Recensies van boeken over de geschiedenis van China.
Geschiedenis van China
In de loop der jaren schreef Jef Abbeel een groot aantal recensies van boeken over de geschiedenis van China. Op deze pagina vindt u een overzicht.
Inhoud
- Recensies over China
- Geschiedenis van China 1
- Geschiedenis van China 2
- Geschiedenis van China 3
- Geschiedenis van China 4
- Geschiedenis van China 5
- Geschiedenis van China 6
- Geschiedenis van China 7
- Geschiedenis van China 8
- Geschiedenis van China 9
- Geschiedenis van China 10
- Geschiedenis van China 11
- Geschiedenis van China 12
- Geschiedenis van China 13
- Geschiedenis van China 14
- Geschiedenis van China 15
- Geschiedenis van China 16
- Geschiedenis van China 17
- Geschiedenis van China 18
- Geschiedenis van China 19
- Geschiedenis van China 20
- Geschiedenis van China 21
- Geschiedenis van China 22
- Geschiedenis van China 23
- Geschiedenis van China 24
- Geschiedenis van China 25
- Geschiedenis van China 26
- Geschiedenis van China 27
- Geschiedenis van China 28
- Geschiedenis van China 29
- Geschiedenis van China 30
- Geschiedenis van China 31
- Geschiedenis van China 32
China van middeleeuwen tot vandaag
China is momenteel zo in de mode, dat het aanbod aan boeken de vraag overtreft en ook het vermogen van de recensent om ze nog allemaal volwaardig aan bod te laten komen. Thema’s die herhaaldelijk opduiken zijn : de ongelooflijk snelle groei, de bouw van huizen, snelwegen, steden, luchthavens, het leeglopende platteland, de explosieve groei van de steden ( 400 met meer dan één miljoen inwoners), vissersdorpen zoals Shenzhen die op 25 jaar evolueren van 30.000 naar 6 miljoen inwoners, traditionele dorpen en structuren die platgewalst worden voor nieuwe appartementen, miljoenen ontwortelde boeren die in de stad een mentale sprong maken van Middeleeuwen naar Hedendaagse Tijd, de zoektocht naar grondstoffen, m.n. in Afrika, de welvaartskloof tussen het “nuttige China”, nl. de kustgebieden en het arme westen. China investeert in stijgende lijn in Azië, Latijns-Amerika en Afrika, maar bijna niet in België, dat voor hen blijkbaar te ingewikkelde structuren heeft. En tot nu toe staat de hardwerkende Chinees op indices i.v.m. creativiteit onderaan, tussen Roemenië en Oekraïne (Trends, 01.06.06).
Het is even wennen aan de Chinese opgang, zeker voor wie het
rijke verleden niet kent. Historicus Hugo Van de Voorde (1)
beweert al jarenlang dat niet West-Europa, maar Azië het centrum
van de wereldeconomie vormde tussen 800 en 1800. Arabieren,
Indiërs, Chinezen en Japanners beheersten de wereldhandel. Rond
1800 zou China 1/3 van de goederen van de wereld geproduceerd
hebben. De 19° en 20° eeuw vormde een tussenfase, waarin het
Westen beter presteerde, maar nu is het weer de beurt aan Japan
en China.
Het minst ophemelend is hij bij de behandeling van de huidige
toestand, waar hij de gelijkenissen tussen Japan en China
behandelt en ook de zwakke kanten van het huidige China : de
wereldwijde jacht op olie; de afhankelijkheid van overzeese
Chinezen, die voor 80 % van de buitenlandse investeringen in
China zorgen; de arrogante, autoritaire staat; de “Chinese
Capitalist Party”, die vooral belang hecht aan economische
groei en onvoldoende oog heeft voor de sociale kloof tussen rijk
en arm; het ontbreken van een sociaal vangnet; een
far-east-capitalism, dat torenhoge winsten opstapelt, maar geen
rekening houdt met sociale structuren of milieu.
Het boek is voorzien van ( eerder grauwe ) foto’s, kaarten,
grafieken en heel veel noten. Bij die foto’s staat een leuke met
de CCP-leiding bij de dood van Mao: de leden van de Bende van
Vier zijn na hun veroordeling netjes uitgewist en vervangen door
een grote lege plek. Een overzichtelijke bibliografie en een
register ontbreken helaas. Vooral dat register is een serieuze
lacune, mede omdat de bladspiegel zo overladen en weinig
overzichtelijk is.
