Sven Agten, Hoe maak ik het in China? Uitgeverij Lannoo Campus,
Leuven/Tielt, 2017.240 p., literatuur. ISBN 978 94 014 4100 1; €
24,99.
Hoe maak ik het in China?
Sven Agten is een jonge Neerpeltenaar die sinds zijn 24e in China woont. In 2004 trok hij naar ginds voor een baan als leraar Engels aan de universiteit van Yichun, in de buurt van Siberië, waar het in de winter gemiddeld -30° is. Zijn maandsalaris bedroeg toen 250 € of 2,5 keer het gemiddelde van de plaatselijke bevolking. In die stad van 1 miljoen inwoners woonden welgeteld nog twee buitenlanders: een Canadese dame van 72 en een Italiaan van 40. En op de trein van Beijing naar Yichun zat geen enkele Chinees die Engels kende.
Inhoud
- Recensies over China
- Geschiedenis van China 1
- Geschiedenis van China 2
- Geschiedenis van China 3
- Geschiedenis van China 4
- Geschiedenis van China 5
- Geschiedenis van China 6
- Geschiedenis van China 7
- Geschiedenis van China 8
- Geschiedenis van China 9
- Geschiedenis van China 10
- Geschiedenis van China 11
- Geschiedenis van China 12
- Geschiedenis van China 13
- Geschiedenis van China 14
- Geschiedenis van China 15
- Geschiedenis van China 16
- Geschiedenis van China 17
- Geschiedenis van China 18
- Geschiedenis van China 19
- Geschiedenis van China 20
- Geschiedenis van China 21
- Geschiedenis van China 22
- Geschiedenis van China 23
- Geschiedenis van China 24
- Geschiedenis van China 25
- Geschiedenis van China 26
- Geschiedenis van China 27
- Geschiedenis van China 28
- Geschiedenis van China 29
- Geschiedenis van China 30
- Geschiedenis van China 31
- Geschiedenis van China 32
Hoe maak ik het in China?
In de daarop volgende jaren stapte hij over van het onderwijs
naar het bedrijfsleven, trouwde hij met een Chinese, met wie hij
twee kinderen heeft. Hij leerde vloeiend Chinees spreken en kent
nu ook het dagelijks leven van de gewone Chinezen, dus niet
enkel van de expats. Met zijn boek wil hij een aantal
vooroordelen over China uit de weg ruimen.
Hij begint in hoofdstuk I met de mythe van de goedkope arbeiders
en van de goedkope producten. Door het éénkindbeleid is er een
tekort aan arbeiders ontstaan, waardoor er een einde kwam aan de
lage lonen. Andere weinig bekende feiten zijn dat China koploper
is in hernieuwbare energie, dat Alibaba de grootste ter wereld
is in e-commerce, Tencent en WeChat koplopers in de digitale
revolutie en dat Chinezen betalen met hun smartphone of met
gezichtsherkenning en niet meer met cash of bankkaart, dat ze de
meeste patenten aanvragen, dat de CCP niet meer het leven van de
burger bepaalt, dat de anticorruptiecampagne van Xi Jinping al
vijf jaar duurt en vruchten afwerpt.
Als grootste pijnpunten stipt hij aan: de zware luchtvervuiling,
waardoor hij en zijn gezin uit Beijing naar Shanghai moesten
verhuizen, de terugkerende voedselschandalen, de vergoddelijking
van het geld, met egoïstisch gedrag als gevolg.
