Kishore Mahbubani. Heeft China al gewonnen? Uitgeverij
Nieuw-Amsterdam, A’dam/Agora, Aalst, 2020 / ISBN
978-90-468-2715-4 /. Vertaling door Ronny Boley van ‘Has China
Won? The Chinese Challenge to American Supremacy’ / 320 p.,
noten, register /Paperback, 21 x 13 cm, € 24,99
Heeft China al gewonnen?
De auteur (°1948) is professor in Singapore en bekend om zijn succesvolle boeken zoals ‘De eeuw van Azië’ (2008). Hij stelt zich voor als Chinees: ‘Wij Chinezen’ (p. 24).
Inhoud
- Recensies over China
- Geschiedenis van China 1
- Geschiedenis van China 2
- Geschiedenis van China 3
- Geschiedenis van China 4
- Geschiedenis van China 5
- Geschiedenis van China 6
- Geschiedenis van China 7
- Geschiedenis van China 8
- Geschiedenis van China 9
- Geschiedenis van China 10
- Geschiedenis van China 11
- Geschiedenis van China 12
- Geschiedenis van China 13
- Geschiedenis van China 14
- Geschiedenis van China 15
- Geschiedenis van China 16
- Geschiedenis van China 17
- Geschiedenis van China 18
- Geschiedenis van China 19
- Geschiedenis van China 20
- Geschiedenis van China 21
- Geschiedenis van China 22
- Geschiedenis van China 23
- Geschiedenis van China 24
- Geschiedenis van China 25
- Geschiedenis van China 26
- Geschiedenis van China 27
- Geschiedenis van China 28
- Geschiedenis van China 29
- Geschiedenis van China 30
- Geschiedenis van China 31
- Geschiedenis van China 32
- Geschiedenis van China 33
- Geschiedenis van China 34
- Geschiedenis van China 35
- Geschiedenis van China 36
Heeft China al gewonnen?
Al
in zijn inleiding zegt hij dat Amerika geen
langetermijnstrategie heeft voor China en dat het de Chinese
Communistische Partij (CCP) beschouwt als communistisch (dat
doen Clive Hamilton en Mareike Ohlberg ook) in plaats van als
een Chinese-cultuur-partij. Hij beweert ook dat het gemiddelde
inkomen van de onderste 50% van de Amerikanen al meer dan 30
jaar afneemt en dat de koopkrachtpariteit sinds 2018 lager ligt
dan de Chinese (p. 15). De toon is dus gezet.
Maar Amerika blijft de grootste talenten kweken en uit heel de
wereld aantrekken. In China wordt geen enkel groot bedrijf
bestuurd door een buitenlander. In Amerika heel wat, o.a. door
Indiërs. Voorlopig heeft heel wereld nog vertrouwen in de
dollar: 41% van de handel verloopt in dollar, 1% in de Chinese
munteenheid renminbi. En Amerika heeft de beste universiteiten
en de meeste Nobelprijswinnaars (p. 22-23).
Mahbubani hoopt dat er geen conflict komt tussen China en
Amerika en ontleedt de fouten van beide kanten. China heeft
fouten gemaakt door Amerikaanse bedrijven te verplichten hun
technologie over te dragen, door diefstal van intellectuele
eigendom en door eigen bedrijven te bevoordelen. Hij adviseert
de Chinese regering om de beperkingen voor buitenlandse
bedrijven snel op te heffen (p. 44).
Trump krijgt het verwijt dat hij unilateraal en zonder visie de
grootste krachtmeting uit de geschiedenis is aangegaan. Die
visie was er wel, dankzij Kennan, toen de VS in 1947 de strijd
aanging met de SU: toen hadden ze Bretton Woods, het
Marshallplan en de NAVO.
Maar door zich terug te trekken uit het Trans-Pacific
Partnership (TPP) met de landen van Zuidoost-Azië en zijn
bondgenoten Canada, Mexico, de EU, India, Vietnam en Japan tegen
zich in het harnas te jagen, heeft Trump een groot cadeau
gegeven aan China, dat wel multilaterale allianties aanging via
de Nieuwe Zijderoute (NZ) en de Asia Infrastructure Investment
Bank (AIIB), waarbij ook Engeland en Duitsland zijn aangesloten.
De tarieven van Trump schaden meer de Amerikaanse economie dan
de Chinese en de echte oorzaak van het handelstekort is dat de
Amerikanen meer uitgeven dan ze produceren en meer importeren
dan exporteren. China was bereid om voor miljarden dollars extra
Amerikaanse producten te kopen, maar Trump wou het recht om op
elk moment nieuwe tarieven op te leggen (p. 52-53).
