Recensies van boeken over de geschiedenis van China.
Geschiedenis van China
In de loop der jaren schreef Jef Abbeel een groot aantal recensies van boeken over de geschiedenis van China. Op deze pagina vindt u een overzicht.
Inhoud
- Recensies over China
- Geschiedenis van China 1
- Geschiedenis van China 2
- Geschiedenis van China 3
- Geschiedenis van China 4
- Geschiedenis van China 5
- Geschiedenis van China 6
- Geschiedenis van China 7
- Geschiedenis van China 8
- Geschiedenis van China 9
- Geschiedenis van China 10
- Geschiedenis van China 11
- Geschiedenis van China 12
- Geschiedenis van China 13
- Geschiedenis van China 14
- Geschiedenis van China 15
- Geschiedenis van China 16
- Geschiedenis van China 17
- Geschiedenis van China 18
- Geschiedenis van China 19
- Geschiedenis van China 20
- Geschiedenis van China 21
- Geschiedenis van China 22
- Geschiedenis van China 23
- Geschiedenis van China 24
- Geschiedenis van China 25
- Geschiedenis van China 26
- Geschiedenis van China 27
- Geschiedenis van China 28
- Geschiedenis van China 29
- Geschiedenis van China 30
- Geschiedenis van China 31
- Geschiedenis van China 32
Wat denkt China?
De Britse essayist en schrijver Mark Leonard is directeur
van de European Council on Foreign Relations, een denktank die veelvuldig in
contact komt met Chinese intellectuelen van uiteenlopende strekkingen, die hun
autoritaire leiders informeren en een nieuwe wereldorde volgens Chinees model
willen creëren. Leonard schreef eerder al het boek “Waarom Europa de 21ste eeuw
zal domineren”. Daarmee ging hij alvast in tegen de heersende opvattingen. En
ook wij hebben het gevoel dat China ons wel eens zou kunnen overvleugelen.
In deze nieuwe, vrij moeilijke studie probeert hij zich in te leven in het
denken van de Chinese elite. Hij constateert terecht dat bijna alle westerse
studies over het economisch wonder van China gaan : in de aanloop naar de
succesvolle Olympische Spelen legde men wegen aan met een totale lengte van vier
keer de omtrek van de aarde; in de delta van de Parelrivier verrijst jaarlijks
een stad ter grootte van Londen; in 30 jaar tijd heeft men 300 miljoen mensen
uit de achterlijke armoede naar moderne welvaart gebracht, iets waarvoor Europa
200 jaar nodig had; in diezelfde drie decennia veroverden Chinese producten de
hele wereld.
Tegelijk merkt Leonard op dat wij bijna geen informatie krijgen
over het Chinese intellectuele denken. Wanneer hij dan een
bezoek brengt aan de Chinese Academie voor Sociale Wetenschappen
of Chinese Academy of Social Sciences (CASS) in Beijing, krijgt
hij te horen dat dit instituut 50 onderzoekscentra heeft,
waaraan 4000 filosofen, sociologen, economen en andere
wetenschappers dagelijks debatteren en denkwerk verrichten in
260 disciplines, meer dus dan eender welke instelling in
Groot-Brittannië of in de USA. In zijn eigen denktank zijn ze
met 20.
Hij vertrekt dan van “China’s Ground Zero”, de brutale
vernietiging van het indrukwekkende Zomerpaleis Yuanmingyuan in
Beijing door de Britten en de Fransen op het einde van de Tweede
Opiumoorlog, in 1860. Het was één van de triestige hoogtepunten
in de eeuw van de vernedering (1840 – 1949 ). Victor Hugo
veroordeelde de vernieling van dit wereldwonder in een scherpe
open brief.
Hij voert dan een aantal denkers ten tonele, die in het Westen
weinig bekend zijn, maar die in China al 25 jaar hun stempel
drukken op het beleid van de partij en op de economische
hervormingen : Cai Zhiyuan, Wang Hui, Zhang Weiying, Yu Keping,
Pa Wei, Zheng Bijan, Yan Xuetong. En die denken veel minder
gestroomlijnd dan wij meestal menen : sommigen b.v. vinden dat
de Chinezen zichzelf vernietigen, door vreemde ideeën te
importen. Daarbij rekenen zij ook de Amerikaanse consumptiedroom
en het Westerse schoonheidsideaal, waarvoor Chinese jongeren
massaal bezwijken. Zij vinden dat China, los van Westerse
ideeën, een nieuwe kijk op de wereld moet ontwerpen.
