Artikelen over het begin van de Reformatie in het Drentse Gasselte en de eerste predikanten.

Johannes Dijck (1781-1806)

Van 1 juli 2018 tot haar plotselinge dood op 20 augustus 2019 was mijn vrouw Rosée van der Kaap-Busscher predikant van het Witte Kerkje in Gasselte. In die periode heb ik mij verdiept in de kerkelijke geschiedenis van Gasselte. Op deze pagina's publiceer ik af en toe resultaten van mijn onderzoek.

Inhoud

  1. Magazine: alle artikelen op Histoforum.
  2. Het begin van de Reformatie in Gasselte: Johannes Fabritius.
  3. Bernardus Fabritius, zoon van Johannes.
  4. Lodewijk Fabritius, zoon van Bernardus.
  5. Albertus Conradus Fabritius, broer van Lodewijk.
  6. Warnerus Emmen, schoonzoon van Albertus Conradus.
  7. Helperus Ritzema, opvolger van Warnerus Emmen.
  8. Lucas Schukking, opvolger van Helperus Ritzema.
  9. Johannes Dijck, opvolger van Lucas Schukking.
  10. Albert Jan Hartman, opvolger van Johannes Dijck.
  11. Johannes Bernardus Folkerus Heersprink, opvolger van Albert Jans Hartman.
  12. Barend Sanders, opvolger van Johannes Heersprink.
  13. Roelof Klein, opvolger van Barend Sanders.
  14. Tammo Tammerus Heringa, opvolger van Roelof Klein.
  15. Fokke Christiaan Ydema, opvolger van Tammo Tammerus Heringa.
  16. Wessel Enno Pieter Germs, opvolger van Fokke Christiaan Ydema.
  17. Jelte Boonstra, Wessel Enno Pieter Germs.
  18. Douwe Faber, opvolger van Jelte Boonstra.
  19. Jacob Cornelis Anthonie Nijenhuis Ockhuijsen, opvolger van Douwe Faber.
  20. Gerrit Jacob Mooi, opvolger van Jacob Cornelis Anthonie Nijenhuis Ockhuijsen.
  21. Teunis Adrianus van der Vlies, opvolger van Gerrit Jacob Mooi.
  22. Jelte Oosterhuis, opvolger van Teunis Adrianus van der Vlies.
  23. Jan de Bruijn, opvolger van Jelte Oosterhuis.
  24. Hendrik Fokke Winterwerp, opvolger van Jan de Bruijn.
  25. Gerrit Johannes Romijn, opvolger van Hendrik Fokke Winterwerp.
  26. Anthony Jan Roodzant, opvolger van Gerrit Johannes Romijn.
  27. Johannes Luchies, opvolger van Anthony Jan Roodzant.
  28. Tjeerd van der Bij, opvolger van Johannes Luchies.
  29. Frans Don, opvolger van Tjeerd van der Bij.
  30. De geschiedenis van het Witte Kerkje.
  31. De Weem: pastorie van het Witte Kerkje.
  32. De Spaanse griep in Gasselte (1918).

Johannes Dijck (1781-1806)

PDF-versie

Albert van der Kaap en Aafke Huizing


De opvolger van Lucas Schukking als dominee in Gasselte was Johannes Dijck. Hij diende de gemeente vijfentwintig jaar, van 20 mei 1781 tot zijn dood op 12 juli 1806.

Johannes Dijck, zoon van dominee Durandus (Duurt) Harms Dijck en Ellegonda Johannes Homan, wordt geboren op 18 november 1742 in Vries. Hij trouwt op 24 september 1776 in Borger met Margaretha Verschuir, gedoopt op 16 augustus 1742 in Sleen en overleden op 12 juni 1806 in Gasselte. Margaretha was een dochter van dominee Hendrik Verschuir en zijn derde vrouw Roelofje Huisingh.


Johannes is van 1 januari 1771 tot 6 mei 1781 predikant in zijn eerste gemeente Borger. Hier worden twee kinderen geboren, Rolina Ellegonda en Durandus. Op 20 mei 1781 wordt hij predikant in Gasselte en dat blijft hij tot zijn dood op 12 juli 1806 in Gasselte. De zondag daarop, 27 mei, is de intree. Dijck kiest als tekst Psalm 51 vs. 14b en 15.


Hij wordt in het ambt bevestigd door dominee Hellinga van Norg met als tekst: Spreuken 24 vers 11: ‘Reddet degenen die ter doot gegrepen zijn, want zij wanckelen ter doodinge soo gij u onthoudt.’
In Gasselte worden nog twee kinderen geboren, Rolina Henderika en Ellegonda Durandina. Ellegonda trouwde met advocaat en notaris Michael van der Tuuk, zoon van dominee Marcus van der Tuuk en Romelia Feddes van Terwisga.

 

 

https://s3.amazonaws.com/photos.geni.com/p13/91/95/15/78/5344483f362cd297/pug63yik_medium.jpg  https://s3.amazonaws.com/photos.geni.com/p13/71/3e/01/ae/5344483f3629e9f8/paq96wib_medium.jpg 

Ellegonda Durandina Dijck en Michael van der Tuuk.