Het ontbreken van een China-strategie is niet enkel de fout van
Trump: ook de vorige presidenten hebben niets ondernomen. Geen
enkele president durft toe te geven dat Amerika ooit nummer 2
zal worden.
Het expansionisme van China kan Mahbubani niet helemaal
ontkennen: in 2016 heeft Xi zeven Spratly-eilanden in de
Zuid-Chinese zee gemilitariseerd, zogezegd omdat de Amerikaanse
marine er te veel patrouilleerde. Xi heeft volgens hem geen
belofte gebroken, want ‘de Amerikaanse marine heeft het
uitgelokt’ (p. 75-77). De Westerse kranten (Washington Post,
Wall Street Journal, The Economist, …) hebben dus foutieve
dingen verteld. Hij zegt dat China nooit expansionistisch was en
nooit zal zijn, omdat het geen overzeese kolonies had. Dan kun
je even goed zeggen dat Rusland/de SU het nooit was, want
Siberië en Oost-Europa liggen ook niet over zee. Tibet en Taiwan
denken daar anders over, Xinjiang en Hongkong ook. Taiwan werd
in 1895 door Japan afgepakt en China eiste het al terug in 1919
in Versailles. In 1972 erkenden de VS (Nixon en Kissinger) dat
Taiwan een deel van China is. Mahbubani beschouwt het annexeren
dan ook niet als expansie en vindt dat Amerika aan Taiwan moet
zeggen dat het niet onafhankelijk mag worden.
Hij wringt zich in vele bochten om te bewijzen dat de Chinezen
een ‘krachtig anti-militair DNA’ hebben (p. 81). Hij vergeet dan
de manier waarop Mao aan de macht kwam, dat hij beweerde dat
“politieke macht uit de loop van een geweer komt” en hoe hij
zich gewapend mengde in de oorlogen in Korea en Vietnam.
De Chinezen zijn wel slimmer dan de Amerikanen, die zich
bemoeien met conflicten ver van huis: Afghanistan, Irak, Libië,
Syrië etc. In het conflict met China gedraagt de VS zich zoals
de SU in de Koude Oorlog: star en met veel te hoge en nog
stijgende defensie-uitgaven, hoewel er geen vijand meer is.
Volgens Mahbubani geeft de VS meer uit aan defensie dan de rest
van de wereld samen. Dat klopt niet: volgens het SIPRI gaven in
2019 de VS 732 miljard dollar uit, de rest van de wereld 1.185
miljard dollar. China steeg naar plaats 2 met 261 miljard $,
India naar plaats 3 met 71,1.
Met Saoedi-Arabië op 5, Japan op 9 en Zuid-Korea op 10 heeft
Azië vijf plaatsen in de top tien (De Wereld Morgen,
27.04.2020). Die hoge uitgaven van de VS zijn wel een geschenk
voor China: het kan een duur vliegdekschip van 13 miljard dollar
doen zinken met één (dure) raket van een paar honderdduizend
dollar. Amerika bezit 6.450 kernwapens, China 280 of 1 op 23.
Amerika heeft na de Koude Oorlog zijn winnaars- positie verknald
door te veel militaire interventies in islamitische landen en
permanente stationering van troepen in de Golf (p. 105). Te veel
Amerikaanse ambassadeurs worden benoemd op de belangrijkste
posten omdat ze de verkiezingen sponsoren en niet op basis van
hun bekwaamheid. Ook Obama was hier een kampioen in (p.
115-116). Volgens de auteur staan in China de intelligentste
mensen aan de top van de CCP en heeft China nooit zo’n goed
bestuur gekend als nu. In principe bemoeit de CCP zich niet met
andere landen, behalve toen in 2010 de opgesloten dissident Liu
Xiaobo de Nobelprijs kreeg: toen werd Noorwegen geboycot. En
wanneer Zuid-Korea in 2016 een defensief systeem (tegen de
dreiging van Noord-Korea) liet installeren door de VS, werden
Zuid-Koreaanse bedrijven zwaar geboycot (p. 136).
