Frans Vandenbosch, Zakelijk China, scherp in beeld gebracht. Uitgeverij INNI, Heule, 2017. 175 p., foto’s, tabellen, kaart, literatuur, afkortingen. ISBN 978-90-8977-767-6; € 24,50.

 

Zakelijk China, scherp in beeld gebracht  

Frans Vandenbosch is een Vlaming die jarenlang in China gewoond heeft, de taal spreekt, er gedoceerd en voor bedrijven gewerkt heeft. Met zijn boek wil hij, nog meer dan Sven Agten met zijn “Hoe maak ik het in China”, een aantal vooroordelen wegwerken die over China bestaan, In Vlaanderen en ver daarbuiten. En hij doet dat met heel veel liefde voor China.
Hij beweert dat in de Westerse media enkel de BBC één journalist heeft die Chinees spreekt, dat het gebrek aan kennis van de Chinese maatschappij ontstellend is en dat Vlaanderen geen toekomst heeft zonder economische samenwerking met China.

Zakelijk China, scherp in beeld gebracht


Hij vertelt over de werklust van de Chinezen, ook die in Indonesië etc. en de grote onderlinge verschillen tussen de 1,4 miljard Chinezen. China is een federale staat, waarin de provincies meer macht hebben dan de centrale overheid. Hongkong en Macao noemt hij “onafhankelijke landen”, maar daar zullen veel inwoners het niet mee eens zijn. Ook de Tibetanen en Oeigoeren zullen even schrikken als ze lezen dat zij “door een eigen volksregering als onafhankelijke staten geregeerd worden”(17). Niet alle Chinezen zijn geld-Chinezen: in Mantsjoerije ligt de nadruk op cultuur en is men eerlijk, maar in het zuidoosten is men vaak oneerlijk. Daarom bouwen de Duitsers hun fabrieken niet daar. Shanghai is met 24 miljoen inwoners de grootste stad ter wereld. Het telt veel buitenlanders: 209.000. De inwoners minachten alle andere Chinezen. De inwoners van Beijing vinden die van Shanghai dan weer cultuurloos (behalve hun ballet, nvdr).Er zijn ook een pak kopie-steden: Thames Town, Hallstatt etc. De Chinese restauranthouders in Europa komen blijkbaar uit Wenzhou, een eind ten zuiden van Shanghai, waar de mensen arrogant, onbeleefd en oneerlijk zijn(20). Het eten in “onze” Chinese restaurants is volgens de auteur ronduit slecht.


Communisme is er niet meer in China, zelfs geen lichtrood socialisme(29). Men wordt lid van de CCP om carrière te kunnen maken en om orders binnen te halen. Partijleiders houden er maîtresses op na, maar dat is niet nieuw: dat deed Mao ook. De partijleiders zijn nu meestal ingenieurs, Mao was een selfmade man.


Tradities en gewoontes komen aan bod in hoofdstuk 7: tweemaal per dag een douche, waarna ze zich afdrogen met een natte handdoek; witte huid is het schoonheidsideaal, niet bruin zoals bij ons; als je een huis binnengaat, trek je je schoenen uit. Duitse en snelle Italiaanse auto’s krijgen de voorkeur boven de 30 eigen merken. Nummerplaten kosten soms 3 x de prijs van een kleine auto om het aantal auto’s(155 miljoen) in te perken.
Hfst. 8 vertelt dat de Chinezen met hun nieuwjaar hun familie bezoeken, soms een paar duizend kilometer ver, hun voordeur versieren met gelukwensen en elkaar onmetelijke rijkdom toewensen. Ze dragen rood ondergoed als het jaar in hun teken staat (2017 : de haan).

 
Hfst. 9 gaat over de Chinese taal en de moeilijkheid om ze aan te leren: het is zoals vier nieuwe talen ineens leren. Het duurt acht jaar aan twee uur per dag. Zonder kennis van de juiste toon, is “ma” zowel paard als moeder. Kinderen leren het nu via laptop of tablet en schrijven dus te weinig. Verkeersborden en straatnamen zijn gelukkig tweetalig Chinees-Engels. Westerlingen die in China gaan wonen, moeten een Chinese naam kiezen, o.a. om een rijbewijs te kunnen halen. Het gebruik van de namen Peking en Kanton is voorbijgestreefd : het is nu Beijing en Guangzhou.


