Recensies van boeken over de geschiedenis van China.
Geschiedenis van China
In de loop der jaren schreef Jef Abbeel een groot aantal recensies van boeken over de geschiedenis van China. Op deze pagina vindt u een overzicht.
Inhoud
- Recensies over China
- Geschiedenis van China 1
- Geschiedenis van China 2
- Geschiedenis van China 3
- Geschiedenis van China 4
- Geschiedenis van China 5
- Geschiedenis van China 6
- Geschiedenis van China 7
- Geschiedenis van China 8
- Geschiedenis van China 9
- Geschiedenis van China 10
- Geschiedenis van China 11
- Geschiedenis van China 12
- Geschiedenis van China 13
- Geschiedenis van China 14
- Geschiedenis van China 15
- Geschiedenis van China 16
- Geschiedenis van China 17
- Geschiedenis van China 18
- Geschiedenis van China 19
- Geschiedenis van China 20
- Geschiedenis van China 21
- Geschiedenis van China 22
- Geschiedenis van China 23
- Geschiedenis van China 24
- Geschiedenis van China 25
- Geschiedenis van China 26
- Geschiedenis van China 27
- Geschiedenis van China 28
- Geschiedenis van China 29
- Geschiedenis van China 30
- Geschiedenis van China 31
- Geschiedenis van China 32
Tiananmen 1989?
In april – juni 1989 betoogden studenten en arbeiders op
het Tiananmenplein in Beijing en ook in andere steden van China. Zij eisten
politieke vrijheden, minder corruptie, meer rechten voor arbeiders, minder grote
verschillen in lonen en in rijkdom, minder inflatie.
Volgens Zhao (1) beoogden ze niet de val van de Volksrepubliek en van de
machtspositie van de CCP, wel correcties van zaken die fout liepen. Hun uitingen
van frustratie vormden geen bedreiging van het systeem. Dat blijkt ook uit het
feit dat zij zelf drie radicale betogers, die het portret van Mao bekladden,
uitleverden aan de politie, met alle funeste gevolgen daarvan.
Binnen het politbureau konden zij enkel rekenen op de sympathie van partijleider
Zhao Ziyang (1919-2005), die in de titel van het boek onterecht “premier” wordt
genoemd. Dat was wel zijn vroegere functie.
Zhao was een trouwe aanhanger van Mao sinds 1932 (Communistische Jeugd) en sinds
1939 als bestuurder. Tijdens de Culturele Revolutie bleek hij iets te gematigd.
Gevolg : hij zat even gevangen en werkte een jaar als monteur in een fabriek.
Vanaf 1973 klom hij weer verder op de hoogste treden van de partijladder.
In 1978 mocht hij voor het eerst een reis maken naar het buitenland. Zijn ogen
gingen open.
In Zuid-Frankrijk zag hij dat boeren ook in een droge streek welvarend kunnen
worden, met druiven en andere vruchten te kweken. Anders dus dan in China, want
daar zou men massaal irrigeren om er toch tarwe te kunnen zaaien. In Engeland
zag hij tarwevelden aan de oostkust en weides aan de westkust. Boeren legden hem
uit dat zij zich aanpasten aan het klimaat (zon voor tarwe in het oosten, regen
voor gras, veeteelt, melkproductie in het westen) in plaats van het klimaat aan
te passen aan de eisen van een partij die overal graan verbouwde, ook al
mislukte dat telkens en ook als de boeren dan arm bleven.
Die economische ervaring bracht hij mee naar China. Daar liet hij horen hoeveel
energie en water verspild werd door het Chinese systeem en bepleitte hij de
Europese aanpak in het Permanent Comité van het Politbureau, waar hij de leiding
kreeg over de economische aangelegenheden van het land. Voortaan ging men
produceren op basis van de vraag en niet meer om op te stapelen.
Zhao beweert dat zijn stempel op het economisch beleid zeker zo groot was als
die van Deng. Hij was ook van mening dat economische veranderingen samen moesten
gaan met politieke en juridische, maar in dat opzicht was hij minstens drie
decennia voor op zijn tijd.
Ook in andere opzichten was hij een pionier. Toen hij in 1987 partijleider werd,
werd het Mao-pak vervangen door westerse kostuums, uiteraard gemaakt in China.
Dat wees erop dat China zijn isolement en zijn complexen achter zich liet. De
internationale pers werd voortaan uitgenodigd om te vernemen wat het permanent
comité van het politbureau beslist had.