De Chinezen genieten meer vrijheden dan de Sovjetburgers
destijds: die mochten geen eigen zaak hebben en niet op reis
naar het buitenland, maar in elk normaal jaar gaan 134 miljoen
Chinezen op reis en ze komen ook allemaal terug. DE CCP houdt
stand omdat de bevolking het elk jaar beter heeft en veel
vertrouwen heeft in de regering. Amerika daarentegen is een
plutocratie geworden: rijke geldschieters bepalen het beleid,
wat niet belet dat de gemiddelde Amerikaan nog altijd zeven keer
zo welvarend is als de gemiddelde Chinees. China is een
meritocratie en zal dus winnen, aldus Mahbubani (p. 194, 230).
De houding van andere landen is niet eenduidig: Australië kiest
voor Amerika, hoewel de handel met China vier keer zo groot is.
Afrika kiest voor China, dat daar de grootste investeerder is.
India doet niet mee aan de Nieuwe Zijderoute, Rusland wel en
toch zal het volgens de auteur uiteindelijk een bondgenoot van
Amerika worden (p. 228). Wat ik zeer betwijfel gezien de goede
samenwerking met China. De meeste landen zullen de risico’s
spreiden en met beide grootmachten bevriend willen blijven.
Mahbubani besluit zijn boek met een tegenstrijdige conclusie:
een grote krachtmeting is zowel onvermijdelijk als te vermijden.
Onvermijdelijk wegens de eeuwenoude angst voor het ‘gele gevaar’
en omdat de haat tegen China zeer groot is in Amerika en omdat
Amerikaanse bedrijven benadeeld worden in China. Tegelijk is het
in beider nationaal belang en ook in het belang van de wereld
mocht een botsing vermeden worden: samen kunnen ze een aantal
wereldproblemen aanpakken zoals terrorisme en klimaat.
Uiteindelijk is er enkel een contradictie op het gebied van
waarden: vrijheid van mening, pers, godsdienst, individuele
rechten tegenover het bewaren van de sociale harmonie en chaos
voorkomen. Helaas denken vele Amerikanen dat ze het Chinese volk
moeten verlossen van politieke onderdrukking.
Uiteindelijk zal de grote vraag niet zijn wie van beide heeft
gewonnen, maar wél of de mensheid een beter, gezonder en
veiliger leven en een beter klimaat heeft (p. 251-257).
Bij de Nederlandse vertaling heeft de auteur midden 2020 nog een
corona-epiloog toegevoegd. China en Oost-Azië hebben het virus
effectief aangepakt, de VS niet. De VS hebben China onterecht
beschuldigd dat ze het virus bewust geëxporteerd hebben (p.
260-261). De westerse landen wisten via ‘The Lancet’ al in
januari dat het virus gevaarlijk was, maar deden lange tijd
niets.
Mahbubani vertelt er niet bij de China een stevige boycot heeft
afgekondigd tegen Australië, omdat dit land gepleit had voor een
internationaal onderzoek naar de oorsprong van de
corona-epidemie. En China is de grootste handelspartner van
Australië, met 34,3% van de export in 2019. De boycot kost
Australië 19 miljard dollar per jaar (China Digital Times, 5
november 2020).
Er is nog een appendix over de mythe van de unieke deugdzaamheid
en de goddelijke missie van Amerika.
Beoordeling
De auteur is zeer belezen en zeer goed op de hoogte van de gang
van zaken in China, Amerika en de wereld. Hij leert ons nog meer
over Amerika dan over China.
Hij hanteert duidelijke taal, durft te zeggen welke fouten beide
grootmachten maken en ook dat Hu Jintao (2003-2013) een zwakke
leider was. Maar hij kiest duidelijk de kant van China.
Hij beweert ook dat de Chinezen meer uitvindingen gedaan hebben
dan de Amerikanen, maar die uitvindingen (papier, porselein,
kompas, buskruit, boekdrukkunst) dateren dan uit de gouden
periode van 200 v.C. tot 900 n.C. De Amerikanen hebben in de
20ste en 21ste eeuw veel meer zaken uitgevonden die nog relevant
zijn en veel meer Nobelprijzen behaald.
Hij beweert ook dat China en India de twee grootste economieën
waren van jaar 1 tot 1820 en dat beweren er wel meer, maar daar
is geen enkel bewijs voor. De economie van het Romeinse rijk was
waarschijnlijk groter, die van Italië in de 15de en 16de, Spanje
in de 16de, Frankrijk in de 17de en die van Engeland in de 18de
eeuw wellicht ook.
Er staan een paar drukfoutjes in: eenentwintigstee (p. 108);
eezuw (p. 208) ; gevangen-en (p. 253); Nokia is een Fins
bedrijf, geen Amerikaans (p. 22). Maar dit zijn details.
© Jef Abbeel november 2020
www.jefabbeel.be