Enkele opmerkingen : taikonauten (p. 9) zijn ruimtevaarders,
geen argonauten (339); het verhaal van Gavin Menzies over 1421,
het jaar waarin China de nieuwe wereld ontdekt zou hebben, staat
wijselijk ( en terecht ) in de zou-vorm. Tot dusver ontbreekt
elk bewijs. De creativiteit en inventiviteit die China tot 1800
had, moet het nu dringend opnieuw bewijzen. Een groot probleem
is het ontbreken van degelijke statistieken over de voorbije
eeuwen : fabriceerde China inderdaad één derde van de goederen
rond 1800 ? Het lijkt me niet uitgesloten dat India met zijn
veel betere talenkennis en jongere bevolking op termijn op het
niveau van China zal komen. Van de Voorde is voldoende kritisch
over de rampzalige Grote Sprong ( 1958 – 1961) en over de
Culturele Revolutie ( 1966 – 1969). Deze laatste duurde wel wat
langer : tot 1976. Een andere (druk)fout staat op p. 221 :” het
BNP van China per hoofd van de bevolking staat op de 11° plaats,
juist na Papoea—Nieuw-Guinea”.
Als Van de Voorde gelijk krijgt, moeten onze Europacentrische
geschiedenisboeken wel herzien worden. Zijn grote verdienste is
al minstens dat hij een langetermijnvisie ontwikkelt vanuit
mondiaal perspectief, dat hij de Chinese en Japanse prestaties
van de laatste drie – vier decennia in een ruimer historisch
kader plaatst en vele ogen zal openen. Het was een huzarenstuk
voor de auteur en het is zware kost voor de lezer.
Van een heel andere aard is het boek van Jeanne BODEN (2). Zij
is sinoloog en directeur van een opleidingscentrum voor mensen
die zaken willen doen met China. Zij wil hen erop attent maken
dat China niet verwestert en dat zij echt moeite moeten doen om
de Chinese wereld, het confucianisme en taoïsme, de culturele
normen en de werkethiek beter te begrijpen. Anders mislukt hun
onderneming gegarandeerd. En ze beklemtoont dat er veel
mislukkingen zijn, bedrijven die veel verlies lijden en
afdruipen,maar die halen niet of minder de pers dan de
succesverhalen.
Haar boek is duidelijk gestructureerd. Deel I gaat over de
Chinese cultuur, geografie, bevolking, taal, geschiedenis,
filosofie, begrippen, symbolen, getallen, etiquette,
eetgewoonten, politiek en maatschappij. Het valt op door zijn
korte, heldere zinnen en duidelijke tabellen. Jammer dat ze bij
grote getallen zoals 9.571.300 km ² geen concrete
vergelijkingen maakt met België of Europa. Bij de Burgeroorlog (
62 – 63 ) ontbreekt de steun van Stalin, die de zoon van Tsjang
Kai-sjek gevangen hield. De kleuren en de getallensymboliek zijn
heel leuk : 4 is rampzalig, maar 8 brengt geluk; de Olympische
Spelen beginnen dus op 8.8.8; en cadeaus geef je in rood papier.
De verschillen met onze normen en gebruiken zijn soms
hemelsbreed, o.a. de sociale controle binnen de werkeenheid, het
harde één-kind-beleid, de staatscontrole over de media en het
internet, de zelfcensuur van journalisten. Het hiërarchische
denken, een erfenis van Confucius, zit diep verankerd in de
Chinese mentaliteit. Wie onderaan staat in de maatschappij,
accepteert gemakkelijker dat hij door een hogere onbeleefd
behandeld wordt. Leerlingen en studenten volgen gedwee de lessen
van hun leraren en professoren, voor wie ze veel respect hebben
en aan wie ze nauwelijks een kritische vraag durven te stellen.
In Hongkong en Taiwan is men al een stap verder in het
gelijkheidsproces. Chinezen zijn zich ook heel bewust van hun
rijk verleden en hun nationalisme wordt nog gestimuleerd door
hun successen in de ruimtevaart en in de sport. De Olympische
Spelen van Beijing 2008 en hun gegarandeerde successen zullen
dit alleen maar versterken.
Deel II gaat over zaken doen. Items hierbij zijn de SEZ (
Speciale Economische Zones), de rol van Hongkong, bedrijfsvormen
en culturen, arbeidsethos, werkloosheid, inlandse migranten,
markteconomie, WTO, banken en leningen, corruptie, problemen bij
het veroveren van een plaats op de Chinese markt, wetgeving,
juridisch stelsel, guanxi, gezichtsverlies, strategisch denken,
tips voor onderhandelingen, media, waarheid en waarheid
verzinnen, onbetrouwbare economische statistieken, respect voor
imitatie i.p.v. voor intellectuele eigendom.
