Recensies van boeken over de geschiedenis van China.
Geschiedenis van China
In de loop der jaren schreef Jef Abbeel een groot aantal recensies van boeken over de geschiedenis van China. Op deze pagina vindt u een overzicht.
Inhoud
- Recensies over China
- Geschiedenis van China 1
- Geschiedenis van China 2
- Geschiedenis van China 3
- Geschiedenis van China 4
- Geschiedenis van China 5
- Geschiedenis van China 6
- Geschiedenis van China 7
- Geschiedenis van China 8
- Geschiedenis van China 9
- Geschiedenis van China 10
- Geschiedenis van China 11
- Geschiedenis van China 12
- Geschiedenis van China 13
- Geschiedenis van China 14
- Geschiedenis van China 15
- Geschiedenis van China 16
- Geschiedenis van China 17
- Geschiedenis van China 18
- Geschiedenis van China 19
- Geschiedenis van China 20
- Geschiedenis van China 21
- Geschiedenis van China 22
- Geschiedenis van China 23
- Geschiedenis van China 24
- Geschiedenis van China 25
- Geschiedenis van China 26
- Geschiedenis van China 27
- Geschiedenis van China 28
- Geschiedenis van China 29
- Geschiedenis van China 30
- Geschiedenis van China 31
- Geschiedenis van China 32
De Grote Sprong en de nog grotere hongersnood
Mao’s Grote Sprong (1958-1962) was een grootschalig communistisch avontuur, bedoeld om agrarisch China in hoog tempo om te vormen tot een industriële grootmacht, die zou kunnen wedijveren met de SU en Groot-Brittannië. Het experiment van boerenzoon Mao, een voluntarist zonder economische opleiding, ontaardde in de meest dramatische periode uit de 62-jarige geschiedenis van de Volksrepubliek.
Frank Dikötter is sinoloog, van Nederlandse origine en professor
aan de universiteiten van Hongkong en Londen. Hoewel die
hongersnood nog altijd taboe is in het huidige China, waar
vetklinieken voor tieners van 100 tot 300 kilo het omgekeerd
fenomeen vormen, mocht de auteur een resem provinciale archieven
inkijken. De centrale archieven van de CCP in Beijing zullen
wellicht pas in de verre toekomst toegankelijk zijn. Die
provinciale archieven bevatten schrijnende getuigenissen en doen
Dikötter concluderen dat het dodental 45 miljoen was in plaats
van 30 miljoen, zoals tot nu toe verondersteld werd.
De auteur geeft eerst een algemeen chronologisch overzicht van
de gebeurtenissen in China, de SU en zijn bondgenoten, van 1949
tot 1966.Daarbij zien we dat Mao en andere partijleiders de SU
bezochten in 1949 en 1957 en Chroesjtsjov naar Beijing kwam in
1958. Tijdens de ontmoeting in november 1957 voorspelde
Chroesjtsjov de zijn land de VSA zou inhalen in 15 jaar tijd en
dat China hetzelfde zou doen met Groot-Brittannië. De tweede
voorspelling kwam uit, maar dan in 50 jaar.
Aan de Grote Sprong ging al een Socialistisch hooggetijde of
Kleine Sprong vooraf. De collectivisatie in 1955 – 1956 leidde
tot verzet van de boeren, die hun vee afslachtten en hun graan
verstopten, met hongersnood als gevolg. Premier Zhou Enlai en
economieplanner Chen Yun zagen dit in en wilden de omvang van de
collectieve boerderijen reduceren, een beperkte vrije markt
herinvoeren en meer privé productie toelaten. Maar Mao zag dit
als een aanval op zijn persoon. Geďnspireerd door de Hongaarse
revolutie, lanceerde hij in april 1957 de 100 bloemen campagne,
om de critici te ontmaskeren. Toen de critici ook de partij en
zijn leiderschap in vraag stelden, was hij woedend. Hij belastte
Deng Xiaoping met het oppakken van een half miljoen studenten en
intellectuelen; ze werden gedeporteerd naar afgelegen
werkkampen. Dan lanceerde hij zijn Grote Sprong Voorwaarts.
