Recensies van boeken over de geschiedenis van China.
Geschiedenis van China
In de loop der jaren schreef Jef Abbeel een groot aantal recensies van boeken over de geschiedenis van China. Op deze pagina vindt u een overzicht.
Inhoud
- Recensies over China
- Geschiedenis van China 1
- Geschiedenis van China 2
- Geschiedenis van China 3
- Geschiedenis van China 4
- Geschiedenis van China 5
- Geschiedenis van China 6
- Geschiedenis van China 7
- Geschiedenis van China 8
- Geschiedenis van China 9
- Geschiedenis van China 10
- Geschiedenis van China 11
- Geschiedenis van China 12
- Geschiedenis van China 13
- Geschiedenis van China 14
- Geschiedenis van China 15
- Geschiedenis van China 16
- Geschiedenis van China 17
- Geschiedenis van China 18
- Geschiedenis van China 19
- Geschiedenis van China 20
- Geschiedenis van China 21
- Geschiedenis van China 22
- Geschiedenis van China 23
- Geschiedenis van China 24
- Geschiedenis van China 25
- Geschiedenis van China 26
- Geschiedenis van China 27
- Geschiedenis van China 28
- Geschiedenis van China 29
- Geschiedenis van China 30
- Geschiedenis van China 31
- Geschiedenis van China 32
China Express
De titel verwijst zowel naar de expresweg G 312, die naar het verre westelijke
Xinjiang leidt, als naar de razendsnelle veranderingen in China. VRT-journalist
Tjhoi (ik waag het telkens zijn voornaam te nemen) schreef in 2006 al “Made in
China. Meningen van daar”. Hij gaat eerst met Lulu Wang op zoek naar wat van
iemand een Chinees maakt en wat er van je cultuur over blijft als je in een
ander land en in een andere gemeenschap opgroeit.
Elke ontmoeting begint met een oud Chinees verhaaltje dat door Lulu verteld
wordt. Er zit altijd een les in. Eén voorbeeld : er was eens een boer die snel
rijk was geworden. Hij wou steeds meer. De les is : wees tevreden met wat je
hebt.
In deze cyclus worden we op een literair- moralistische wijze
ingewijd in de Chinese manier van (hiërarchisch ) denken, handel
drijven, (traag ) beslissingen nemen, hun obsessie voor draken,
voor tradities en voor eten.
Eén van de gesprekspartners is Gilbert Van Kerckhove, sinds 1981
in China, eerst voor ACEC, nu al jaren als adviseur van de
Chinese regering, o.a. bij de organisatie van de O.S. Een andere
is Pang Ching Lin, docente aan de universiteiten van Leuven en
Luik. Ze vertelt welke belangrijke rol het eten speelt in het
Chinese familiale leven. Ook Tang Wei Men komt aan het woord. Ze
is modeontwerpster bij Ann Demeulemeester in Antwerpen.
Na deze reis naar binnen, volgen de bevindingen tijdens
duizenden kilometers in China voor Sporza Olympia, het
VRT-programma ter gelegenheid van de O.S.
Dit deel heet China Express. Met Hainan Airlines vliegt hij
rechtstreeks naar Beijing. Omwegen langs Parijs, Frankfurt,
Amsterdam, Londen, Helsinki behoren tot het verleden.
Wat Tjhoi ginds meteen opvalt, zijn de wegen ( veel egaler dan
hier), veel parken tussen de bouwwerven, veel inspanningen voor
het milieu, steeds minder armen, ook steeds meer euromiljonairs
(300.000), veel meer individuele vrijheden, meer pluralisme,
meer persvrijheid. En de grenzen hiervan worden door weinigen in
vraag gesteld.
De reis gaat ongeveer langs de oude zijderoute, concreet over de
G 312, de superautosnelweg van 4.500 km van Shanghai tot Urumqi
aan de grens met Kazachstan. Hij begint in Shanghai i.p.v. Xian.
De breedte is nog bescheiden : vierbaans. De ringwegen rond de
grote steden zijn breder. Er rijden veel vrachtwagens en
slaapbussen.