Er zijn rechtse economen, zoals Zhang Weiying,die in 1984 het
twee-prijzen-beleid invoerde om de overgang te vergemakkelijken
van de oude centrale planeconomie naar de markteconomie : de
overheid bepaalde nog even de prijs van een aantal goederen en
diensten, terwijl voor andere meteen de marktprijs gold. In de
jaren ’90 triomfeerde het marktmechanisme en werd Zhang de meest
geciteerde econoom. Hij had veel succes bij Deng Xiaoping en
Jiang Zemin, die de superrijken alle kansen boden. Vanaf 1979
werden ook de volkscommunes en de collectieve boerderijen op het
platteland opgeheven en vervangen door kleinere agrarische
bedrijfjes, die gerund werden door individuele families. Deze
mochten de opbrengst voor zich houden, waardoor de
productiviteit enorm steeg en vele landarbeiders naar de
Speciale Economische Zones zoals Shenzhen in de kustprovincies
konden trekken, waar het Parelrivier-kapitalisme ontstond.
Er zijn ook linkse intellectuelen, die pleiten voor een
harmonieuzere samenleving, een sociaal vangnet en meer
gelijkheid. Wang Hui, Wang Shaoguang, Hu Angang en Cai Zhiyan
zijn aanhangers van “Nieuw Links”. Zij beschouwen het
Tienanmen-drama van 15 april tot 4 juni 1989 vooral als een
arbeidersprotest tegen corruptie, hoge inflatie en tegen
neoliberalisme. Het neerslaan maakte een einde aan de roep om
democratie en om gelijkheid. De corruptie en de ongelijkheid
namen weer toe.
Wang Hui zat in het verliezende kamp. Hij werd hoofdredacteur
van Dushu, het belangrijkste intellectuele blad in China, tot
hij in 2007 door de partij ontslagen werd wegens het rapporteren
van corruptie (die 15 % van China’s BNP zou bedragen,p. 53),
verder wegens zijn steun aan arbeiders in hun verzet tegen
illegale privatiseringen en wegens het in vraag stellen van de
groei als het hoogste doel. Hij blijft nog wel prof aan de
Tsinghua universiteit. Hu Angang klaagt ook aan dat de arbeiders
hun ijzeren rijstkom kwijt zijn en dat het milieu meer vervuild
is dan waar ook ter wereld.
In 2002 kreeg Nieuw Links eindelijk een steuntje in de rug van
Hu Jintao en Wen Jiabao. Zij voelen wel wat voor de langzame,
evenwichtige en gelijkmatige groei waar Nieuw Links voor pleit
en zij lijken te opteren voor een harmonieuzere samenleving met
meer staatssteun voor onderwijs, gezondheidszorg en sociale
zekerheid. Over democratie wordt ook nagedacht en geschreven,
o.a. door Yu Keping, informeel adviseur van Hu Jintao. Hij pleit
voor een geleidelijke democratisering binnen de partij en daarna
in de samenleving. Hij verwijst naar Vietnam, waar in 2007 voor
het eerst meerdere kandidaten waren bij de verkiezing van de
partijleider. Maar zover zijn de geesten in China nog niet : de
ervaring van de SU lijkt een bewijs dat democratisering in een
ontwikkelingsland kan leiden tot het uiteenvallen van de staat.
Andere democratische verworvenheden zoals vrije meningsuiting,
vrijheid van vereniging en rechtsstaat hebben ook nog een lange
weg af te leggen. Staken en betogen zijn in een decennium
vertienvoudigd, van 8.700 in 1993 naar 87.000 in 2005. En ook
het aantal deelnemers nam toe van gemiddeld 10 naar 50 en soms
meer dan 10.000. De rechtsstaat komt geleidelijk van de grond :
het aantal klachten tegen de overheid is in vijf jaar toegenomen
van 10.000 tot 100.000 per jaar, waarbij de burgers in 40 % van
de gevallen gelijk kregen.