Al deze thema’s komen aan bod in het boek en soms meermaals. Bij “Made in China” is niet meer goedkoop, verklaart hij de opheffing van het éénkindbeleid eerder door het tekort aan arbeiders dan door de vergrijzing. Ook volgens het IMF zou China afstevenen op een tekort van 100 miljoen arbeiders. In 1981 leefde nog 85 % van de Chinezen onder de armoedegrens van 1,25 $ per dag, nu is dat 6 % of 70 miljoen. Jongeren uit armere gebieden komen massaal naar de steden in het Oosten om daar tot 800 € per maand te verdienen. Het grootste probleem voor de bedrijven is het tekort aan geschikt personeel en het snelle verloop: als het elders beter is (veiliger, geen zevendagenweek), gaan de werknemers weg. China kampt nog met 60.000 arbeidsongevallen per jaar en de 300 miljoen “migrant workers” hebben een zwaar leven en zien hun familie enkel met het Chinees nieuwjaar. Sommige bedrijven betalen de salarissen met maanden vertraging. Die salarissen zijn sinds 2005 gestegen met 187 %, terwijl de elektriciteit met 66 % omhoog is gegaan en het gas met 138 %. Gevolg : de kosten in de VSA liggen nog maar 4 % hoger. Amerikaanse bedrijven verhuizen uit China naar Vietnam. Ook de yuan is gestegen tussen 2009 en 2016 van 11 naar 7,8 voor 1 euro. China produceert heel veel robots om arbeidskosten te besparen.
De infrastructuur is uitstekend: wegen, spoorwegen, havens,
luchthavens behoren tot de beste ter wereld.
Hoofdstuk II gaat over fundamentele veranderingen: niet enkel de
armoede is weggewerkt, maar ook de verplichting om in de
gevangenis publieke executies bij te wonen, wat tijdens Mao nog
moest.
De grootouders van zijn vrouw waren grootgrondbezitters: ze
werden in 1949 definitief onteigend, gebrandmerkt als “vijanden
van het volk” en leefden daarna arm en met honger. Tijdens de
Grote Sprong (1958-61) was de hongersnood zo groot dat geen
enkele boom nog bladeren of schors had en dat 10 à 45 miljoen
mensen stierven van de georganiseerde honger. En dan kwam Mao
met zijn Culturele Revolutie(1966-1976): de schoonouders van de
auteur, geboren in 1959 en 1960, leerden enkel nog lezen en
schrijven; dan moesten ze drie jaar gaan werken op het veld of
in een fabriek. Leraren werden vernederd door met een koe-bél
door de straten te moeten stappen, waarbij ze afgeranseld werden
door scholieren.
Pragmatisme en flexibiliteit zijn broodnodige eigenschappen in
China. Vele regels en wetten worden flexibel toegepast of
overtreden: b.v. het rookverbod in openbare gebouwen en
ziekenhuizen wordt enkel toegepast in de grote metropolen; 60 %
van de Chinese dokters rookt gewoon verder in hun
praktijkruimte.
Hoofdstuk III leert ons dat China vele gezichten heeft: de
vijftien steden met meer dan 10 miljoen inwoners zijn totaal
anders dan de honderdduizenden dorpjes. Ook de natuur is overal
anders. De inkomens zijn zeer ongelijk : tegenover de 600
dollarmiljardairs en de honderdduizenden miljonairs staan
miljoenen armen op het platteland, die met moeite hun huis
kunnen verwarmen, geen eigen WC of douche hebben, geen
drinkwater en geen elektriciteit en van wie de kinderen uren
moeten wandelen om naar school te gaan. Ze nemen één keer per
week een douche in de gemeenschappelijke douche van het dorp.
Ook de etnische diversiteit is veel groter dan wij beseffen: 56
etnische groepen hebben hun eigen taal en cultuur. Wij weten
enkel dat de Tibetanen en Oeigoeren het Chinese gezag nog altijd
niet aanvaarden. Kantonezen begrijpen de noorderlingen niet en
omgekeerd. Elke regio heeft zijn eigen eet- en alcoholcultuur.
Shanghai is de enige stad waar je louter in het Engels terecht
kunt.
De godsdiensten stellen het voortaan beter dan in het verleden.
Er zijn nu meer dan 100 miljoen christenen, dat is meer dan de
86 miljoen CCP-leden. Elke zondag gaan er meer mensen naar de
kerken dan in heel Europa samen. Wellicht bedoelt de auteur dan
zonder Rusland, want daar zitten de kerken opnieuw vol na 70
jaar communistisch verbod.