Bij de terugreis neemt hij een zuidelijker parcours naar Hong
Kong en vandaar trekt hij langs de Oostkustroute weer naar
Shanghai. Langs deze route, een gordel van steden zoals
Guangzhou, Shenzhen, Xiamen, Wenzhou, Yiwu. Hier verloopt het
contact tussen Oost en West via vliegtuigen, laptops, gsm, sms,
just in time bestellingen. Naast de economische hypertensie,
zijn er ook andere dingen aan de hand : Shanghai wil de top
halen in de modewereld, Shenzhen en Guangzhou zijn broeinesten
van sociaal verzet tegen uitbuiting.
Geregeld duikt Tjhoi ook in het verleden, vooral in de lange
eeuw van de vernederingen. Bij Shanghai(59) bespreekt hij de
Franse concessie (1842 – 1949), maar vergeet hij de Belgische.
Hij schetst 30 jaar evolutie van de Bund. Het woord betekent
aanlegkade en komt van het Urdu -woord band, kade of dam. Aan
de overkant ligt Pudong, in 1990 nog platteland, nu een
hypermoderne metropool. In 2010 neemt Shanghai met een
overweldigende wereldtentoonstelling zoete weerwraak voor de
onverteerde vernedering bij het Verdrag van Nanjing (1842).
In Suzhou beschrijft hij de zijdeteelt, hij bezoekt er het
zijdemuseum en de weefmachinefabriek van Picanol uit Ieper. De
arbeiders verdienen er 300 € bruto per maand of 200 € netto(89).
De resterende 100 € gaan naar het huisvestingsfonds,
ziekteverzekering, werkloosheid, pensioen.
In Xian vertelt hij over de vreselijke aardbeving van 8.0 op de
schaal van Richter, die in mei 2008 de nabije provincie Sichuan
dooreen schudde : 70.000 doden, 18.000 vermisten, onnoemelijke
schade. De Chinezen vestigden een solidariteitsrecord met 500
miljoen dollar voor de slachtoffers. Terloops signaleert hij
hier de discussie over de doodstraf : het aantal executies
daalde van 1010 in 2006 naar 470 in 2007.
Bij de geschiedenis van de zijderoute krijgt Marco Polo
(1271-1295) alle eer en wordt zijn Vlaamse voorganger Willem Van
Rubroek (1253 ) traditioneel vergeten.
Die route speelde effectief een grote rol bij de komst van de
islam (p. 107,154), maar Tjhoi vergeet de slag bij de Talas ( nu
Kirgizië en Kazachstan) : daar versloegen de succesvolle
Arabische legers in 751 de Chinezen en drongen zo binnen in
westelijk China, vanwaar ze dan de boekdrukkunst, het papier en
kompas meebrachten naar het westen.
In Xian zwaait hij een terecht eresaluut naar Dr. Paul Janssen.
De jaartallen lijken mij niet helemaal te kloppen : de start in
Hanzhong vond plaats onder leiding van Joos Horsten in 1978,
i.p.v. 1983 of 1985.
Het bezoek bij aan de veel grotere fabriek in Xian brengt Tjhoi
bij zijn stokpaardje : de werking van de vakbonden en de
arbeidsomstandigheden. Janssen blijkt een modelbedrijf te zijn.
Maar Tjhoi verwijst hier naar een interview van journalist
Christophe Callewaert met Anita Chan, al 25 jaar specialiste ter
zake (113). Zij bevestigt de horrorverhalen over de
migrantenarbeiders, maar ze stipt tegelijk aan dat de
levensstandaard stijgt voor iedereen, ook voor hen. Actiegroepen
leren hen hun rechten door middel van korte teksten en
praktische info op de kaarten waarmee ze spelen.
Dan trekt Tjhoi de boer op en beschrijft hij wat ze de laatste
50 jaar allemaal doorstaan hebben. Al met al krijgen de boeren
weinig aandacht vergeleken met de arbeiders. Meteen beoordeelt
hij Mao en Confucius. Hij legt uit waarom Lanzhou de meest
vervuilde stad is en wat de overheid eraan doet.