De huidige leiders Hu Jintao en Wen Jiabao nemen hun
beslissingen veel minder op eigen houtje dan Mao en Deng : zij
luisteren naar hun technische experts.Ze zijn pragmatisch en
geloven al lang niet meer in de dogma’s van Marx, Lenin of Mao.
Westerlingen merken daar weinig van : zij staren zich blind op
het éénpartijstelsel dat overeind blijft. De explosief gestegen
hoeveelheid informatie op het internet maakt het voor de
overheid en de internetpolitie onmogelijk om alles nog onder
controle te houden. Hun interventie beperkt zich tot taboes
zoals Tibet, Taiwan, Tiananmen, Falun Gong, geheime verenigingen
, religieuze sekten en kritiek op de CCP. De censuur treft
minder dan 2 % (p. 103).
In zijn buitenlandse politiek wordt China gedreven door het
verlangen om conflicten uit de weg te gaan. Al sinds Sun Zi (
544 – 496 ) en zijn “Kunst van het oorlogvoeren” beschouwen
Chinese denkers de oorlog als een strategisch falen. Ze
bestudeerden veertig gevallen uit de geschiedenis en dat leerde
hen dat landen die in het verleden de weg kozen van agressieve
expansie, uiteindelijk het onderspit moesten delven. Het idee
van het “Gele Gevaar” is Westers en komt bij Chinese denkers
vreemd over. Toch sluiten de neoconservatieven of neocommunisten
zoals Yan Xuetong een oorlog met Taiwan niet helemaal uit, als
de vreedzame hereniging zou mislukken.
Deze “neocons” of “neocomms” pleiten voor een leger dat even
sterk is als de economie. In het najaar van 2008 stuurde China
alvast een vlooteenheid naar de Somalische kusten om de
koopvaardijschepen en de olietransporten te beschermen tegen
piraterij. Het was hun eerste zeereis sinds Zheng He in 1421
meerdere keren naar Mombasa in Kenia voer. En dat ingrijpen
werd en wordt wereldwijd goedgekeurd. Tegenover hen staan de
liberale internationalisten , die opteren voor verzoening,
multilateralisme, glimlachdiplomatie, een ommuurde wereld, dus
respect voor de nationale soevereiniteit en geen inmenging, ook
niet in halve schurkenstaten.
Zij willen dat China een asymmetrische supermacht wordt, die
andere middelen aanwendt dan de klassieke militaire, b.v. de
enorme deviezenreserves, die 35 keer zo groot zijn als die van
het IMF, leningen aan de VSA, waardoor deze grote concurrent
totaal van hen afhankelijk wordt, inplanting van Speciale
Economische Zones in de vele ontwikkelingslanden met wie China
al bevriend is. Mao reisde in totaal twee keer, telkens naar
Moskou, in 1950 en 1957.
Hu Jintao komt soms in 10 landen op 1 week (p. 141). In november
2006 waren 48 Afrikaanse leiders aanwezig op een top in Beijing
om te horen hoeveel hulp zij gaan krijgen en hoe China in hun
landen en elders Speciale Economische Zones wil inrichten. Een
ander idee is dat van de zachte macht (ruan quanli, 120). In het
Westen denken we dan aan zaken zoals de American Way of Life met
Coca Cola, Mac Donald’s, Levi’s, CNN, Hollywood.
China denkt dan aan Confucius - instituten om de Chinese taal en
cultuur te promoten en de anderen via de Chinese cultuur,
denkbeelden en invloed in internationale organisaties zover
brengen dat ze zelf willen wat China wil en kopen wat China
aanbiedt. In 2007 had China al 32 instituten in 23 landen.
Het benut ook nog andere middelen : hun wereldzender CCTV9,
persbureau Xinhua, het aanlokken van buitenlandse studenten naar
Chinese universiteiten, het sturen van honderdduizenden Chinese
studenten naar universiteiten in vele landen, waar ze o.m.
Engels leren, om dan nadien een eigen bedrijf op te starten of
een topfunctie te krijgen in een Westers bedrijf in China.
Het Chinese model van economische hervormingen onder leiding van
een autoritair bestuur, met respect voor de nationale
soevereiniteit en culturele diversiteit, slaat in Afrika , het
Midden-Oosten en Azië meer aan dan de liberale democratie
waarvoor Fukuyama in 1989 pleitte.