Op 15 april 1989 overleed de vorige populaire en hervormingsgezinde partijleider
Hu Yaobang. Dit vormde de directe aanleiding voor de studenten om op straat te
komen.
Op 22 april 1989 stelde Zhao zijn aanpak van de demonstraties voor : de
studenten aanmoedigen om terug te keren naar hun collegezalen, met hen in
gesprek blijven, want hun grieven waren terecht en zorgen dat de wet enkel
gebruikt zou worden tegen diegenen die werkelijk misdaden hadden begaan.
Op 26 april publiceerde Het Volksdagblad een felle veroordeling van de
studentendemonstraties. De protesten werden bestempeld als tegen de partij
gericht en
antisocialistisch. Zhao kon (of wou ? ) de publicatie niet verhinderen , want
hij was op dat moment op staatsbezoek in Noord-Korea.
Daarop sloegen de bestaande spanningen om in een ernstige politieke crisis.
Op 4 mei hield Zhao een toespraak voor de Aziatische Ontwikkelingsbank. Hij
drong erop aan dat de betogingen benaderd moesten worden op basis van democratie
en wet.
De studenten waren opgelucht; velen trokken weer naar hun universiteit. Li Peng
en de conservatieven waren boos om het eigengereide optreden van Zhao. De
studenten grepen het bezoek van Gorbatsjov aan om de aandacht van de wereld te
vragen voor hun wensen.
Op 17 mei 1989 kwam de partijtop bijeen in het huis van Deng Xiao Ping, de
oudste en de machtigste. Deng organiseerde daar wel vaker geheime bijeenkomsten,
zoals blijkt uit de foto van een gelijkaardige reünie die genomen werd na de
ingreep van het leger (bij p. 160).
Deng en premier Li Peng beschouwden de protesten als een contrarevolutie. Zhao
moest het onderspit delven. Totaal overstuur trad hij af.
Tegen de wil van Zhao, werd op 19 mei de staat van beleg afgekondigd. De troepen
die op weg waren naar de stad, werden onder weg tien dagen lang opgehouden door
de bevolking.
Op 19 mei ging Zhao praten met de studenten om een bloedbad te voorkomen.
Premier Li Peng volgde hem even, maar aan het plein schrok hij en keerde terug.
Zhao sprak de studenten toe, toonde begrip voor hun grieven, riep hen op hun
hongerstaking te beëindigen en het leven te omarmen. De foto hiervan (zie p.
160) werd wereldberoemd. Dit bleek achteraf het laatste publiek optreden van
Zhao te zijn.
De jongelui luisterden niet en bleven manifesteren.
Een paar dagen later werd het leger op hen afgestuurd. Zhao zat met zijn familie
in zijn tuin, toen hij op de avond van 3 juni geweervuur en kanonschoten hoorde
losbarsten. Hij besefte dat er zich een tragedie voltrok.
Bij het gewelddadig ingrijpen sneuvelden in de straten rond het plein volgens
sommige deskundigen ca. 300 betogers, volgens Amnesty International ca. duizend.
Er volgde een klopjacht op de studentenleiders die ontsnapt waren.
Voor Zhao Ziyang was dit het definitieve einde van zijn carrière : hij werd
afgezet en kreeg levenslang huisarrest tot zijn dood in 2005. Hij schreef nog
brieven naar het partijbestuur, maar kreeg nooit een antwoord en Deng zag hij
nooit meer.
Hij kreeg er nog wel bezoek van zijn zoon en dochter, ieder met hun echtgenoot
en hun enige kinderen (foto bij p. 161). Maar andere kandidaat-bezoekers
stootten op zoveel regeltjes, dat ze de moed opgaven. Zijn vijf voormalige
lijfwachten werden zijn vijf trouwe cipiers.
Tijdens die eenzame opsluiting in een stil steegje van Beijing slaagde hij erin
zijn memoires in te spreken op cassettes. Hij had daar genoeg tijd, want hij
mocht zijn huis niet verlaten, zelfs niet om naar een golfveld te gaan. Zijn
geliefde sport, die door de partijoudsten al eerder als “uitheems” werd
beschouwd, mocht hij enkel nog beoefenen door in zijn binnentuintje een bal
tegen een net te slaan (foto bij p. 160).
Dertig bandjes van telkens een uur werden het land uit gesmokkeld en in mei 2009
uitgegeven onder de titel “Staatgevangene N° 1” ( 1). Postuum slaat Zhao dus
terug.