In zijn eerste eindstation Urumqi (165 – 76 ) vertoeft hij
tussen de Oeigoeren. Ze haalden het nieuws in 2008 met dodelijke
aanslagen. Blijkbaar zijn de meesten tevreden en wil een
minuscule minderheid een eigen staat. Ook het nabije Lop Nor en
zijn kernproeven komen hier ter sprake.
Zonder te zeggen hoe, zit hij dan ineens aan de totaal andere
kant van China, in de rijke delta van de zuidoostelijke
Parelrivier(179). Een totaal andere wereld, overbevolkt, rijk.
Het bezoek aan Shenzhen wordt aangegrepen om uit te leggen hoe
erg gezichtsverlies is voor een Chinees : je kunt het
vergelijken met een boom die zijn schors verliest : die is
onherstelbaar verwond en alle pracht en praal is hem ontnomen
(182-183). In Guangzhou, het vroegere Kanton, stoot hij op een
katholieke neogotische kathedraal, pal in de winkelstraat, bijna
een kopie van de Notre Dame. De stad staat bekend om zijn
“sociaal weerbarstig” karakter, wilde stakingen en protesten
tegen sociale wantoestanden. Tjhoi geniet er van de lekkere
keuken. Begrijpelijk, want toen zijn ouders in 1958 uit
Indonesië naar België kwamen, begonnen zij in hartje Brussel met
een Chinees restaurant, waar Tjhoi opgroeide(189).
Een paar etappes verder, zit hij in Wenzhou, de schoenenstad,
met een resem katholieke kerken. De E.U. is de grootste klant
van schoenen en aanstekers vanhier. In Yiwu komen zakenlui uit
het westen en uit Polen in de toonzalen windowshoppen : wat daar
in de etalages ligt, komt het volgende seizoen op ons af in de
grote ketens. Van hieruit maakt hij even een rare reuzensprong
naar Tibet en verklaart hij het ongenoegen van de jongeren
vanuit hun jaloezie op de Chinezen die werk vinden in Tibet.
Uiteraard zijn er nog andere en fundamentelere redenen.
Volgt dan deel III, genaamd “Meet and Greet” : gesprekken met
een 20-tal Chinezen, die ongehinderd durven vertellen wat ze
doen en wat ze hopen te bereiken.
De eerste is een hooggeschoolde arbeidsmigrant die zelf nu
arbeiders helpt op juridisch en ander gebied. De nieuwe wet van
1.1.8 blijkt vooral nageleefd te worden in de grote bedrijven,
maar niet in de kleine plaatselijke bedrijfjes. Een
tv-journaliste vertelt wat ze mag en niet mag zeggen. Jonge
koppels verklaren allemaal dat ze nog jaren een flink deel van
hun loon naar hun ouders in hun dorp brengen. Twee
milieuactivisten en een milieuambtenaar sommen op wat de meest
vervuilde stad Lanzhou doet om zijn imago kwijt te spelen.
Een vakbondsafgevaardigde en een arbeider bij Janssen – Xian
vertellen over de lonen : minimum 150, gemiddeld 400 € per maand
als men alle werknemers erbij telt. Voor heel China zou het
gemiddelde 170 € per maand bedragen (282). Een moslim vertelt
dat zijn geloofsgenoten het niet slecht hebben. Een activiste
voor vrouwenzaken merkt op dat vrouwelijke arbeidsmigranten
dikwijls in ongezonde chemische bedrijven terecht komen. Over
hun aanwezigheid in de grootstedelijke prostitutie wordt niet
gesproken. Een naamloze migrant vertelt dat ze in een klein
bedrijfje een leverziekte en leukemie opdeed en dat de eigenaar
prompt alle arbeiders medisch liet onderzoeken en al de zieken
ontsloeg (315).
Een jonge vrouw zegt dat de universiteit heel duur is voor arme
gezinnen ( 800 € per jaar ) en dat ook de kosten voor huur,
voedsel en kleding hoog liggen. Leuker is haar verhaal over de
huwelijksvoorbereiding door een tussenpersoon (338). Die zorgt
dat het nooit plaats vindt op een dag met een vier ( si ), omdat
dit woord dezelfde klank heeft als dood. Wel op een dag met zes
( liu : goed leven vol geluk ) of acht( winst maken) . Beide
families vieren op een aparte plaats, bruid en bruidegom
verdelen hun tijd over de twee. Na het feest komt het koppel
drie dagen niet buiten en komt de bruid in die tijd niet in de
keuken.