Weinigen durfden nog weerstand te bieden. Pas in 1961 zien Liu
Shaoqi en anderen de omvang van de hongersnood, die pas ophoudt
op het einde van 1962.
Dikötter onderzoekt hoe het zo ver is kunnen komen. Hij vertrekt
daarbij in de jaren ’20, bij de burgeroorlog tussen Mao en
Tsjang. De dood van Stalin in 1953 was voor Mao een opluchting :
er kwam een einde aan bijna 30 jaar van vernederingen door en
onderdanigheid aan Stalin. Mao zag zichzelf nu als het leidende
licht van het communisme, dat op het punt stond het kapitalisme
omver te werpen. Hij was het toch die een tweede
Oktoberrevolutie had bezorgd aan één vierde van de
wereldbevolking.
Voor Chroesjtsjov had Mao weinig respect. In navolging van
Stalin, noemde hij hem een leeghoofd. Maar precies die
Chroesjtsjov zorgde voor een massale transfer van technologie
naar China : honderden fabrieken werden er gebouwd met Russische
hulp. Overal en op alle domeinen waren Russische adviseurs
aanwezig en 10.000 Chinese studenten mochten in de SU verder
studeren. In oktober 1959 leverde Chroesjtsjov in het grootste
geheim zelfs de felbegeerde atoombom aan Mao. De kostprijs
hiervan is onbekend.
De Grote Sprong dan. Zoals de SU binnen 15 jaar de VSA zou
inhalen, zocht Mao naar een middel om Groot-Brittannië in
dezelfde termijn te overtreffen. Wie bedenkingen of twijfels
uitte, zoals Zhou Enlai of Chen Yun, werd vernederd.
Er werden zinloze projecten uitgevoerd, zoals een dam in de Gele
Rivier, waardoor de hoeveelheid slib verdubbelde in plaats van
te verdwijnen. Overal werden miljoenen mensen gedwongen om zware
arbeid te verrichten bij irrigatieprojecten, aanleggen van
waterreservoirs etc. Li Zhisui, lijfarts van Mao, 38 jaar jong
en stevig, was na twee weken uitgeput. De dorpsbewoners kregen
te horen dat ze nooit een slecht woord mochten zeggen over de
Grote Sprong tegen bezoekers. Uit heel het land kwamen lovende
rapporten binnen over nieuwe records bij de oogst van katoen,
rijst, tarwe, pindanootjes. Mao vroeg zich zelfs af wat hij
moest doen met de overschotten. Maar de cijfers waren
opgeschroefd en wat 410 miljoen ton was op papier, was in feite
slechts 200 miljoen (62).
In zijn zoektocht naar een alternatief voor het Sovjet model,
bracht Mao de industrie naar de dorpsbewoners in plaats van
omgekeerd. Ze moesten allemaal staal produceren in kleine
oventjes in hun tuin en dat moest de productie verdubbelen in
één jaar tijd. Vóór einde 1960 zou hij de Britten ver achter
zich laten, de SU evenaren en in 1962 de VSA overtreffen. In
1957 sprak hij nog over 5,35 miljoen ton, voor 1962 voorspelde
hij 100 miljoen of bijna het twintigvoudige. Vele dorpsbewoners
zagen dit niet zitten en trokken naar de steden.
In 1958 stierven al ongeveer 5 miljoen mensen aan de honger.
Dikötter toont dit aan met massa’s cijfers uit vele
provincies(67, 89 e.v.). De hongerrapporten bereikten ook Mao,
hij versoepelde zijn eisen, maar hij week niet af van zijn
utopische plannen. Het platteland moest nog meer graan naar de
steden sturen en nog meer voedsel leveren als betaalmiddel voor
de import uit het buitenland. Deze import van tienduizenden
machines en fabrieken kwam bijna uitsluitend uit de SU en het
Oostblok, want de VN en de VSA hadden in 1951 een embargo
opgelegd wegens Mao’s agressieve houding in de Koreaanse oorlog.
