilhelmshaven (2007)
Leeuwarden/Groningen: Uitgeverij Noordboek.
7. Klokkengieter Büttgen uit Dormund. H. Aben-Nederpeld.
Gelegenheitsfund: Glockengiesser Büttgen aus Dormund.
Roland. Zeitschrift der genealogisch-heraldischen
Arbeitsgemeinschaft Roland zu Dortmund. I/20, Band 6 ,
1983-1985.
info@roland-zu-dortmund.de
8.
http://www.homanfree.nl/aling2/aling-frm2.htm
9. Nieuwenhoven, H.J. (1996). Klokkenvordering
1942-1943, blz. 128. Huizen.
10.http://www.joostdevree.nl/shtmls/muraalboog.shtml
11.Informatie afkomstig van
http://www.homanfree.nl/aling2/aling-frm2.htm
12.https://www.genealogieonline.nl/stamboom_klavers/I34159.php
en
http://www.tienkamp.com/genealogie-jonge-vos/genealogie-hilbing-vanaf-1400/
13.https://www.orgelsite.nl/kerken33/gasselte.html
14.http://www.orgelsindrenthe.nl/nederlands/gasselte.html
15.https://www.tracesofwar.nl/sights/7205/Monument-Fernand-Beque.htm
en Kroezenga, J. (1982). De boot is omgeslagen: De
laatste dagen van de Tweede Wereldoorlog in Gasselte.
16.https://www.tracesofwar.nl/articles/2231/Operatie-Amherst.htm
17.Van der Hoek werd zwaargewond overgebracht naar het
Kriegslazarett 3/541 in Zuidlaren, waar hij op 20 april
1945 is overleden. Hij werd begraven op de Duitse
oorlogsbegraafplaats in IJsselsteyn.
18.Jan Eildert Tuin werd geboren in het Overijssselse
Losser. Via Musselkanaal en Veendam kwam hij in juli
1944 als burgemeester naar Gasselte. Tuin, in 1919 in
Odoorn gehuwd met Annechiena Ailkina Germs (zeven
kinderen), was in 1936 lid geworden van de NSB. Hij
overleed in augustus 1975 in Zutphen.
19.De NSB-burgemeesters werden na de bevrijding
gearresteerd en door het tribunaal in Assen vervolgd in
het kader van de bijzondere rechtspleging. Het simpele
feit dat NSB’ers het burgemeesterschap van de bezetter
hadden aanvaard wordt hen als misdrijf ten laste gelegd.
De hoogte van de straf is afhankelijk van de manier
waarop de NSB’ers het Duitse beleid hebben doorgevoerd
en hun verantwoordelijkheid bij eventuele excessen in
hun gemeente. Burgemeester Tuin werd volgens een artikel
in de Noord-Ooster van 7 november 1946 veroordeeld.
20.https://www.tracesofwar.nl/sights/7205/Monument-Fernand-Beque.htm
21.https://www.saak.nl/battlefield%20tour/2009%20amherst/Gasselte/Gasselte%20nl.html
22.Meer informatie in het boek van Jan Kroezenga 'De
boot is omgeslagen'. Zie over de dropping van de Franse
parachutisten: 'Operatie Amherst' door R. Flamand/ J.H.
Jansen.
23.https://www.dvhn.nl/drenthe/Nieuwe-luisterplek-in-Gasselte-vertelt-over-Franse-aanval-op-pastorie-23298141.html
24.https://pauluskerk-baarn.nl/het-haantje-op-de-toren/
Copyright Albert van der Kaap, Jan Kroezenga, Aafke Huizing, 2019