Recensies van boeken over de geschiedenis van China.
Geschiedenis van China
In de loop der jaren schreef Jef Abbeel een groot aantal recensies van boeken over de geschiedenis van China. Op deze pagina vindt u een overzicht.
Inhoud
- Recensies over China
- Geschiedenis van China 1
- Geschiedenis van China 2
- Geschiedenis van China 3
- Geschiedenis van China 4
- Geschiedenis van China 5
- Geschiedenis van China 6
- Geschiedenis van China 7
- Geschiedenis van China 8
- Geschiedenis van China 9
- Geschiedenis van China 10
- Geschiedenis van China 11
- Geschiedenis van China 12
- Geschiedenis van China 13
- Geschiedenis van China 14
- Geschiedenis van China 15
- Geschiedenis van China 16
- Geschiedenis van China 17
- Geschiedenis van China 18
- Geschiedenis van China 19
- Geschiedenis van China 20
- Geschiedenis van China 21
- Geschiedenis van China 22
- Geschiedenis van China 23
- Geschiedenis van China 24
- Geschiedenis van China 25
- Geschiedenis van China 26
- Geschiedenis van China 27
- Geschiedenis van China 28
- Geschiedenis van China 29
- Geschiedenis van China 30
- Geschiedenis van China 31
- Geschiedenis van China 32
China, een algemeen overzicht
Dit documentair overzicht van de Chinese geschiedenis, cultuur,
wetenschap, kunst en politiek is samengesteld door Cheng
Shan-Hwei, een Chinese dame, die geboren is in Sichuan,
opgroeide in Taiwan en via de VSA in Eindhoven belandde;
coauteur is haar man, Jan Willem Nienhuys.
Het is een stevig album, met harde kaft, vol functionele foto’s,
prenten, tekeningen en kaarten. Achteraan staan de namen van de
keizers en andere heersers, een literatuurlijst en een beknopt
register.
Het telt 16 hoofdstukken. Het eerste schetst China in
vogelvlucht : geografie, ligging ( grotendeels op de breedte van
Rome en Cuba ), taal. De hoofdstukken 2 tot 14 bespreken de
geschiedenis zeer uitvoerig, vanaf het zeer verre verleden tot
vandaag, met heel veel foto’s en ook heel veel aandacht voor
cultuur en filosofie. Opmerkelijke dingen : de Chinese wanmolen
van 200 v.C. is nu nog in gebruik, de drukkunst was er al in de
7° eeuw en het buskruit rond 850.
Bij de Chinese ontdekkingsreizen van vóór Columbus, nl. Zheng
He, 1421 – 1423, geven de auteurs toe dat het boek van Gavin
Menzies uit de lucht is gegrepen : Zheng He voer naar Mombasa in
Kenia, maar niet naar Amerika. Volgens hen was de hoge kostprijs
de reden om de expedities stop te zetten.
Er zijn ook een andere versies, o.a. een bliksem en brand in de
Verboden Stad, die door confucianistische mandarijnen beschouwd
werd als voorteken dat de Hemel zich verzette tegen China’s
openheid. Of de dreiging vanuit het noorden ( Mongolen ) en
vanuit het oosten ( Japan).
Het zeeverbod gold van 1433 tot 1567. De kust werd als het ware
een tweede grote muur.
In de 17° eeuw kwamen illustere jezuïeten naar China, o.a.
Matteo Ricci en Ferdinand Verbiest. Ze werden gewaardeerd om hun
kennis en vaardigheden, maar hun bekeringspogingen mislukten. De
Nederlandse V.O.C. raakte niet verder dan Taiwan.
China beschouwde niet alleen zijn buurlanden Korea, Vietnam,
Birma als belastingplichtig, maar ook … Engeland. Lord
Macartney, gezant van de Britse koning, weigerde de kowtow ( 3 x
knielen en telkens 3 x hoofd tegen de grond buigen) en werd dus
door keizer Qianlong teruggestuurd.
Met de Opiumoorlog van 1840 begon de eeuw van de vernederingen :
het verzwakte China was niet meer opgewassen tegen Engeland,
Frankrijk, Japan en andere agressors en moest “ongelijke”
verdragen sluiten. Hongkong en Birma moest het afstaan aan
Engeland, Vietnam en Laos aan Frankrijk (1882), het
spoorwegenmonopolie eveneens aan Frankrijk, Taiwan en Korea aan
Japan.
Rond 1900 ontstond de Boksersopstand en kwamen ook Chinese
intellectuelen in verzet tegen hun keizer. In 1912 werd Puyi, de
laatste “verheven heerser”, afgezet. De nieuwe republiek koos
1912 als eerste jaar van de nieuwe kalender, 10.10(.1911) werd
de nationale feestdag, Sun Yat-sen de vader van de republiek.
Deze nieuwe republiek kende een wankel bestaan. Na Sun volgde
Tsjang Kai-sjek. In Versailles werd beslist dat Japan ook nog de
voorrechten van Duitsland in China kreeg. De burgeroorlog tussen
Tsjang en Mao dreef China verder naar de ondergang. In 1931 –
1932 veroverde Japan Mantsjoerije en stelde er Puyi aan tot
“verheven heerser” onder Japanse voogdij. In 1937 viel Japan nog
eens aan, ging daarbij wreed te keer, o.a. in Nanjing, gebruikte
zelfs gifgas, biologische wapens ( ziekteverwekkende
bacteriebommen) en deed ook vivisectie op Chinese
krijgsgevangenen. De daders werden na de oorlog beloond i.p.v.
bestraft, ofschoon ze volgens de auteurs veel meer misdaan
hadden dan Josef Mengele in Auschwitz, iets wat m.i. bijna
onmogelijk is.