In 1958 wilde Mao de Grote Sprong versnellen en drong hij bij de
Russen en de DDR aan op meer hulp. De import uit beide landen
groeide met 7 % in 1958-1959. Ook Engeland en de BRD
vermenigvuldigden hun export naar China(75) : het embargo was
dus niet waterdicht. Premier Zhou Enlai drong bij de Russen ook
aan op de bouw van een moderne zee- en luchtmacht. De schuld van
China bij de SU steeg tot 1,4 miljard roebel. China betaalde met
zeldzame mineralen, goederen en levensmiddelen (graan, rijst,
sojabonen, fruit, huishoudolie, vlees in blik, tabak). Die
levensmiddelen kwamen Chroesjtsjov goed van pas in zijn campagne
om meer consumptiegoederen te fabriceren en de VSA te
overtreffen in de productie van graan, melk en boter. Ook Walter
Ulbricht kon meer levensmiddelen gebruiken om de leegloop van
zijn DDR te stoppen en voor zijn belofte in 1958 dat hij binnen
3 jaar de BRD zou inhalen. Hongarije en Tsjecho-Slowakije kregen
ook Chinese voedingsmiddelen. China exporteerde ook kleren onder
de kostprijs, terwijl de eigen bevolking in het binnenland de
winter moest trotseren in katoenen kleding (80).
In april 1959 raadde Mao vegetarisch voedsel aan, om meer vlees
te kunnen exporteren. Behalve het varkensvlees, moest ook meer
huishoudolie uitgevoerd worden. Alle handelspartners hadden
klachten over de slechte kwaliteit van de Chinese producten, die
toen niet konden tippen aan de huidige : de blikjes waren
verroest, de schoenen defect, de batterijen lekten, in de eieren
voor de BRD zat salmonella (82). Gevolg : China moest ze
vervangen, wat ook weer veel kostte (300 miljoen yuan, 83). In
1959 steeg het handelstekort met Oost-Europa en de SU tot 300
miljoen yuan. Dit leidde dan weer tot spanningen in 1960. Mao
beval dan om nog meer graan op te eisen bij de boeren, zowel
voor de stadsbewoners als voor de export. Liu Shaoqi, Zhou
Enlai, Chen Yun, Zhu De, Lin Biao waagden het om kritiek te
uiten, maar ze kregen ervan langs. Enkel Deng ontsnapte aan de
verwijten van Mao. Peng Dehuai werd zelfs ontslagen als minister
van defensie.
De berichten over hongerdoden bereikten ook de SU. In juni-juli
1959 liet partijleider Chroesjtsjov weten dat hij niet langer
meewerkte aan de ontwikkeling van Chinese nucleaire wapens en
dat hij ook de communes en de Grote Sprong afkeurde. De Chinezen
verweten op hun beurt de Russen dat ze India steunden in het
grensconflict met China. Vanaf 1960 eiste Mao ook het
leiderschap op van het wereldcommunisme.
In juli 1960 verlieten ca. 4000 Russen China (104). Voor Mao was
dit een regelrechte economische ramp : de handelsrelaties
stortten in, lopende projecten en transfer van militaire
technologie vielen stil.
Normaal was er nu meer voedsel voor de bevolking, maar trots en
hybris deden Mao besluiten de schulden aan de SU vervroegd af
te betalen in 2 i.p.v. 16 jaar, hoewel de Russen dat niet
vroegen. Bijgevolg moest er nog meer graan,rijst, katoen,
plantaardige olie uitgevoerd worden en vielen er in 1960-1962
tientallen miljoenen hongerdoden(105). Vanaf 1961 moest China
zelf graan importeren uit Australië, Canada en andere Westerse
landen. Het had geen valuta om het te betalen; het ging ten
koste van de goud- en zilverreserves, die slonken. De SU wou
graan leveren, maar Mao was te trots om het uit hun hand te
aanvaarden. De twee communistische broederstaten leverden ook
nog eens strijd in Afrika om de nieuwe onafhankelijke regimes
aan hun kant te krijgen.