De geplogenheden bij een kennismakingsgesprek wijken sterk af
van de onze. En er zijn regionale verschillen in zaken doen
tussen Beijing, Shanghai, Canton en Hongkong. Relaties zijn
belangrijker dan wetten en wie niet over de juiste netwerken
beschikt, kan het vergeten. De arbeidswetten bepalen voorbeeldig
de minimumlonen, de maximum werktijden, arbeidsomstandigheden,
maar niemand past ze toe. 7 dagen op 7 werken gedurende 15 uur
per dag in weinig hygiënische omstandigheden en dan eventueel
nog overnachten in slaapzalen van de fabriek, zijn geen
uitzondering in Chinese bedrijven. De bedrijfscultuur is
topdown, zonder inspraak van de basis. Chinese delegaties zijn
hiërarchisch gestructureerd : wie de leiding heeft, beslist
alles. En de westerse zakenlui hebben heel veel geduld nodig :
onderhandelingen starten heel traag op en duren eindeloos lang.
Chinezen hebben een groter uithoudingsvermogen en putten hun
gesprekspartner uit.
Ook hier merk je dat de auteur niet enkel de theorie kent, maar
ook de gangbare praktijk. Ze citeert ook getuigenissen van
Vlaamse bedrijfsleiders die ginds actief zijn en die van alles
meemaakten : te veel personeelsleden, ondoorzichtige financies,
het perfect en straffeloos kopiëren van producten door een ander
bedrijf in de buurt, het jobhoppen of veranderen van werk zodra
ze ergens anders iets meer kunnen verdienen, zodat heel hun
opleiding voor niets heeft gediend. De obsessie met geld leidt
tot dikwijls veranderen van werk, veel sparen, gokken en kopen.
In China zitten al ruim 300 Belgische ondernemers, van wie ¾ in
de regio Shanghai. De invoer uit China is het dubbele van onze
export naar ginder : 5 tegenover 2,25 miljard euro. Ruim 1200
bedrijven exporteren naar China. De titel van het boek is
terecht : Boden vertelt inderdaad dingen die essentieel zijn om
de Chinese cultuur en maatschappij te begrijpen. Wie interesse
heeft voor de Chinese cultuur, etiquette, omgangsvormen en
geplogenheden, moet dit zeker lezen. Het boek is voorzien van
veel foto’s, literatuur en ook van een register, dat helaas
onvolledig is. Het leest heel vlot en aangenaam. Nog een detail
: Formosa ( Taiwan) was een Portugese kolonie, geen Spaanse (p.
58).
“Made in China” ( 3 ) is een verzameling interviews, afgenomen
door Ng Sauw Tjhoi en Marc Vandepitte, bij 37 Chinezen uit alle
mogelijke beroepen, bij 7 Vlaamse en 1 Nederlandse
ondernemer(s) in China. Ng Sauw Tjhoi is van
Chinees-Indonesische origine, Hakka ( een minderheidsgroep in
China), maar woont al sinds 1959 in België en is journalist bij
de VRT. Hij werd Vlaming in het Schaarbeek van Nols. In het
Chinees heet hij Wu Shaocai. Vandepitte is filosoof en econoom.
In het algemeen zetten zij zich af tegen het verouderd beeld
van het China van de Culturele Revolutie, verspreid door Jung
Chang en anderen : lage lonen, armoede, onderdrukking.
Zij beklemtonen dat de huidige leiding veel minder repressief is
en meer vormen van kunst en film toelaat. Het huidige China is
er één van succesvolle armoedebestrijding, honderden miljoenen
die welvarender geworden zijn, zelfs de armsten hebben het beter
dan t.t.v. Mao en er zijn nu 300.000 euromiljonairs. De regering
doet al iets, maar nog te weinig om de kloof tussen rijk en arm
te verkleinen door herverdelende belastingen. De meerderheid
leeft nog sober, maar niet meer echt arm. Extreme armoede
bestaat enkel nog in het uiterste westen : daar leeft men nog
van 1 $ p.p.p.d. Door de massale interne migratie, de aanleg van
autosnelwegen en de verhuis van bedrijven naar het westen is ook
die toestand aan het keren. En die interne migranten sturen
jaarlijks 160 miljard dollar naar hun familie. In Beijing zijn
ze met 3 miljoen. Sinds 2005 hebben ze een eigen organisatie
die voor hun belangen wil opkomen en worden ze ook massaal
opgenomen in de vakbond. Sommigen werken 13 uur per dag voor
60 € per maand.
