Pascal Coppens (2019). China’s New Normal: Hoe China de
standaard zet voor innovatie. ISBN 978 94 6337 1940. 240
p., grafieken, foto’s, noten; 24 x 17 cm. Uitgeverij Pelckmans
Pro, Kalmthout, mei 2019.
€ 30
De Nieuwe wereldorde
China's new normal
De auteur is sinoloog en technologie-ondernemer. Hij woonde
meer dan 20 jaar in China en terloops even in Silicon Valley.
Met dit boek wil hij aantonen dat China momenteel de leider is in
artificiële intelligentie en innovatie. Hij doet dat in acht
hoofdstukken, die ieder een sector van de economie en van de
maatschappij belichten: veiligheid, media en amusement,
consumenten, betalen en verzekeren, mobiliteit, productie,
gezondheid, onderwijs..
Inhoud
- Recensies over China
- Geschiedenis van China 1
- Geschiedenis van China 2
- Geschiedenis van China 3
- Geschiedenis van China 4
- Geschiedenis van China 5
- Geschiedenis van China 6
- Geschiedenis van China 7
- Geschiedenis van China 8
- Geschiedenis van China 9
- Geschiedenis van China 10
- Geschiedenis van China 11
- Geschiedenis van China 12
- Geschiedenis van China 13
- Geschiedenis van China 14
- Geschiedenis van China 15
- Geschiedenis van China 16
- Geschiedenis van China 17
- Geschiedenis van China 18
- Geschiedenis van China 19
- Geschiedenis van China 20
- Geschiedenis van China 21
- Geschiedenis van China 22
- Geschiedenis van China 23
- Geschiedenis van China 24
- Geschiedenis van China 25
- Geschiedenis van China 26
- Geschiedenis van China 27
- Geschiedenis van China 28
- Geschiedenis van China 29
- Geschiedenis van China 30
- Geschiedenis van China 31
- Geschiedenis van China 32
China's new normal
In
2014 gebruikte Xi Jinping de term China’s New Normal voor de
jaarlijkse groei van ca. 7% i.p.v. 10% en voor meer innovatie
i.p.v. overheidssteun. Die 7% is nog veel meer dan elders: in
België is dat 1,3%.
Dit boek start in 2013: toen begon volgens Coppens het
innovatietijdperk in China met de ’slimme veiligheid’. En het
eindigt in 2030, het jaar waarin China de wereldleider wil zijn
in innovatie.
Xi, leider voor het leven, zal dan 78 zijn en het Chinese
onderwijs, dat nu zeer traditioneel is, zal dan helemaal
technologisch zijn, aldus Coppens.
Hfst. 1 gaat dus over slimme veiligheid. Een foto toont
politieagenten met ‘intelligente brillen’ die gezichten uit de
massa vergelijken met die van de misdadigers. Dat mogen ze van
mij in België en omgeving overnemen. In dit hoofdstuk komen
verder aan bod: de Vierde Industriële Revolutie, 5G, supersnelle
kwantumcomputers, militaire expansie in de Zuid-Chinese Zee en
richting Taiwan, gezichtsherkenning en nummerplaatherkenning
door meer dan 200 miljoen camera’s, sociaal en sociaal-moreel
kredietsysteem. Coppens verklaart ook waarom de Chinezen de
camera’s en het kredietsysteem makkelijker aanvaarden dan vele
Europeanen.
Na elk hoofdstuk volgt een korte samenvatting onder de titel: Wat te onthouden?
Hfst. 2 vertelt over slimme media en amusement. De Chinese jeugd
heeft ouders die nog de Culturele Revolutie en hongersnood
hebben meegemaakt, maar zij zijn digitaal opgegroeid, hebben
gestudeerd in China en evt. in het buitenland, voelen zich veel
meer vrij dan hun ouders en grootouders en posten veel op het
internet. Op p. 79 staat een lijst van 10 sociale media en de
aantallen gebruikers: van 100 miljoen tot 1,1 miljard. Coppens
noemt de game-verslaving een ziekte.
Hij vat samen: Chinezen zijn gokkers, bedrijven beschikken over
heel veel data, de overheid ook, het volk laat zijn stem horen
via de sociale media.
In hfst. 3 zien we hoe vele Chinezen slim winkelen en hoe de
e-commerce exponentieel groeit. Alibaba slaagde erin eBay te
overtreffen en uit China te verdrijven door een betere
klantenservice. 50 à 90% van de online verkoop verloopt via de
gsm. Alibaba en Tencent beschikken over data van 1,1 miljard
dagelijkse gebruikers. Winkels zijn pretparken geworden waar
jonge mensen hun vrije dagen doorbrengen.