Hfst. 10 gaat over godsdiensten. Er bestaan oude volksreligies, levensbeschouwingen zoals het taoïsme, confucianisme en boeddhisme. Het christendom kent een explosieve groei : 100 miljoen gelovigen, 2/3° protestanten en 1/3° katholieken. Ze zijn dus met meer dan de 86 miljoen leden van de CCP. De katholieken zijn helaas onderling verdeeld in pro-Rome en een officiële pro-Beijing strekking. Vaticaanstad is het enige landje dat nog geen diplomatieke betrekkingen heeft met China. Paus Franciscus zoekt een oplossing. Alle kerken zitten propvol ! Met Kerstmis zetten ze in Shanghai bij de Sint-Ignatiuskathedraal zelfs een grote tent om de massa gelovigen op te vangen. Ook de getuigen van Jehova groeien snel, tot grote afschuw van de auteur. De islam bestaat sinds de 7° eeuw. Chinezen spreken zeer minachtend over de 24 miljoen moslims. En in Xinjiang heeft de centrale overheid al zoveel Han-Chinezen gevestigd dat de moslims nog slechts 40 % van de bevolking uitmaken. Veel Chinezen, ook atheïsten, kennen de bijbel beter dan wij. Velen kiezen (shoppen) het beste uit verschillende godsdiensten.


De titel van hfst. 11 is duidelijk: Chinezen zijn slimmer dan wij. De auteur verwijst naar “The Bell Curve” van Charles Murray(1994), dat in het Westen doodgezwegen wordt. Vandenbosch vertelt dat het onderwijs ongenadig competitief is, hij koppelt intelligentie aan ras en geeft concrete voorbeelden van superintelligente Chinezen. Ze hebben ook hun tekorten: te veel kennis, maar te weinig creativiteit in het oplossen van problemen, hun individualisme en hun onvermogen tot samenwerken: het is ieder voor zich. Universiteiten proberen nu meer creativiteit en teamspirit aan te leren. Bij onderhandelingen delft de westerling het onderspit.
Hfst. 12 gaat over enkele bekende westerlingen in China. Willem van Rubroek ontbreekt, maar die ging naar de Mongoolse Khan, die ook baas was over China. Iedere Chinees kent Marco Polo, maar helaas niet Ferdinand Verbiest, die belangrijker was. Ze kennen ook filmster Audrey Hepburn, die in Elsene geboren is en alle dokters kennen Paul Janssen, naar wie straten en universiteiten genoemd zijn. De auteur vergeet hier (68) zijn eerste fabriek in Hanzhong , gebouwd in 1978 door Joos Horsten, Frans Zegers e.a.


Hfst. 13 gaat over migranten. China geeft geen identiteitskaart aan vreemdelingen, zoals wij dat massaal gedaan hebben en nog doen. Ze krijgen hoogstens een tijdelijke of permanente verblijfsvergunning, als ze van groot belang zijn voor hun economie en als ze medisch goedgekeurd zijn door … 16 dokters(70). Illegale moslimmigranten worden kordaat het land uitgezet. Europa heeft in Chinese ogen heel veel prestige verloren door de islaminvasie toe te staan. Chinezen discussiëren hevig over moslims en terreur en houden zich dan niet aan onze “politieke correctheid”. Hun rechtssysteem zorgt voor veel meer veiligheid dan het onze. Ook intellectuele eigendom is sinds kort opgelost door hoge boetes voor bedrijven die kopiëren. Verkeersboetes moet je zelf opsporen op het internet en meteen betalen.


Hfst. 14 heet de nieuwe Tweekindpolitiek. De éénkindpolitiek, die van 1978 tot 2015 enkel gold voor de 92 % Han-Chinezen en niet voor de 55 minderheden, leidde tot verschrikkelijke toestanden. De sociale controle (door vrouwen) was ongenadig: wie een tweede kind verwachtte, werd bij de overheid en in het onderwijs onmiddellijk voor de keuze gesteld: abortus of ontslag. Er waren wel uitzonderingen en manieren om te ontsnappen. Meisjes werden massaal geaborteerd, met als gevolg een groot overschot van jongens. Met de afschaffing wil men de vergrijzing tegengaan en meer arbeiders krijgen voor de economie. Maar de meeste jonge koppels willen maximaal één kind, o.a. wegens het te dure onderwijs, en er is een toename van het aantal bewust kinderloze koppels en bewuste singles met korte relaties.