Dominee Dijck was een welgesteld man. In 1803 wordt hij aangeslagen voor 65 gulden, wat slechts vijf gulden minder is dan de 70 van schulte Albert Alingh. De rijkste inwoner was Deechien Hilbing met een bedrag van 180 gulden. Geen wonder dus dat hij geregeld in de boeken van schulte Alingh voorkomt als koper of verkoper van land.


Dijck en zijn vrouw overlijden in 1806, een maand na elkaar. Margaretha Verschuir wordt op 20 juli begraven aan de zuidzijde van het koor Haar echtgenoot is dan blijkbaar al te ziek om de begrafenis te leiden. De predikatie wordt gehouden door de predikant van Gieten, met als tekst Spreuken 10 vs. 7a. Een maand later, op18 juli wordt haar echtgenoot naast haar bijgezet. Op zondag 20 juli is dominee Johannes Mulder van Rolde de overledene met ene wel gepaste leerrede uit Heb. 13 vs 7 gedachtig geweest, zoals in het begraafregister staat.


Broer Herman
Een broer van Johannes, Herman (steenkoper), was getrouwd met Willemina Kijff, de weduwe van de Groningse zilversmid Lucas van Giffen, de grootvader van de eerste vrouw van Albert Jan Hartman, de opvolger van Johannes Dijck in Gasselte.


Zus Anna Lamina
Anna Lamina Dijck, zus van Johannes, trouwde met dominee Albertus Lubbertus Maagh, geboren op 29 oktober 1747 in Assen, overleden op 5 maart 1809 in Westerbrok. Albertus stond o.a. in Westerbork.


De familie Verschuir
De geschiedenis van de vrouw van Johannes, Margaretha, geeft ons een inkijkje in het sociale milieu van predikanten in de tweede helft van de achttiende eeuw.


Opa Johan Verschuir
Haar opa, Johan Verschuir (Groningen, 11 oktober 1680 - Zeerijp, 19 augustus 1737) (1)  trouwde drie keer. Op 10 mei 1700 in Groningen met Renske ter Maet en daarna nog met Mensje van Haren en Helena Sygers.


Johan was wiskundige en piëtistisch predikant in Loppersum. Hij wordt beschouwd als een late vertegenwoordiger van de Nadere Reformatie. Deze beweging richtte zich niet alleen op de leer, maar ook op de levenswandel van mensen, op de vraag hoe de Bijbel zou moeten doorwerken in alle facetten van het leven.


Johan volgde privé-lessen wiskunde van de Groningse hoogleraar Johan Bernoulli en hoewel hij hierin uitmuntte stelde hij zich in 1702 tevreden met het schoolmeesterschap in Loppersum. Hij weigerde ook een aanbod om hoogleraar te worden in Parijs. In Loppersum werd hij opgeleid tot predikant door de plaatselijke dominee, Henricus ten Oever. In 1705 legde hij het praeparatoir examen af voor de classis Loppersum, waardoor hij mocht gaan preken en beroepbaar was als dominee. Zijn eerste beroep kreeg hij echter pas in 1713 van de gemeente Zeerijp, waar hij in 1714 zijn intrede deed. Het bleef zijn enige gemeente. (2)


Verschuir keerde zich fel tegen tradities en gebruiken rond Pasen, Sinterklaas en begrafenissen die hij beschouwde als overblijfsels van heidense of "papistische" (rooms-katholieke) gebruiken. Zaken als paaseieren, het luiden van klokken als teken van rouw en vooral de uitigsten (uitvaartsmaaltijden) vonden geen genade in zijn ogen. Zijn pleidooi voor een strikte levenswandel kwam voort uit zijn zorg voor het zielenheil van zijn gemeenteleden.


Het oudste bewaard gebleven geschrift van Verschuir is de bundel samenspraken De zegepralende waarheid, waarin hij in navolging van Jodocus van Lodenstein en Herman Witsius pleitte voor een nadere reformatie van het zedelijk leven. Tevens keerde hij zich tegen de spiritualiteit van Antoinette Bourignon, die volgens hem de inspiratie door de Heilige Geest losmaakte van de Bijbel, waardoor ruimte kwam voor allerlei verzinsels. Hierna schreef hij nog een gedichtenbundel en een chronologie van de Bijbelse geschiedenis.


Verschuirs hoofdwerk, de verzameling samenspraken Waarheit in het binnenste, of bevindelyke godtgeleertheit, verscheen pas in zijn laatste levensjaar. Dit boek bestaat uit 14 samenspraken over verschillende dogmatische onderwerpen. Verschuirs doel is niet alleen om de zuivere gereformeerde leer uit te leggen, hij wil een bevindelyke godtgeleertheit bieden, zoals de ondertitel aangeeft. Dit blijkt ook uit het feit dat hij de gereformeerde leer grotendeels laat uitleggen door "Letterwyse", die alleen maar verstandelijke kennis van het geloof heeft. Voor Verschuir is dit onvoldoende. Hij stelt dat de waarheid ervaren, beleefd en ondervonden moet worden. Bevinding is nodig. Hierbij geeft hij veel ruimte aan het gevoelsleven.