Zijn getuigenis gunt ons een unieke blik achter de schermen van een gesloten
regime. Het is, na de Tiananmen Papers uit 2001 van de Amerikaanse geheime
dienst, het eerste verslag van de vertrouwelijke, soms zeer hevige discussies in
het permanent comité van het politbureau, het machtscentrum van de CCP, maar nu
dus van een bevoorrechte getuige.
Het onthult ons details over de machtsstrijd en intriges en over de gewelddadige
onderdrukking van de betogers in de omliggende straten van het plein, waar men
het leger wou tegenhouden. Zhao aarzelt niet om de namen van de
verantwoordelijken erbij te vermelden. Detail : volgens de Tiananmen Papers
drong Zhao aan op rechtsstaat en een systeem van socialistische democratie, maar
tegelijk wou hij het leiderschap van de CCP overeind houden en was hij tegen een
meerpartijenstelsel.
Het boek gaat echter over veel meer : de carrière van Zhao vanaf 1932,
discussies over de economische politiek en over de beslissende rol van Deng, ook
nadat deze geen partijleider meer was , ontmoetingen met Ronald Reagan, Thatcher
(1984, verklaring over overdracht van Hongkong), Gorbatsjov, Kim Il Sung van
Noord-Korea e.a.
Over de authenticiteit van de bandjes wordt niet getwijfeld. Toch willen we er
enkele bedenkingen bij formuleren. Kon Zhao nog objectief oordelen over
voormalige collega’s die hem huisarrest bezorgd hadden ? Ging de discussie in
het partijbureau over geweld tegen de betogers of over de aard van de betoging?
Was deze contrarevolutionair zoals Deng c.s. voorhielden of niet, zoals Zhao
zegt ? Wilde de massa kleine correcties en de harde kern een westerse democratie
zonder machtsmonopolie van de CCP ? Wou Zhao al in 1989 wat hij in de
daaropvolgende zestien jaar dicteerde ? Zijn de ingesproken teksten correct
weergegeven door de uitgevers of bijgewerkt ?
Het boek heeft hoe dan ook zijn waarde : wat Zhao schrijft, is nog de
gedeeltelijk de realiteit, met dit verschil dat de leiding nu meer luistert ,
bv. naar adviezen van de Academie voor Sociale Wetenschappen en dat het grootste
deel van de jeugd zich nu afwendt van de politiek en zijn heil en geluk zoekt in
meer welvaart. Een verschijnsel dat trouwens niet enkel Chinees is.
Het boek zal wereldwijd veel gelezen worden, maar in China voorlopig nog niet.
De uitgever had het toegankelijker kunnen maken door de gebeurtenissen
chronologisch te rangschikken, in de tekst te verwijzen naar de foto’s en
omgekeerd en er enkele didactische middelen aan toe te voegen : een kaart van
China met de plaatsen waar Zhao gewerkt heeft, een organigram van de CCP, een
register, een lijst met de vele namen van functionarissen en hun curriculum
vitae.
Inmiddels is er ook een reactie vanuit China ! Een Chinees persagentschap,
“Zhongguo Tongxun She”, publiceerde op 29 mei, dus heel kort na de verschijning
van het boek, een stevige kritiek van de hand van Zhong Zhengping.
Zhong ergert zich vooral aan het feit dat Zhao zich boven Deng durft te stellen
als architect van de economische liberalisering. Deng blijft in China nog altijd
overeind als de man van de grote hervormingen en van de opening van de Chinese
markt voor Westerse bedrijven. Hij prijst Zhao voor zijn verdiensten in de
eerste decennia van de revolutie, wat al een hele toegeving is ! Maar Dengs
politieke wijsheid en zijn bijdrage aan dertig jaar constante vooruitgang staan
ver boven die van zijn tijdgenoten,aldus Zhong.
Zhong verwijt Zhao eveneens dat hij het oproer van 4 juni aanwakkerde en de
partij in twee probeerde te splitsen.
En tot slot dat Zhao de weg naar de Westerse democratie wilde introduceren, iets
waar China totaal geen behoefte aan heeft en waarmee China nooit zijn supergrote
sprong voorwaarts had kunnen maken.
Zhong voegt er nog aan toe dat China niet de bedoeling heeft om zijn
ontwikkelingsmodel te exporteren. Hij begrijpt niet waarom het Westen het boek
van Zhao met zo groot enthousiasme onthaalt.
Hij waarschuwt de “sponsors” van het boek dat ze deze verjaardag misbruiken om
een “krachtige bom “ op de Chinese regering en het Chinese volk te werpen, door
ook een Chinese versie op de markt te brengen, maar dat hun droom nooit in
vervulling zal komen.