Hfst. 4 werpt een licht op de financiën en verzekeringen. De
rijkste 15 miljoen Chinezen bezitten 1/3de van de rijkdom
(p.113), 658 zijn dollarmiljardair en controleren 16% van het
BNP(p. 114). Maar de staatsschuld bedraagt 299% (in België 101%,
Nederland 60%), waarvan de helft bij de 150.000 staatsbedrijven
(5% van het totaal aantal bedrijven). De privébedrijven zorgen
voor 60% van het BNP, 70% van de innovaties, 80% van de
werkgelegenheid en 90% van de nieuwe jobs (p.119).
Een appartement van 100 m² kost in Shanghai al snel 700.000 euro
of 50 keer het gemiddelde jaarsalaris. Er zijn ook 300 miljoen
werklozen, achtergeblevenen. Zij noemen zichzelf Qiou:
arm-lelijk-vuil (p. 117). Dat getal lijkt me wel heel hoog.
Cash loos betalen via de smartphone is zodanig ingeburgerd dat
de helft van de stedelingen cash-loos leeft en dat zelfs
bedelaars er hun aalmoezen mee verzamelen via een QR-code. In
Silicon Valley daarentegen zie je nog mensen in de Walmart
betalen met papieren cheques.
In 2017 werd voor 7 miljard $ aan rode enveloppen geschonken via
WePay van Tencent (p. 123). Ping An is uitgegroeid tot de
grootste verzekeraar ter wereld. Vele verzekeringen verlopen
online.
De auteur ziet dus 4 problemen: de staatsschuld, de
staatsbedrijven, de vastgoedzeepbel en de achtergeblevenen.
Hfst. 5 bespreekt de mobiliteit. Met meer dan 4.000
hogesnelheidstreinen op 20 jaar tijd is de gemiddelde snelheid
van de treinen vervijfvoudigd van 43 naar ruim 200 per uur, met
pieken van 350. In Shanghai stopt om de 90 seconden een snelle
trein en om de 3 minuten een metro in het grootste metronetwerk
ter wereld. Pendelaars komen soms van 300 km ver. Chinezen
zullen ook sneller een zelfrijdende auto kopen dan wij, omdat ze
liever achteraan in de auto zitten te werken. In 2020 zal de
helft van de nieuwe auto’s zonder chauffeur kunnen rijden (p.
139). Elektrische auto’s worden gesubsidieerd. Gevolg: in China
rijden er meer dan elders in de wereld. 99% van de elektrische
bussen rijden in China. BYD (Build Your Dream) is de grootste
bouwer ter wereld. Didi is groter dan Uber, deelfietsen van
Mobike en Ofo zijn nummer 1 en 2 in de wereld (p. 145).
Hfst. 6 heet ’slimme productie’. Tegen 2025 wil China de slimme
fabriek van de wereld zijn. Nu werken nog 500 miljoen Chinezen
voor 150 euro per maand. Maar de innovatie gaat steeds sneller,
de vakkennis van de Chinese technici is heel groot, China is de
grootste aanvrager van octrooien geworden en respecteert
voortaan de intellectuele eigendom. Robots vervangen steeds meer
arbeiders en met de overname van het Duitse Kuka lukt dit steeds
beter. In 2030 wil China in 10 sectoren de nummer 1 zijn en de
innovatieleider van de wereld (p. 167). Coppens denkt dat dit
zal lukken. De 168 hightechzones presteren op zeer hoog niveau,
ze betalen miljarden belastingen aan de staat en elke minuut
ontstaan er 11 nieuwe bedrijfjes.
In hfst. 7 bekijkt hij de gezondheidszorg. Daar is nog veel
verbetering mogelijk. Nu staan de meeste Chinezen urenlang in de
rij aan ziekenhuizen, omdat ze de weinige, overwerkte en
onderbetaalde huisartsen (1 per 6.666) niet vertrouwen.
Specialisten ontvangen 100 à 200 patiënten per dag of 20.000 per
jaar, telkens gedurende 5 minuten. Ze werken dus 8 à 16 uur per
dag.
In 2018 stierven 2 miljoen Chinezen aan kanker. Het tekort aan
dokters dwingt China om meer A.I. in te zetten bij de diagnoses.
Een andere oplossing lijkt mij dat ze meer studenten aansporen
om geneeskunde te doen.
Een ander probleem is dat China 20% van de wereld moet voeden
met 7% van de landbouwgronden, dat regels omtrent
voedselveiligheid en medicijnen vaak geschonden werden, dat
China nog altijd de grootste vervuiler is, mede door de import
en verwerking van plastic afval uit West-Europa.
Xi wil wel het voorbeeld geven aan heel de wereld: de straten in
de steden zijn nu wel proper, er is een importstop op 24 types
afval, China is de grootste producent van zonnepanelen,
windturbines, elektrische auto’s en bussen.