Een vakbondsman in het arme Xinjiang vertelt dat het gemiddeld
loon 300 € per maand is ( 360). Dit lijkt me quasi onmogelijk,
want in de modelbedrijven van Janssen – Xian en Picanol – Suzhou
is het niet hoger ( 89, 282).
Bij een eerste lezing zou men kunnen denken dat Tjhoi’s
vraagstelling te beleefd en te braaf is, dat hij te weinig
weerwerk biedt. Maar zijn uitgangspunt was precies om Chinezen
van vlees en bloed aan het woord te laten, goed te luisteren en
zo meer inzicht te verwerven in de snelle veranderingen van
China, waar ongeveer iedereen over struikelt.
Tjhoi stelt zijn vragen dan ook op zo’n manier, dat de meeste
gesprekspartners tamelijk eerlijk hun mening geven i.p.v.
stereotype antwoorden op te dreunen die de partij dicteert of
dicteerde. Als hij deze Chinezen op de rooster had gelegd, zou
hij maar half zoveel informatie hebben kunnen verzamelen.
In dit deel is het aspect vakbond oververtegenwoordigd en komt
de massa boeren te weinig aan bod.
Het boek sluit af met een zeer nuttig statistisch overzicht (369
-384). In de tabellen zie je meteen het overschot aan mannen in
de leeftijden 0 – 14 en 15 – 64, maar boven 65 zijn de vrouwen
het sterke geslacht. Hun levensverwachting is 75, die van de
mannen 71. De cijfers geven ook aan hoe snel de
consumptiemaatschappij evolueert en dat China snel Duitsland zal
inhalen, maar het zit nog maar aan 60 % van Japan en 20 % van de
VSA. Het aantal zeer armen is sinds 1980 gedaald met 400
miljoen. Nog 80 miljoen Chinezen moeten overleven met minder dan
1 $ per dag. Het aantal studenten in hoger en universitair
onderwijs is in 30 jaar gestegen van 1 naar 18 miljoen.
In het nawoord komt de zachte persoonlijkheid van Tjhoi nog eens
tot uiting. Hij toont hoe razendsnel zijn moederland verandert,
hoe journalisten struikelen over de stroomversnellingen, maar
hij laat de conclusies over zijn gesprekken en belevenissen over
aan de lezer. Hij zelf blijft bescheiden op de achtergrond.
Nog enkele opmerkingen. De pagina’s met de prachtige
kleurenfoto’s (65 – 80 , 129 – 144, 193-208 ) zijn helaas niet
genummerd en in de tekst wordt er niet naar verwezen. Een
register ontbreekt. Inbev is niet de tweede, maar de grootste
brouwer ter wereld(190). In vele boeken over China is Willem
Van Rubroek de grote onbekende; dat is hier niet anders. Tot
slot : Tjhoi observeert goed, hij interviewt de Chinezen in hun
taal en vertelt bijzonder aangenaam. Hij pleit ervoor de
Chinezen hun kans te geven en vooral te kijken naar de
vooruitgang dei ze maken, niet enkel economisch, maar ook op het
terrein van mensenrechten, meningsuiting, bescherming van
arbeiders.
Over de O.S. zegt hij te weinig : hier hebben de Chinezen in
alle geval de wereld verbaasd, net enkel met hun medailles, maar
ook met een feilloze organisatie, een benijdenswaardige
infrastructuur, een zwembad waarin Michael Phelps 8 x goud kon
halen, een regen aan wereldrecords in de andere disciplines en
met een milieu waarin duursporters wel konden presteren : de
lucht was minder vuil en minder zwoel dan voorspeld en gevreesd
.
Referentie
Ng Sauw Tjhoi, China Express. Uitgeverij EPO en VRT, Berchem,
2008. 386 p. ; kaarten, foto’s, tekeningen. ISBN 978 90 6445 492
9; € 21.
Jef Abbeel, augustus 2008