China heeft meer dan 100.000 km autosnelwegen en bijna 20.000 km
HST(Frankrijk 2.000 km), telkens het grootste net ter wereld.
Dagelijks nemen 2,4 miljoen Chinezen de HST aan 300 km per uur.
Die snelwegen, de HST en de ruim 700 miljoen internetters
bevorderen de integratie van de bevolking.
Hoofdstuk IV gaat over stabiliteit, een belangrijk element in de
Chinese maatschappij. De Chinezen beseffen dat de periode van
1839 tot 1949 en die van 1958-61 en 1966-1976 rampzalig waren.
President Xi Jinping herinnert zich ten volle dat hij tijdens de
Culturele Revolutie gedurende zes jaar op het platteland moest
gaan werken. Dat wil niemand meer en de bevolking aanvaardt dus
het leiderschap van één partij. Van die partij verwacht ze wel
een gezonde en veilige omgeving en dat laat ze ook merken op de
sociale media. Aan meer democratie of politieke vrijheden is er
blijkbaar weinig behoefte(73). De macht van Beijing is ook
minder groot dan wij denken: het éénkindbeleid werd in de verre
provincies niet toegepast, met als gevolg dat China wellicht 1,3
miljard + 20 % = 1,56 miljard inwoners heeft(74). De vele
voedselschandalen vormen een nachtmerrie voor de burgers. Eén
van de oorzaken is de schaarse landbouwgrond, die men dan zoveel
mogelijk laat opbrengen en waar men mateloos pesticiden op
spuit. Ook de vervuiling van de grond en van de rivieren door de
industrie is een belangrijke oorzaak. En de meeste Chinezen
hebben nog niet genoeg geld om bioproducten te kopen.
Frauderende voedselbedrijven worden zwaar afgestraft: ze
verliezen 15 à 30 % van hun beurswaarde of gaan failliet en de
CEO vliegt de gevangenis in.
Behalve de voedselschandalen, is ook de enorme water- en
luchtvervuiling een groot probleem, mede veroorzaakt door de
snelle industrialisatie en de petrochemische bedrijven langs de
Yangtze (10.000) en de Gele Rivier (4.000). Beijing is de helft
van het jaar zwaar vervuild, jaarlijks sterven 350.000 Chinezen
en 1,2 miljoen premature baby’s aan luchtvervuiling. Het aantal
longkankers is in 30 jaar vervijfvoudigd en de economische
kosten van de vervuiling bedragen 10 % van het BBP. De
vervuiling bepaalt ook of kinderen op school en gezinnen hun dag
binnen of buiten doorbrengen(85).
De hoofdoorzaak is dat China evenveel steenkool verbruikt als de
rest van de wereld samen (3,8 miljard ton per jaar). En het
aantal auto’s (154 miljoen ) en motors (120 miljoen) blijft
toenemen. En door de vuile lucht nemen nog meer mensen de auto,
waarmee ze dan langer onder weg zijn dan met de fiets.
De overheid doet er wel wat aan door in te zetten op
hernieuwbare energie. En de uitgifte van nummerplaten of
kentekens voor auto’s wordt beperkt. Bij internationale
evenementen (O.S.2008, APEC, G20) werden vervuilende fabrieken
stilgelegd en de helft van de auto’s van straat gehaald.
Het Chinese onderwijs (Hoofdstuk V) heeft zijn beperkingen:
studenten willen nog altijd in het buitenland gaan studeren en
de overheid stimuleert dat. Een vraag stellen tijdens de les
beschouwen ze als een gebrek aan respect voor de leraar, voor
wie ze veel achting hebben (behalve tijdens de Culturele
Revolutie). Het aantal universitairen is in 20 jaar bijna
vertienvoudigd, 99 % van de jeugd is alfabeet en kent dus
minstens 1500 tekens.