Slim onderwijs is het thema van hfst. 8. Nu heeft China een zeer
traditioneel onderwijssysteem, met Spartaanse leerethiek en
leraren die meer gerespecteerd worden dan elders in de wereld.
Tegen 2030 willen ze het versterken met veel technologie en
willen ze 16 universiteiten bij de top 100 ter wereld hebben. Nu
zijn er dat 6. In 2013 wonnen scholieren uit Shanghai voor de
tweede keer de PISA-test (wiskunde, wetenschappen, lezen). De
2.000 jaar oude traditie van hard studeren en van leraren die
vakspecialisten zijn heeft succes. Educatieve robots helpen nu
100 miljoen kinderen bij het leren lezen en bij de correcte
uitspraak. Chinese ouders besteden 7 keer meer geld aan extra
bijlessen Engels etc. en aan zomercursussen in het buitenland
dan Westerse ouders. Volgens Coppens hebben die lessen Engels
veel succes, volgens mij weinig: het aantal Chinese jongeren aan
wie je een vraag kunt stellen in het Engels, is laag; Engels is
voor hen even moeilijk als Chinees voor ons. 220 miljoen
kinderen studeren 1 uur per dag online, na de schooluren. Die
bedragen 8 x 35 minuten. De resultaten zullen wel volgen: de
Chinese hoop, energie, durf en snelheid zijn hoog.
Het boek eindigt met enkele praktische tips voor ondernemers en
met een lijst noten.
Het is geen gemakkelijke lectuur. De lezer wordt verondersteld
op de hoogte te zijn van A.I. en moderne technologie.
We krijgen ook de raad om China te volgen op de site
www.chinasnewnormal.com, maar daar vind ik enkel reclame
voor het boek en niets over de evolutie in China.
In het voorwoord beweert Peter Hinssen dat China gedurende de
geschiedenis 1/3de van de wereldeconomie voor haar rekening nam:
daar ben ik niet van overtuigd en statistieken over het verleden
hebben we niet. Bovendien zie je in de West-Europese steden veel
meer mooie monumenten uit hun rijke verleden dan in de Chinese.
Coppens geeft de indruk dat alle Chinezen kiesrecht hebben (p.
56): dit geldt enkel voor de 90 miljoen leden van de CCP en dan
nog met beperkingen: de toppers worden helemaal niet verkozen.
De Chinese Muur krijgt hier een lengte van 21.196 km: dat merk
je alleszins niet als je ze bezoekt en dat is wel heel veel, als
je weet dat de omtrek van de aarde maar 36.000 km bedraagt. Soms
staat er een spelfout (wordt vergaart, p. 77), er worden onnodig
veel Engelse woorden gebruikt en de Chinese begrippen worden
maar één keer uitgelegd. Een alfabetisch lijstje achteraan zou
heel nuttig zijn. Deng regeerde tot ‘1987’ (p. 22), daar zou ik
1989 van maken. Nog een andere uitspraak: de Chinese
koopkrachtpariteit is groter dan die van Amerika of Europa
(p.22): daar is op het Chinese platteland niets van te merken en
in de steden ook niet veel. In het lijstje van elektrische
autofabrikanten (p. 138) ontbreekt de grootste: BYD. Coppens
beweert op p. 200 dat het aantal kinderen zal stijgen door de
afschaffing van de éénkindpolitiek: de cijfers voor 2017 en 2018
tonen helaas een verdere daling aan: in 2016 werden 17,86
miljoen kinderen geboren, in 2017 nog 17,23, in 2018 nog slechts
15,23 of een daling met 2,63 miljoen op 2 jaar tijd (China Daily
Global Weekly, 4/2/2029).
Coppens zegt dat meer en meer Chinezen op zoek gaan naar
diepgang (p. 202-204). Hij denkt dan aan mode en
schoonheidsproducten, dingen waarvan ik de diepgang niet ken.
Hij vergeet de christelijke godsdiensten, die ondanks felle
tegenstand van de CCP steeds meer gelovigen en overvolle kerken
hebben. Hij beweert op p. 209 dat het Engels van de Chinese
kinderen beter is dan dat van de Europeanen. Dat klopt helaas
nog lang niet, hun Engels is slecht en dat van hun Chinese
leraren ook, zoals elke toerist en elke expat zal ondervinden.
Het Engels van (Chinese) kinderen uit Singapore daarentegen is
benijdenswaardig mooi.
Los van deze opmerkingen, is het een zeer boeiend boek dat zijn
weg naar de lezer wel zal vinden. Het zal de ogen openen van al
wie verouderde vooroordelen heeft en denkt dat China nog
achterop loopt.
Voor mensen die zaken doen met China is het een echte aanrader.
En Europa doet er goed aan met China samen te werken i.p.v. hun
moderne techniek te bannen.
© Jef Abbeel, mei-juni 2019
www.jefabbeel.be