Helaas steunt China daarbij ook verwerpelijke regimes zoals dat
in Soedan, Zimbabwe, Birma, Noord-Korea, Kazakstan, zonder enige
bekommernis om de mensenrechten die daar op grove wijze
geschonden worden. In veel landen is precies dat de
aantrekkingskracht van China. Volgens een onderzoek van de BBC
(p. 125 ) ziet al 48 % van de ondervraagden de invloed van China
en zijn zachte macht in de wereld als positief tegen slechts 38%
voor de VSA. De Chinese leiders wrijven ook in hun handen nu de
overheden ten gevolge van de crisis zich wereldwijd steeds meer
moeien met de economie.
In 1996 sloot China met zijn buren Rusland, Kazakstan, Kirgizië,
Tadzjikistan en in 2001 met Oezbekistan een multilateraal
verdrag van veiligheid en samenwerking, de Shanghai Co-operation
Organization of SCO. Zij verzetten zich ook tegen
democratisch getinte revoluties zoals in Georgië, Oekraïne,
Kirgizië en Oezbekistan. Zo heeft China geen zorgen meer aan
zijn 7.000 km grenzen, het heeft toegang tot de gas- en
oliereserves van zijn buren en het kan de strijd tegen het
terrorisme voorwenden om een sterk regime te handhaven.
Opmerkelijk is dat bijna alle Chinese intellectuelen
democratisering gelijk stellen met chaos: de overheid mag hen
en de bevolking consulteren via beperkte hoorzittingen en
internetpeilingen om op de hoogte te blijven van de stemming in
het land, maar moet zelf autoritair blijven beslissen. Zij
verkiezen economische welvaart en zekerheden boven de vrijheid
die wij zo graag hebben. Oppositiepartijen, onafhankelijke
vakbonden, publieke meningsverschillen tussen toppolitici,
uiteenlopende strekkingen en opinies in kranten en andere media,
horen niet thuis in dit schema van verlichte overlegdictatuur.
Het doemscenario van de implosie van de Sovjet-Unie mag en zal
zich niet herhalen in China. En het autoritaire, schijnbaar
perfect georganiseerde systeem van China, de consulterende
dictatuur, lijkt aan te slaan in de wereld : China heeft de in
1989 door Fukuyama voorspelde veralgemening van de Westerse
liberale democratie een halt toegeroepen.
In zijn slothoofdstuk handelt Leonard over de vraag hoe de
buitenwereld moet omgaan met China’s opkomst en China’s ommuurde
wereld. Het Chinese model van staatskapitalisme en gesloten
politiek systeem zal volgens hem de USA en de EU niet
verdringen, maar het zal wel evenveel invloed verwerven op de
nieuwe wereldorde.
Enkele opmerkingen. Het kaartje vooraan had wat helderder mogen
zijn. In het begin (22-23 ) doet Leonard alsof China sinds Deng
heel onderdanig is aan de eisen van de USA, maar uit de rest van
zijn betoog blijkt dat het land genoeg zelfvertrouwen bezit,
beseft hoe zijn macht groeit en zeer handige technieken hanteert
om uiteindelijk toch zijn eigen weg te bepalen, iets wat
Westerse zakenlui ginds dagelijks ondervinden. De vormgeving van
het boek is uiterst sober en weinig aantrekkelijk, maar de
inhoud is des te degelijker.
Het boek toont dus vooral aan dat de top van de CCP zich wel
degelijk van onderuit laat beïnvloeden en dat er in de
onderzoekscentra van de CASS een pluralistisch debat aan de
gang is en dat er meerdere stromingen bestaan binnen de
verlichte, maar uiteindelijk volgzame denkers : rechtse en
linkse economen, militaristen en vreedzame glimlachdiplomaten.
Een register ontbreekt helaas.
Referentie
Mark Leonard, Wat denkt China? De nieuwe
wereldorde volgens Chinees model. Vertaling van : What does
China think ? (2007). Uitgeverij De Arbeiderspers, A’dam / WPG,
Antwerpen, 2008. 190 p. ; noten, literatuur. ISBN
978-90-295-3703-9; € 18,95.
Jef Abbeel, februari 2009.