De prestatiedruk en de competitie zijn heel hoog: 99 % van de
ouders willen dat hun kind naar de universiteit gaat en het
jaarlijks toelatingsexamen (gaokao) van twee dagen van telkens
negen uur is het scharniermoment voor de ca. 10 miljoen
studenten: daar bereiden zij en hun ouders zich jarenlang op
voor. De ouders betalen al vanaf de kleuterschool voor extra
naschoolse lessen. Slechts 60 % slaagt op deze kennistesten. De
uitslag bepaalt ook naar welke universiteit en welke opleiding
ze mogen gaan. Enkel de beste studenten krijgen hun favoriete
studierichting.
De 40 % niet-geslaagden kunnen op eigen kosten hun geluk wagen
op een mindere universiteit of meteen gaan werken. Soms zamelt
een heel dorp geld in voor een universitaire studie, wat de druk
op de student nog verhoogt. Ouders proberen ook op vele manieren
de leraren te beïnvloeden om betere punten te halen voor hun
kinderen. De schooldagen duren heel lang en per maand zijn er
maar twee vrije dagen, waardoor de scholieren er soms vermoeid
bij zitten. Vele tienerzelfmoorden zijn het gevolg van de hoge
prestatiedruk. Leraren zijn vaak nog zeer autoritair en delen
nog klappen uit. Dure privéscholen zijn zeer in trek: 2/3° van
de kleuterscholen zijn privé, met een kostprijs van 3.000 à
10.000 euro per jaar. Het aantal privé-universiteiten stijgt. En
de internationale scholen kosten zoveel als Harvard. Studenten
gaan massaal (0,5 à 2 miljoen per jaar) verder studeren aan
buitenlandse topuniversiteiten, omdat die een veel hogere status
hebben. Australië, Engeland, Canada en de VSA zijn zeer gegeerd.
De dochter van Xi Jinping studeerde in Harvard. Voor 4 jaar zijn
ze snel 200.000 euro kwijt. Vele ouders sturen hun kinderen al
in het middelbaar naar kostscholen in de VSA. Tussen 1978 en
2007 keerden slechts 1/3° na hun universiteit terug naar China,
nu bijna allemaal. Een probleem voor afgestudeerden is wel dat
¼° geen werk vindt of werk beneden hun diploma, omdat de Chinese
economie vooral nog mensen zoekt om te produceren en te
assembleren.
Hoofdstuk VI gaat over de Chinese consumenten. In 2000 hoorde 4
% van de gezinnen bij de middenklasse (inkomen tussen 9.000 en
35.000 € p.j.), in 2013 was dat 68 % en 3 % was miljonair of
miljardair. 85 % van de rijken woont in de grote steden, in
Beijing alleen al 150.00 euromiljonairs.
Ze zijn optimistisch en tevreden, maar ze willen nog wel wat
rijker worden. En ze hechten meer belang aan status en aan
buitenlandse merken dan wij en ze worden daar ook op beoordeeld.
Een Duitse of snelle Italiaanse auto hoort daarbij.
Toerisme boomt als nooit te voren, zowel in eigen land als in
alle werelddelen. In 2015 trokken 120 miljoen Chinezen naar het
buitenland, het dubbel van 2010. België kreeg er 200.000. Ze
komen kijken en vooral shoppen: dure merkproducten, die hier
veel minder duur zijn dan in China zelf. 180 miljard euro geven
ze jaarlijks uit in het buitenland, het vijfvoud van in 2008
(123). Soms hebben ze een kwalijke reputatie van voedsel
verspillen en roken op de kamer. De auteur verklaart dit vanuit
de Culturele Revolutie, toen een hele generatie geen opvoeding
kreeg(126) en omdat velen voor het eerst buiten China komen. Er
is dus beterschap op komst.
Het Chinese internet (Hfst. VII) staat verder dan het Westerse.
725 miljoen mensen zitten erop, 1/5° van de wereld, dat is meer
dan in Europa en de VSA samen. Ze kopen en chatten en spuien er
hun kritiek op alles wat misloopt. De e-commerce van Alibaba
heeft ook daar als gevolg dat goed draaiende winkels moeten
sluiten. Buiten China kent men vooral de censuur of de Great
Firewall, die ongewenste informatie blokkeert, met als doel de
sociale stabiliteit te bewaren. De kostprijs bedraagt miljarden.