Bij het opeisen van graan stond Mao niet alleen : ook Zhou Enlai
en Deng Xiaoping werkten ongenadig mee. Mao gaf dan ook nog eens
het bevel om minder hectaren te bebouwen : 107 miljoen in 1961
tegenover 130 in 1958. En door gebrek aan zaaigoed, lagen in
1962 nog meer hectaren braak. Ook de katoenproductie ging fel
achteruit en het aantal varkens daalde tot ź tussen 1958 en 1961
(160-161).
De industrie kwam eveneens in verval. Een delegatie uit de DDR
zag in 1961 in Shanghai en Wuhan meer verroeste, verwaarloosde
en afgebroken machines dan functionerende. De helft van de
arbeiders leed honger. Ook het transport kwam in
verval(146-156).
Maar Mao was niet in te tomen. Het Tiananmen plein moest en zou
groter worden dan het Rode Plein in Moskou. Er moesten 400.000
mensen voor hem kunnen paraderen. En zo geschiedde. De
Middeleeuwse wallen, poorten en straten werden met de grond
gelijk gemaakt om een plein te creëren van 60 voetbalvelden of
37 km˛ voor de viering van de tiende verjaardag van de Chinese
Oktoberrevolutie in 1959 (163). Er kwam een treinstation met een
capaciteit van 200.000 reizigers, een grote hal van het volk,
een museum van de Chinese geschiedenis, een monumentaal
gedenkteken voor de helden van het volk. Ook elders in het land
werden prestigemonumenten neergezet. Het geld kon niet op. Twee
derde van de religieuze gebouwen zoals kerken, tempels en
moskeeën moesten plaats ruimen voor werkplaatsen, kantines,
slaapzalen. Voor de religieuze leiders had en een oplossing : ze
werden bij de arbeiders aan het werk gezet. Ook historische
monumenten moesten het ontgelden : eeuwenoude grafmonumenten,
tempels, stadsmuren werden afgebroken en de stenen werden benut
als bouwmateriaal(168). Nog vóór de Culturele Revolutie, was er
dus al een grote schoonmaak gehouden.
Ook de bossen werden gedecimeerd : het hout moest dienen voor de
staaloventjes. Irrigatieprojecten, lederfabrieken, papier- en
scheikundige bedrijven vervuilden massaal het water van de
rivieren. De campagne tegen de spreeuwen (1958) kreeg zoveel
enthousiaste medewerkers en was zo succesvol dat het land in
1959-1960 overspoeld werd door insecten, die ongenadig rijst,
graan en katoen vernietigden. Naast de miljoenen spreeuwen
sneuvelden ongetwijfeld evenveel andere nuttige vogels. De ijver
waarmee de bevolking in de klopjacht te werk ging, was zo
indrukwekkend, dat getuigen zoals de Russische expert Mikhail
Klochko hun ogen niet konden geloven. Zijn beschrijving
illustreert dat Mao de massa kon mobiliseren als geen ander.
De auteur besteedt ook een hoofdstuk aan de gelijkheid in China.
Dit begrip was relatief, zoals in de andere communistische
regimes. Ook hier was een nomenclatura, met stevig bewaakte
residenties achter hoge wallen, eigen winkels, betere
kwaliteiten van tabak etc. De hongersnood had geen vat op hen.
Eet- en drinkfestijnen gingen vrolijk verder(193-194). Het
gewone volk daarentegen moest van alles doen om te overleven :
handel drijven in alles, stelen bij bedrijven, buren of uit de
peutertuinen, aanvallen op graanschuren van de overheid en op
goederentreinen(224), wegvluchten uit de dorpen, in de
overtuiging dat in de steden rijst en werk in overvloed aanwezig
waren, wat helaas een illusie was. De lokale dorpshoofden traden
hard op tegen de vluchters of tegen hun achterblijvende familie.
Op 18 juni 1961 besloot de partijleiding om 20 miljoen mensen
terug naar de dorpen te jagen, gespreid over twee jaar. Wie kon,
vluchtte naar Hongkong, Vietnam, Kazachstan (SU). Een veel
voorkomende straf voor diefstal van voedsel was alle kleren
afpakken en de man of vrouw naakt doen werken in de vrieskou.