Hfst. 15 gaat over landwinning op zee om economische redenen. De auteur keurt de Chinese aanspraken op en de grote kunstmatige eilanden in de Zuid-Chinese zee goed, ondanks de veroordeling door het Internationaal Gerechtshof. Hij vraagt zich niet af of die kunstmatige eilanden een militair doel hebben.
Trump komt aan bod in hfst. 16: zijn straffe uitspraken over China heeft hij al ingetrokken en de nieuwe Amerikaanse ambassadeur is een jeugdvriend van Xi Jinping. Hopelijk spreekt die ambassadeur dan Chinees, want het Engels van Xi is beperkt.


Hfst. 17 gaat over censuur. Vandenbosch zegt terecht dat België ook censuur heeft door onze politieke correctheid: als Antwerpse jongeren de hulpverleners bekogelen, zeggen onze kranten en onze VRT ook niet dat het Marokkaanse zijn. En islamkritiek is taboe, in tegenstelling met kritiek op China en Rusland. De Great Firewall blokkeert 57 woorden en namen in de zoekmachines en 52 buitenlandse sites zoals Google, YouTube, Facebook en porno. Westerse bedrijven en Chinese studenten omzeilen die censuur met een VPN: Virtual Private Network.
De hoofdstukken 18 en 19 gaan over de aangedikte vooroordelen. Eén ervan is dat onteigende mensen weinig krijgen, terwijl ze in feite allemaal een nieuw huis plus veel geld erbij krijgen. Vandenbosch verwijt Tom Van de Weghe en Tom Waes dat ze de vooroordelen aandikken, o.a. over Tibet, dat enkel onafhankelijk was van 1912 tot 1950. De auteur zegt er niet bij dat Van de Weghe in China meermaals opgepakt en zelfs afgeklopt werd bij zijn reportages. Hij zegt dat de Tibetanen, zoals alle minderheden, onderwijs krijgen in hun eigen taal, dat het boeddhisme met rust gelaten wordt en dat China er miljarden investeert in infrastructuur. De Tibetaanse jeugd trekt naar de grote steden aan de oostkust om welvarender te worden.


Hfst. 20 gaat over de importtaksen van de E.U. en zijn steun voor de landbouw. China vindt dat Europa zijn markten teveel afschermt voor Chinese producten en zich niet houdt aan het WTO-verdrag. Het wil dat de E.U. vrije invoer toelaat, zoals China dat ook beweert te doen met Europese producten. In dit hoofdstuk krijgt zelfs Jonathan Holslag ervan langs dat hij “de Chinese economie niet kent” (114).
Hfst. 21-22-23 gaan over zakendoen met Chinezen: zij zijn slimmer dan wij en gehaaide onderhandelaars, die eigenbelang vooropstellen. Vandenbosch geeft tips: vermijd conflicten, zorg dat de Chinezen geen gezichtsverlies lijden, heb geduld, want soms volgt de winst pas 10 of 20 jaar later; patenteer en registreer je product voordat je het verkoopt, want anders wordt het nagemaakt; zet het etiket in het Chinees en niet in het Engels of Frans; spreek Chinees of onderhandel in eenvoudig Engels, zonder ironie of sarcasme; voer je marketing niet meer via TV of kranten, maar via apps, Weibo of WeChat; hou rekening met de hiërarchie: de bedrijfsleider beslist, niet iemand onder hem.