Bekendste slachtoffers zijn of waren de buitenlanders die in
China YouTube, Google, Facebook, WhatsApp of Twitter willen
gebruiken of The New York Times willen lezen. Kennissen van ons
zijn nu(sept. 2017) in Beijing en kunnen via 4G vlot op Google
en Google Maps en zetten hun kritisch verslag probleemloos op
Facebook. Maar via wifi lukt het dan weer niet. En wat The New
York Times betreft, die werd geblokkeerd in 2012, toen ze
onthulde dat premier Wen Jiabao een fortuin had van 2,7 miljard.
En het “geblokkeerde” Facebook heeft nog 95 miljoen gebruikers.
Wifi is overal beschikbaar. Baidu(zoekmachine en encyclopedie)
en Youku Tudou werken even snel als Google en YouTube. Baidu,
Alibaba en Tencent(“BAT”) staan wereldwijd in de top-tien en
hebben beurswaardes tussen 110 en 250 miljard. WeChat staat met
800 miljoen gebruikers verder dan de Westerse apps:
communicatie, sociaal netwerk, iets boeken, betalen met
gezichtsherkenning, …
De sociale media hebben zoveel succes omdat de burger de
overheidsmedia wantrouwt en omdat ze daar hun kritiek op
voedsel, lucht en corruptie kwijt kunnen. De e-commercemarkt van
China is enorm groot (800 miljard euro) en zal in 2020 groter
zijn dan die van de VSA, GB, F,D en Japan samen, dank zij
Alibaba.
De investeringen in R&D zijn gestegen tot 3 % van het BBP of
boven het EU-gemiddelde van 2,1% . Sinds 2011 is China ook
wereldleider in de aanvraag van patenten.
In het verleden was China kampioen in kopiëren, maar nu wensen
ook Chinese bedrijven dat hun I.P. beschermd wordt. In Beijing,
Shanghai en Guangzhou zijn nu speciale IP-rechtbanken. Het
namaakwinkelcentrum Yaxiu is omgebouwd tot enkel nog originele
producten. Op de Global Innovation Index staat China nu op een
bescheiden 25° plaats, maar 40 jaar geleden was het nog een
ontwikkelingsland.
Hoofdstuk IX heet: beter rijk dan arm en ongelukkig. Het
vergelijkt het China van nu met de almacht van de CCP t.t.v. Mao
en zelfs in de jaren ’80-’90. De overheid bemoeit zich nu met
veel minder, de individuele vrijheid is groter dan ooit, het
individualisme helaas ook. De seksuele revolutie zorgt (zonder
pil) voor veel abortussen: 13 à 40 miljoen per jaar!
De druk op de burger is groot: lange files, lange wachtrijen,
zeer duur onderwijs, geluidsoverlast, studenten die met 8 een
kot van 10 m² moeten delen, winkeltjes die 17 uur per dag open
zijn, overbevolkte bussen, treinen en autowegen bij het Chinese
nieuwjaar, de grootste jaarlijkse volksverhuizing ter wereld. De
auteur geeft ook een hoop voorbeelden van kleine en grote
corruptie, van extreem-egoïstisch gedrag, o.a. door het
éénkindbeleid en het vervangen van 900.000 dorpen door
woonblokken of stadsuitbreidingen(182-185).
Hfst. X gaat over Qianan, een kleine stad van 600.000 inwoners
nabij de Chinese Muur, met meer staalfabrieken dan heel
Duitsland, veel luchtvervuiling, corruptie, prestigeprojecten en
hoge schulden. In 2008 gaven de staalfabrikanten nog dure
appartementen van 200.000 euro en dure auto’s aan
stadsambtenaren, in ruil voor vergunningen. Er werd meer luxe
geëtaleerd door ongemanierde lieden in dure auto’s dan in Knokke
en PIPA verkocht er de duurste Belgische duiven. Maar nu is de
economie veranderd, de staalfabrieken zijn failliet, er is
werkloosheid, alcoholisme en diefstal. De anticorruptiecampagne
heeft er succes: de overdreven luxe en de corruptie zijn
verdwenen, tegen verschillende ambtenaren lopen rechtszaken, de
dure auto’s staan onder het stof in ondergrondse parkings.