Er zijn nog andere verschillen binnen China: in Shanghai heeft
de vrouw ongeveer evenveel te zeggen als de man, in Beijing
overheerst de man nog. Bij Lenovo PC’s (in Hongkong) staat al
een vrouw aan het hoofd; zij beweert nooit last te hebben van
discriminatie. Ze heeft wel een drukke baan als manager,
echtgenote, moeder en ook nog eens dochter. In de steden krioelt
het al van de auto’s, in de dorpen is de fiets nog alom
tegenwoordig. Tot 1980 was een fiets een teken van luxe, nu is
dat de auto. Er zijn 400 miljoen gsm-gebruikers en er komen er
elk jaar 60 miljoen bij. Te veel mensen zijn uitsluitend bezig
met geld verdienen en met kopen. Stress en meer scheidingen
horen bij de gevolgen. In het nieuwe systeem zorgt de commune of
werkeenheid of “danwei” niet meer voor alles : uit die ijzeren
rijstkom kreeg iedereen zijn woning of ziekteverzekering; nu
heeft nog maar 10 % een ziekteverzekering, nl. diegenen die voor
wie het bedrijf mee betaalt.
En verder heeft elke geïnterviewde zijn eigen verhaal,
afhankelijk van zijn beroep, welvaart of interesse. Een boer
vertelt dat hij tevreden moet zijn met 1/3 ha; de groenten en
appels die hij daar teelt, gaan naar de steden. Een bediende
vertelt dat ze in de jaren ’80 nog geen privé-toilet hadden, met
2 à 5 families in één huis woonden en naar publieke toiletten
en badkamers moesten. Nu zitten ze op het niveau van Oekraïne,
Algerije, Jordanië : landen met een laag middeninkomen. In de
voorbije 30 jaar trokken 700.000 studenten naar buitenlandse
universiteiten; 530.000 of 76 % kwamen niet terug. Dat aantal
vermindert nu omdat de kansen in China groter worden.
Blijkbaar is de officiële doctrine nog altijd dat zowel Mao als
de Culturele Revolutie voor 70 % goed waren en voor 30 % slecht.
Ik vermoed dat deze cijfers nog wel eens zullen veranderen,
zeker voor de rampzalige Culturele Revolutie. Managers van
Chinese bedrijven worden graag lid van de CCP, die 70 miljoen
leden telt; ze treden toe en betalen 60 yuan of 6 € lidgeld,
zogezegd omdat de partij veel doet voor het volk, in feite ook
omdat ze dan vlotter carrière maken. Voor buitenlandse bedrijven
geldt dit niet. En dat zijn er tienduizenden : in Shenzhen
alleen al 30.000, waarvan 5 Belgische. Een aidspatiënt vertelt
hoe hij besmet bloed toegediend kreeg; nu zijn ze met 650.000 in
China, een grote groep, maar het laagste procent in Azië. Op het
platteland wordt dan heel de familie als melaats beschouwd en
gemeden, in de stad is de tolerantie groter.
Naast de staatsmedia zijn er privé mediagroepen; die mogen
steeds meer, als ze het bestaansrecht van de CCP maar niet
betwisten. Dat geldt ook voor de vele filmmakers : ze produceren
bijna één film per dag; het zouden er meer zijn, als de
censuurcommissie sneller zou werken. Er is geen censuurwet, er
zijn dus geen objectieve criteria: de commissie beslist op basis
van pure willekeur. Seks, geweld en politiek zijn redenen om een
film of internetsite te verbieden. Een film over de Culturele
Revolutie of over Tibet kan dus ( nog ) niet. Kritiek op de
kloof tussen rijk en arm mag wel. Kunst moest vroeger in dienst
staan van de propaganda en strijdende arbeiders en boeren
voorstellen; nu is de artiest veel vrijer, hij mag uitwisselen
met het buitenland en commerciële producten maken. Er zijn 100
miljoen boeddhisten, 25 miljoen christenen, 20 miljoen moslims,
1 miljoen Falun Gong- aanhangers : ze moeten zorgen dat ze zich
niet met politiek inlaten. De Vlamingen die aan het woord komen,
hebben veel lof voor China.