De Brexit (hfst. 24 ) is in China een druk besproken onderwerp. De reputatie van de E.U. kalft er verder mee af in hun ogen: ze begrepen al niet waarom de E.U. de grootste mosliminvasie toeliet, de aanslagen verzwakten het beeld verder en ze zien Europa nu zoals het Romeinse rijk in de 5° eeuw of zoals China in de 19° eeuw: Europa heeft geen toekomst meer en de Chinezen zullen hun investeringen in West-Europa verder afbouwen.
De Brexit biedt China nieuwe kansen: onroerend goed kopen in Engeland, Britse bedrijven, cinemaketens (Odeon) en winkelcentra opkopen, toerisme, Chinese studenten die in Oxford en Cambridge gaan studeren en daar soms een mooi appartement kopen. Het VK zal er volgens Vandenbosch over 10 jaar veel beter voorstaan, dankzij China.
Hfst. 25 gaat over Chinese uitvindingen en ontdekkingen. De auteur vermoedt dat Griekse beeldhouwers meegewerkt hebben aan het terracottaleger van 200 v.C. en dat er toen al intensief contact was met Egypte en West-Europa, maar daar is geen enkel bewijs voor ! En die “handel rond 6.000 v.C.” (141) beschouw ik als pure fantasie.


De lijst met uitvindingen beslaat 10 pagina’s, teveel van het goede dus. Zijde staat hier al bij “3630 v.C.” i.p.v. ergens in de 2° e. v.C., papier bij “800 v.C.” i.p.v. 105 n.C., boekdrukkunst bij 593 v.C. i.p.v. 863 n.C., zelfs de voetbal zou in 300 v.C. door de Chinezen uitgevonden zijn i.p.v. door de Engelsen in de 19° eeuw.
En zelfs tijdens de rampzalige Culturele revolutie(1966-1976), toen alle onderwijs stil lag, leraren, professoren en dokters in de rijstvelden of fabrieken moesten werken, zouden er vijf zaken uitgevonden zijn. De lijst komt van Joseph Needham, Science and civilisation in China. Deze wijze man beweerde dat de Grote Muur te zien is vanop Mars, terwijl ze niet eens te zien is van op de maan. En als China zo ver stond op medisch vlak, waarom smeekte een lijfarts van Mao dan Paul Janssen in 1976 om dringend naar daar te komen om de ergste epidemies uit te roeien? Kortom, dit hoofdstuk is het minst sterke van heel het boek.

Hfst. 26 gaat over techniek en wetenschap. Momenteel loopt China ver voorop op het Westen met zijn HST-netwerk, zijn Maglev, metro, autosnelwegen etc. Het HST-netwerk is groter dan dat van de rest van de wereld samen, voor 31 euro zit je in 1° klas en bij de nog snellere Maglev voor 7 euro.


Ze hebben een app om een verkeersongeval in één minuut aan te geven aan de verzekering, de politie en de rechtbank. Tencent lost softwareproblemen op voor Tesla, China heeft de sterkste laser voor medisch en militair gebruik, de grootste telescoop, WeChat staat technisch verder dan Facebook etc.


Wij doen onze ogen toe, we vliegen vanuit Zaventem naar bijna alle Afrikaanse landen, maar niet rechtstreeks naar Shanghai, de grootste stad ter wereld, met een haven die belangrijker is dan alle havens van Afrika samen.
In hfst. 27 vat de auteur nog eens samen waarom China zulke schitterende vooruitzichten heeft.
Zijn literatuurlijstje(hfst. 28, p. 167) is eerder pover: er zijn meer en betere boeken beschikbaar, ook in het Nederlands; ik zou er dertig aan toe kunnen voegen.


Er volgt nog een lijst met afkortingen. Een alfabetische woordenlijst met alle Chinese woorden van suanlatang (23) tot fapiao(155) en hun betekenis zou nuttiger zijn. Nu worden die één keer uitgelegd en dan moet je ze onthouden.


De kaart achteraan is een noodzaak, maar de veelgenoemde havenstad Wenzhou heb ik in mijn “Atlas of China” opgezocht. De auteur situeert Laozi (Laotse) rond 256 v.C. i.p.v. rond 604-507 v.C. De islam laat hij al in China binnenkomen in het begin van de 7° eeuw, maar toen ontstond hij pas op het Arabische schiereiland. Nog twee details : acupunctuur (53) schrijven we met één -c- en “Van zodra” (89) is een veel voorkomend gallicisme.
Ondanks al deze opmerkingen moet ik zeggen dat weinigen China en zijn taal zo goed kennen als Frans Vandenbosch. Zijn boek is soms en zeker op het einde teveel een lofzang, maar het is zeer aan te raden.

Jef Abbeel, september 2017