Het laatste hoofdstuk (XI) gaat over de ommekeer in de Chinese
economie van industriële productie naar diensten. Ondanks de
groeiende privésector, zijn er nog 155.000 staatsbedrijven, die
de grote sectoren domineren en waarvan er 90 in de Global
Fortune 500 List staan. Maar hun belang is gedaald van 78 % in
1978 naar 26 % in 2011. China exporteert nu meer
hightech(smartphones, robots, zonnepanelen) dan textiel en
schoenen(215), terwijl men in het Westen het omgekeerde
vermoedt. De staat geeft hoge exportsubsidies, wat in onze ogen
protectionisme en concurrentievervalsing is. Wereldwijd neemt
China bedrijven over. Slechts 2,5 % van die investeringen gaat
naar België, omdat ons land institutioneel te complex is en
weinig grote bedrijven heeft. Chinees zijn nu: Wijnegem en
Waasland shopping, 49 % van de haven van Zeebrugge. De poging om
Eandis over te nemen mislukte.
Met zijn “One Belt, One Road” / Eén gordel, één weg of Nieuwe
Zijderoute wil China de Atlantische Oceaan verbinden met de
Stille. Daar heeft het 1400 miljard voor over, een veelvoud van
het Marshallplan van 1947, omgerekend naar vandaag.
Het boek eindigt met een massa referenties naar tijdschriften en
kranten. Boeken staan er helaas niet bij.
De auteur is zeker geslaagd in zijn opzet: een juistere en meer
genuanceerde kijk geven op het huidige China en een pak
verouderde vooroordelen wegwerken. Hij beseft dat alles zeer
snel verandert in China en dat zijn boek over een paar jaar al
aangepast zal moeten worden.
Voor die update geven we al een paar suggesties: een kaart
toevoegen met minder bekende plaatsen zoals Yichun, Taian,
Qianan, Tangshan; een alfabetische lijst met begrippen die nu
één keer verklaard worden: hulou(55), luan(71), feng
shui(62),laowai(91),gaokao(100), huanying(124), chi ku (179),
hongbao(182), guanxi(186),huanbaoju(200), dianliju(200). Ook de
afkortingen mogen daarin staan: SOE, RCEP, OBOR, BYD, … Met
enkele tabellen zou hij de rijkdom en armoede visueler kunnen
aantonen, de godsdiensten en hun gelovigen, de steden met meer
dan 10 miljoen inwoners.
Nog een paar details: Liu Xiaobo(93) is inmiddels overleden,
“Ondanks dat ..”(89,101,144) is geen voegwoord in het
Nederlands, “alhoewel” en “ofschoon” wel. En de E.U. heeft
voorlopig nog 28 leden i.p.v. 26 (54). Agten stoort zich niet
aan het feit dat China besluiten van het Internationaal
Gerechtshof naast zich neerlegt.
Globaal gezien geeft Agten een prima en doorleefde kijk op het
huidige China, vanuit China, niet vanuit een kantoor ergens in
Europa of een afgesloten compound in China. Hij leeft er ook
tussen de Chinezen, is echt geïnteresseerd in hun lot, voelt
zich meer Chinees dan Belg, terwijl de meeste expats zich
profileren als Chinakenner (ze kennen hun chauffeur, hun bedrijf
en hun afgesloten gemeenschap), maar geen interactie hebben met
de plaatselijke bevolking. De titel van dit boek is dan ook niet
goed gekozen: het boek gaat niet over Sven, maar over China en
de Chinese bevolking.
Jef Abbeel, september 2017