Die Chinese vertaling komt dus deze week (begin juni), maar wellicht alleen in
Hongkong.
Overigens wordt Tian An Men dezer dagen in China wel herdacht, maar dan in
beperkte intellectuele kring, namelijk in de Academie voor Sociale
Wetenschappen, waar wel begrip getoond wordt voor meer vrijheden, wat erop wijst
dat er toch meer ruimte komt voor afwijkende meningen.
Het boek van Catherine Vuylsteke (2 ) is een onbewust vervolg op dat van Zhao.
Niet gepland, want ze verschijnen bijna gelijktijdig.
Deze journaliste en sinologe beschrijft in korte en krachtige zinnen het harde
lot dat de studentenleiders te wachten stond en welke invloed het drama had op
vele Chinese jongeren : velen waren idealist, ze droomden van een nieuw
tijdperk, maar nadien keerden zich af van de politiek en focusten zich op hard
werken en snel rijk worden. De auteur geeft wel recente voorbeelden van personen
en bewegingen (zoals Charter 08), die vooral via het internet pleiten voor vrije
verkiezingen en onafhankelijke rechtspraak. Zij testen uit hoever de tolerantie
van de overheid reikt, maar betalen soms ook een prijs voor hun dapperheid.
Het regime bleef stevig in het zadel en kreeg en krijgt wereldwijd nog meer
aanzien vanwege zijn economische successen en zijn ordehandhaving. Het behoudt
een aversie tegenover democratie, hoewel de buurlanden Zuid-Korea en Taiwan
aangetoond hebben dat economische vooruitgang, orde en democratie kunnen
samengaan en niet noodzakelijk tot chaos leiden.
De namen van de hier opgevoerde slachtoffers zijn enkel bekend in kleine kring.
Ze namen de vlucht naar de VSA, maar ze hopen nog altijd te mogen terugkeren.
Vanuit New York blijven ze zich inzetten voor mensenrechten in China.
Eén van hen is Zhang Boli (°1964) : studentenleider in 1989, daarna vluchteling,
o.a. in het ijskoude Siberië bij - 40° , momenteel succesvol dominee van Chinese
protestantse gemeenschappen in Washington, Los Angeles en Toronto. Het verhaal
van het pijnlijke afscheid van zijn land en van zijn vrouw en kind is ontroerend
(p. 28-35).
Wang Tiancheng (°1964) was medeoprichter van de Liberaal Democratische Partij,
die op de derde verjaardag van Tian An Men in pamfletten opriep om het vonnis
van Tian An Men te herzien, het bloedig optreden af te keuren en respect voor de
mensenrechten in te voeren. Maar voor het 4 juni 1992 was, zaten al dertig
activisten in de cel. Wang zelf kreeg 5 jaar.
Li Weixin was aanhangster van Falun Gong. Deze leer van een zekere Li Hongzhi
uit de jaren ’70 – ’90 predikte meditatie en bijbehorende oefeningen, wat zou
resulteren in een betere gezondheid, meer levensenergie, bovennatuurlijke
krachten en misschien zelfs een zekere mate van onsterfelijkheid. In de zomer
van 1999 zette Jiang Zemin een repressiecampagne in tegen de leer en de
aanhangers. De organisatie telde toen 30.000 oefencentra en 1900
opleidingsscholen. 300.000 partijleden moesten Falun Gong afzweren,
tienduizenden aanhangers kwamen in de cel, velen werden gefolterd, duizenden
verloren het leven (70-71). Het verhaal van Li is er één van ondervragingen,
marteling van haar en van haar familie, tot ze in 2002 via Lhasa en Thailand
naar New York kon vluchten.
Een andere New Yorkse inwijkeling is advocaat Li Jianqianq, ook geboren in 1964,
nu mensenrechtenactivist en voorstander van democratie. We vernemen hier dat Mao
in 1954 de rechtenstudie afschafte en in 1957 de advocaten als “rechtse
elementen” naar werkkampen stuurde; in 1977 werd de studie heringericht, tot
2005 hadden de meeste rechters geen rechten gestudeerd. Het relaas van Li wijst
vooral op een langdurige rechtsonzekerheid voor boeren. 35 à 70 miljoen raakten
sinds 1987 hun lapje grond kwijt aan vastgoedprojecten. In 2008 gaf Li het op en
vertrok naar de VSA.