De schrijvers ergeren zich ook aan de milde houding van de VSA
tegenover Japan, aan het gedrag van de Sovjets in 1945 en aan de
huidige Japanse leiders.
China werd in 1948-49 ook nog geteisterd door een hyperinflatie
van 5% per dag, waardoor de prijzen stegen met 135.000.
Op 1 oktober 1949 eindigde de Burgeroorlog met een
communistische overwinning.
Mao collectiviseerde de landbouw, hij pakte “kapitalisten” en
“contrarevolutionairen” hard aan, verdroeg geen kritiek,
stapelde de economische blunders op.
Gevolg : tussen 1958 en 1961 stierven 30 à 40 miljoen van de 650
miljoen Chinezen van honger. Ondertussen werd graan en vlees
uitgevoerd, leefde Mao in grote luxe en bezorgde hij vele
meisjes een geslachtsziekte.
De Culturele Revolutie van 1966 tot 1976 was zijn laatste grote
blunder : het was een regelrechte ramp voor economie, onderwijs,
wetenschap en techniek. In die periode werden wel de banden met
de VSA hersteld.
In 1976 stierven Tsjoe Enlai en Mao. Hua Guofeng volgde op, Deng
nam over en introduceerde de hervormingen. Democratie was daar
niet bij, zoals bleek in 1989 op het Tiananmenplein. Jiang Zemin
en Hu Jintao zetten zijn beleid verder en maakten van China een
grootmacht dank zij een fabuleuze economische groei, die zijn
gelijke niet kent in de geschiedenis : nooit eerder kregen
zoveel mensen het zoveel beter; China verdubbelt zijn reëel
inkomen per hoofd om de zeven jaar, in Engeland en Amerika was
dat in de 50 jaar.
Het doel van Deng was : elke gezin vier draaiende dingen : een
fiets, horloge, radio en naaimachine. Dat is al lang gehaald en
achterhaald.
De groei ging gepaard met keerzijden : ongelijkheid,
milieuschade, braindrain, jacht op geld.
De hoofdstukken over politieke geschiedenis worden telkens
afgewisseld met een hoofdstuk over cultuur, literatuur,
architectuur, kunst, kalligrafie. Hier staan meestal veel meer
ongekende zaken in. Ze zijn ook bijzonder fraai geïllustreerd
met prachtige en originele foto’s.
Taiwan en Tibet krijgen een apart hoofdstuk met hun
geschiedenis, cultuur, economie, aardrijkskunde ( ze zijn
respectievelijk iets groter dan België en 40 keer zo groot ). De
onderwerping van het bergachtige Tibet wordt niet goedgekeurd :
ze verliep zeer moeizaam, met geweld en wreedheden langs beide
kanten en duurde 10 jaar : 1950 – 1959. Vóór 1950 heerste er een
religieuze en harde dictatuur van 100.000 monniken en nonnen
over lijfeigenen en slaven. In 1969 kwamen de Tibetanen voor de
laatste keer in opstand tegen de Culturele Revolutie, die een
grot aantal tempels vernietigd had. De auteurs schetsen een
beeld van Tibet en van de Dalai Lama, dat sterk afwijkt van wat
de geestelijke leider zelf vertelt. Zij loven de vooruitgang en
beweren dat de Tibetanen nog altijd een ruime numerieke
meerderheid vormen in eigen land i.p.v. een minderheid. De
Han-Chinezen delen er de lakens uit, maar ze wonen er niet graag
en niet voor lange tijd.
Het boek eindigt met uitspraakregels, tabellen met regeringen
van 3.000 v.C. tot nu, een bibliografie en een register.
Enkele opmerkingen : de titel van het boek is weinig origineel.
Het register is wel heel selectief of erg onvolledig. In de
bibliografie missen we de recente boeken van H. Van de Voorde,
J. Boden, U. Libbrecht, J. Lovell, Ng Sauw Tjhoi – Marc
Vandepitte, C. Vuylsteke, S. Plasschaert en de Nederlandse
vertaling van Jung Chang, Mao. Een woordenlijst met de eindeloos
vele Chinese begrippen ( cong, feitian, jade, soetra etc. ) zou
voor veel lezers een opluchting zijn.
Bij de eerste Westerse bezoekers ontbreekt Willem van Rubroek,
die er was vóór Marco Polo en die ook een betrouwbaar
reisverslag maakte. Hij komt ook uitgebreid aan bod bij Ulrich
Libbrecht, “De geelzucht van Europa”, Leuven, 2004, een boek dat
ook meer aandacht besteedt aan de vroege Chinese uitvindingen en
gebruiksvoorwerpen.
Soms ontbreekt de datum, bv. bij de reis van de Iers -Engelse
diplomaat George Macartney
( 1792-1794).
De sterke kant van het boek zit in de grote aandacht voor
cultuur, kunst en archeologie : daarin overtreft het alle andere
Nederlandstalige publicaties.
Referentie
Cheng Shan – Hwei en Jan Willem Nienhuys, China. Geschiedenis,
cultuur, wetenschap, kunst, politiek. Uitgeverij VBK, Diemen /
Wommelgem, 2006. 479 p. ; foto’s, kaarten, tabellen, register.
ISBN 90 – 8571 – 021 – 9; € 39,95.