Folteringen kwamen ook voor: kokend water of urine werd over
mensen gegoten, het haar werd uitgetrokken, de oren of neus
afgekapt (294-295). Het aantal zelfmoorden haalde epidemische
proporties. Kannibalisme kwam ook voor(320). De armoede trof
vooral de armsten. Moeders brachten hun kindjes massaal naar de
peutertuinen om zelf te kunnen werken en zodra de kinderen de
schoolleeftijd bereikten, moesten ze ook gaan werken. Sommigen
werden verkocht of weggegeven om voedsel uit te sparen. De
honger leidde tot allerlei ziektes bij de vrouwen :
onregelmatige menstruatie, verzakking van de baarmoeder,
kinderloosheid. Ook de bejaarden waren te beklagen : velen
werden op hongerdieet gezet. De hongersnood veroorzaakte ook
allerlei ziektes zoals bloeddiarree, tyfus (hongerkoorts),
hepatitis, malaria. Dorpsbewoners roofden de bossen leeg, niet
enkel voor het hout, maar ook om hun lege maag te vullen met
planten, bessen, noten, zelfs boomschors en bladeren. Ook zieke
dieren werden opgegeten. In de laogai lag het aantal doden nog
hoger dan in de dorpen : ca. 700.000 op 1,8 miljoen in
1958-1962(289).
Hoeveel doden waren er in totaal voor de periode 1958-1962 ? In
het verleden liepen de schattingen uiteen van 23 tot 46 miljoen
op een bevolking van 650 miljoen. Dikötter houdt het bij
minstens 45 miljoen(324-325). Het definitieve cijfer zullen we
pas kennen als de CCP alle archieven openstelt. Hier heeft ze
m.i. weinig of niets bij te winnen zolang ze Mao overeind wil
houden en hem niets wil verwijten. Het zal ook nog even duren
voordat dit boek in China zal mogen verschijnen.
Ons oordeel dan. Het boek lijkt één lange klaagzang; als lezer
vraag je je af of er dan niets goeds gebeurde in die jaren. Het
is ook erg gedetailleerd, soms langdradig en zich zelf
herhalend. Je moet het dus niet lezen als ontspanning. Tegelijk
is het één van de meest degelijke studies over het Mao-tijdperk
en over de relaties met het Oostblok, die duidelijk ruimer waren
dan enkel met de SU. Ook in de DDR, Albanië, Noord-Vietnam e.a.
had men Chinese rijst, graan, huishoudolie en katoen.
Dikötter legt ook een verband tussen de Grote Sprong en die
andere catastrofe, de Culturele Revolutie(1966-1976). Premier
Liu Shaoqi was aanvankelijk ook een aanhanger van het
experiment, maar zodra hij in april 1961 zijn eigen provincie
Hunan bezocht en daar geconfronteerd werd met de afgrijselijke
hongersnood, wiep hij zich op als felle tegenstander en
overtuigde hij Mao om ermee te stoppen. Maar Mao nam weerwraak
met zijn Culturele Revolutie : Liu was één van de eerste
slachtoffers van de barbaarse studentenacties. Hij stierf in
1974 aan kanker, in bijzonder triestige omstandigheden.
Dikötter kreeg de kans om meer archieven in te kijken dan zijn
voorgangers Jasper Becker (Hungry Ghosts : Mao’s Secret Famine,
1996 ) en het duo Jung Chang – Jon Halliday (Mao : The Unknown
Story, 2005). Zijn knappe studie bevat een rijkdom aan
informatie voor geduldige lezers. Zijn Engels is niet eenvoudig.
Referentie
Frank Dikötter, Mao’s Great Famine. The history of China’s most
devastating catastrophe, 1958-1962. Uitgeverij Bloomsbury,
London, 2010. 422 p. ; kaart, chronologisch overzicht, foto’s,
bibliografie, noten, register. ISBN 978 0 7475 9508 3
(hardback); Ł 25.
Jef Abbeel, februari – maart 2011