In New York ontmoet de schrijfster nog een aantal uitgeweken Chinezen, die
allemaal vertellen over hun acties voor mensenrechten, persvrijheid,
journalistiek en internet, diefstal van overheidseigendommen, machtsmisbruik
door ambtenaren of door rijke parvenu’s.
In naam van de nieuwe kreet “Stabiliteit boven alles”, hebben veel
intellectuelen de strijd om de hervorming van het politiek systeem opgegeven en
fungeren ze nu als consultants of experts binnen het systeem. Zo vermijden ze de
confrontatie die ze in de jaren ’80 wel aangingen met de CCP.
Gelukkig voert Vuylsteke ook nog gesprekspartners op die in China zijn blijven
wonen. Zij uiten eerder kritiek op de mateloze consumptie, het materialisme en
de keuze van een echtgenoot op basis van rijkdom. Zij betreuren ook de
anti-Chinese betogingen bij de doortocht van de Olympische vlam en de negatieve
houding van de westerse media.
En gelukkig valt er ook wat positiefs te melden : de veel grotere vrijheid en
het zeer rijke culturele leven in Peking, de pogingen van leraren om weer
aandacht te besteden aan verantwoordelijkheid , liefde en schoonheid of het
tehuis “Kinderdorp” voor kinderen van ter dood veroordeelden.
Het verslag over Tibet vertoont zowel positieve als negatieve kanten. De Chinese
overheid deed en doet voor de 6 miljoen Tibetanen meer dan voor eender welke
bevolkingsgroep : afschaffing van de lijfeigenschap en van het feodale
denkkader, alfabetisering, gratis onderwijs, gezondheidszorg, infrastructuur met
als orgelpunt de spoorweg van Peking naar Lhasa in 2006.
Anderzijds blijven vele Tibetanen de Chinezen beschouwen als ongewenste
bezetters, die onvoldoende begrip tonen voor hun levensvisie en voor hun
religieuze leider.
Het boek eindigt met Taiwan : 23 miljoen mensen, die sinds 1972 nergens
erkenning krijgen. Ook hier leeft de herinnering aan een onderdrukking : tussen
1947 en 1949 werden tussen 18.000 en 28.000 etnische Taiwanezen gedood door
Tsjang Kai Sjek. Die “Witte terreur” duurde nog tot 1986. China wacht nu
geduldig op de hereniging met Taiwan, dat in 1683 ingelijfd werd en dat zich in
1949 losweekte.
De steeds betere economische banden lijken te wijzen op een vreedzame hereniging
in de nabije toekomst.
Catherine Vuylsteke eindigt met enkele beschouwingen over de toekomst van China
en van zijn harmonieuze maatschappij, waarin nu wel veel meer gevallen van
protest zijn dan in 1989,zowel op straat als op het internet, met zijn 390
miljoen bezoekers!
In dit laatste ziet zij een nieuw forum voor discussie en meer inspraak.
De schrijfster heeft een vlotte pen, een eindeloze kennissenkring van Chinezen
in hun eigen land en in het buitenland en een grenzeloos dynamisme om die mensen
overal op te zoeken.
Ook hier is een beetje historische kritiek niet misplaatst : kun je het gebeuren
van Tiananmen en de toestand in China genuanceerd weergeven via een aantal
interviews ? Op welke basis selecteer je dan je gesprekspartners ? Zocht de
auteur ook naar getuigenissen van tevreden en gelukkige Chinezen ? Want die
vormen nog altijd de grote meerderheid.
Het boek is niet ontspannend : Vuylsteke is zeer belezen, ze verwijst naar
eindeloos veel tijdschriften, blogs, films en boeken.
Ze had het de lezer gemakkelijker kunnen maken met een kaart van China, een
kaartje met de reisroute van Zhang Boli en andere emigranten, een foto van deze
mensen, een register, een verklarende woordenlijst met de vele Chinese
begrippen.
Referenties:
1. Zhao Ziyang, Staatsgevangene N° 1.Het geheime dagboek van premier Zhao
Ziyang. Bezorgd door Bao Pu, Renee Chiang, Adi Ignatius. Uitgeverij Balans,
Amsterdam / WPG, Antwerpen, 2009. 367 p. + 6 p. foto’s; chronologie, noten. ISBN
978 94 600 32196; € 19,95.
2. Catherine Vuylsteke, Het gewicht van Hemelse Vrede. Vrijheid en verzet sinds
Tiananmen. Uitgeverij Meulenhoff / Manteau, Antwerpen / A’dam, 2009. 264 p. ;
bibliografie. ISBN 978 90 8542 1795; € 19,95.
Jef Abbeel mei-juni 2009