Broer Hendrik Jan Verschuir
De broer van Margaretha, Hendrik Jan Verschuir (gedoopt op 19 september 1745 in Sleen en overleden rond 1805) was een zoon uit het derde huwelijk van Henricus Verschuir met Rolijna Huisingh. In 1772 werd hij schulte van Sleen en Zweeloo. Hij trouwde op op 14 juni 1783 te Groningen met Gepke Durleu, dochter van de overste Barthold Durleu en Johanna de Cock. Hij bewoonde met zijn gezin in Sleen het schultehuis, het zogenaamde Verschuirhuis. Volgens de Groninger Courant een huis ‘voorzien met 7 kamers, 2 kelders, groote keuken, 2 groote schuren, tuin met beste vrugtbomen etc.’ (3)


Verschuir was een patriottisch gezinde bestuurder. Na de inval van de Pruisen in 1787 onder leiding van de koning van Pruisen, Frederik Willem II, kwam hij in grote moeilijkheden. Hij zou de erfstadhouder Willem V hebben belasterd en werd in 1787 geschorst als schulte en vervolgens uit zijn ambt gezet. Door schuld te bekennen wist hij een zwaardere straf te voorkomen. Volgens de patriot Carel de Vos van Steenwijk was hij een patriot met weinig bekwaamheden. Tot 1793 bleef hij met zijn gezin in het schultehuis van Sleen wonen. In 1793 verkocht hij het herenhuis aan de toenmalige schulte van Sleen, Hendrik Jan Camerlingh. Hij vestigde zich vervolgens als advocaat te Groningen.


(Half)broer Johannes Hendrik

Een halfbroer van Margaretha (zoon van Hindericus Verschuiren en zijn tweede vrouw Margaretha Forsten) was Johannes Hendrik Verschuir. Hij werd geboren op 21 februari 1735 te Neundorf en stierf op 20 Mei 1803 op de Bornia-state te Weidum. Johannes was hoogleraar in de Oostersche talen en oudheden in Franeker.


De grootmoeder van Johannes Hendrik van moederszijde, Johanna Venema, was de oudste zuster van hoogleraar theologie Hemannus Venema (4).  Zijn moeder stierf reeds in 1740 en hij werd opgevoed bij zijn grootouders Forsten in Wildervank. in 1745 ging hij naar de Latijnse school in Groningen. Hij liet zich in die plaats als student inschrijven op 9 juli 1751 en studeerde humaniora onder Johannes Daniël van Lennep en oriëntalia onder Nicolaas Willem Schroeder.


In 1757 ging hij in Franeker onder zijn oudoom Venema studeren, onder wie hij ook, op 25 juni 1760, promoveerde. Het jaar te voren was hij predikant geworden in Bolsward. Hij trouwde op 27 juli 1760 met Isabella Algra Fontein, dochter van Gijsbert, predikant te Bolsward. Op 19 april 1764 benoemden de franeker curatoren hem tot hoogleraar in de oosterse talen in de vacature-Manger, die tot de theologische faculteit was overgegaan. Venema had juist Verschuir in deze faculteit willen benoemd zien en Manger voor de oriëntalia behouden, maar prinses Maria Louise (Marijke Meu), de vrouw van Johan Willem Friso, wilde het anders en zij kreeg haar zin. Na den val van de Oranjes trad hij af omdat hij de eed van haat tegen koningscap en anarchie niet wilde afleggen. In 1797 werd hij aldus emeritus en ging wonen op de Bornia-state te Weidum (5).


(Half)broer Wolter Verschuir

Een andere halfbroer was Wolther. Hij werd geboren op 4 oktober 1739 in Sleen en overleed op 15 november 1793 in Groningen. In die plaats bezocht hij de Latijnse school. In 1752 werd hij ingeschreven als medisch student en hij promoveerde in 1766. Hierna maakte hij reizen naar Frankrijk en Engeland om zich vervolgens als arts te vestigen in Amsterdam. In 1770 en 1776 stond hij op de voordracht voor het hoogleraarschap in Harderwijk. Hoogleraar werd hij uiteindelijk toch, maar niet in Harderwijk. Op 4 april aanvaardde hij het hoogleraarschap in Groningen.

 

Noten

1. http://resources.huygens.knaw.nl/retroboeken/blnp/#source=1&page=397&view=imagePane

2. https://bit.ly/3TM6hlD

 3. https://www.streekeigensleen.nl/gen/bewonersgeschiedenis/

4. https://bit.ly/41CzzoC

5. https://bit.ly/3RWslZo
 

Copyright Albert van der Kaap en wijlen Aafke Huizing, 2024 

 


  •  

    u