Dat geldt ook voor de Nederlandse journalist – ondernemer Fons
Tuinstra (4), auteur van het schitterende boek “Het andere
Oosten”. Hij doet de opmerkelijke uitspraak dat er in China
meer tegenstellingen en verdeeldheid zijn dan in Europa. Een
sterke CCP, het patriottisme en de oude cultuur houden het land
samen. President Hu Jintao en premier Wen Jiabao zijn
intelligente figuren, die ook het platteland goed kennen. Hij
verwijt mensenrechtenorganisaties dat ze nog steeds in de
Tiananmenfase zitten en niet merken dat de huidige CCP een
andere koers vaart. Ze wil o.m. het aantal doodstraffen
drastisch verminderen, maar tot nu toe was dat een bevoegdheid
van de relatief autonome provincies en opteerden de meeste
Chinezen voor harde straffen. De Mao-biografie van Jung Chang
keurt hij af als veel te negatief. In het nawoord geven Ng Sauw
Tjhoi en Marc Vandepitte een heldere samenvatting van de
interviews. En in de voetnoten zetten ze enorm veel feitelijke
en statistische informatie. Achteraan volgen nog een nuttige
verklarende woordenlijst met begrippen en eigennamen en een
thematisch register. 20 pagina’s bronvermeldingen getuigen van
de zorgvuldigheid waarmee de auteurs te werk zijn gegaan. Hun
stijl is vlot en fris.
De titel van het boek dekt verschillende ladingen : de
imponerende economische prestaties, het feit dat Tjhoi een
Chinees is, dat het boek grotendeels in China geschreven is, dat
Chinese gesprekspartners uit bijna alle bevolkingsgroepen eraan
meegewerkt hebben. De ondertitel “Meningen van daar” beklemtoont
dat nog eens en wijst erop dat het anders is dan de meeste
China-boeken. De gesprekspartners die geen geboren en getogen
Chinezen zijn, zijn mensen die al lang daar zitten of er heel
regelmatig komen, mee bezig zijn en het land van binnenuit
kennen. Maar het is ruimer : het is een bijna alomvattend
portret, een mozaïek van een maatschappij die sinds 1978 in snel
tempo verandert en die fundamenteel verschilt van het beeld dat
velen nog hebben van het voorbije China. In de lessen politieke
vorming leren de Chinezen nog altijd dat de Culturele Revolutie
een “noodzakelijke fase was in de ontwikkeling van China” (102
- 103).
Het was, na de complete ramp van de Grote Sprong Voorwaarts en
op een moment dat de grote concurrenten Japan, Taiwan en
Zuid-Korea echte sprongen voorwaarts maakten, een in hun ogen
noodzakelijke poging om te genezen van de ultra-linkse en
overdreven voluntaristische opstelling onder en door Mao. Die
duiding is voor ons allesbehalve duidelijk en de auteurs laten
doorheen heel het boek goed aanvoelen dat ze die periode, waar
geen draaiboek voor was, als negatief ervaren vanwege de vele
menselijke, sociale, politieke en economische wonden die ze
geslagen heeft. Bij de één-kind-politiek wordt wel gezegd dat
het een verarming is voor de familie, dat die ene kleine keizer
verwend wordt, maar niet hoe die drastische politiek uitgevoerd
wordt. De antwoorden van de Chinese gesprekspartners getuigen
van een groeiende openheid, maar soms ook van een
voorzichtigheid die kenmerkend is voor hun cultuur. Thema’s die
ik miste : de Afrika-politiek van China; een getuige uit Taiwan,
Xinjiang en Tibet; een topsporter om te vertellen over de
voorbereiding op de Olympische Spelen van 2008. Maar die kunnen
bij een volgende gelegenheid nog aan bod komen ( p. 8).
Nog twee details: kameel ( 165 ) is niet onzijdig, ’t is te
zeggen ( 138 ) is een gallicisme. Gezien de snelheid van de
ontwikkelingen in China, mogen de auteurs binnen enkele jaren
dit mooi werk over doen.
Referenties
1. Hugo Van de Voorde, Het gouden oosten. Europa in de schaduw
van Azië. Uitgeverij Pelckmans, Kapellen / Klement, Kampen,
2006. 367 p. ; foto’s, grafieken, kaarten, noten. ISBN 90 289
3698 X; € 25.
2. Jeanne Boden, De essentie van China. Communicatie, cultuur,
commitment. Uitgeverij Coutinho, Bussum / EPO, Antwerpen, 2006.
243 p. ; kaart, foto’s, grafieken, tabellen, lit. , reg. ISBN 90
6283 496 5; € 24,50.
3. Ng Sauw Tjhoi – Marc Vandepitte, Made in China. Meningen van
daar. Uitgeverij EPO, Berchem-Antwerpen, 2006. 295 p. ; kaart,
foto’s, woordenlijst, noten, reg. ISBN 90 6445 407 8; € 20.
4. Fons Tuinstra, Het andere Oosten. 15 misverstanden over China
en de Chinezen. Uitgeverij Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2003.
255 p. ; personenregister, lit. ISBN 90 254 2186 5; € 18,90.
Jef Abbeel okt. – nov. 2006.