Roel Sterckx (2021). Chinees denken: Over geschiedenis,
filosofie en samenleving. Uitgeverij Nieuwezijds, Amsterdam/EPO,
Berchem, april 2021. 400 p., chronologie, kaart, tekeningen,
noten, bronnen, index. Paperback, 23 x 15 cm, 24,95 euro / ISBN
978-90- 571-2539-3
Chinees denken: Over geschiedenis, filosofie en samenleving
Sterckx(°1969) is professor sinologie in Cambridge. Hij geeft een overzicht van het Chinese denken van de 6de eeuw v.C. tot de 2de eeuw n.C. en betreurt dat het op onze universiteiten nog lang niet de plaats heeft van het Griekse denken.
Inhoud
- Recensies over China
- Geschiedenis van China 1
- Geschiedenis van China 2
- Geschiedenis van China 3
- Geschiedenis van China 4
- Geschiedenis van China 5
- Geschiedenis van China 6
- Geschiedenis van China 7
- Geschiedenis van China 8
- Geschiedenis van China 9
- Geschiedenis van China 10
- Geschiedenis van China 11
- Geschiedenis van China 12
- Geschiedenis van China 13
- Geschiedenis van China 14
- Geschiedenis van China 15
- Geschiedenis van China 16
- Geschiedenis van China 17
- Geschiedenis van China 18
- Geschiedenis van China 19
- Geschiedenis van China 20
- Geschiedenis van China 21
- Geschiedenis van China 22
- Geschiedenis van China 23
- Geschiedenis van China 24
- Geschiedenis van China 25
- Geschiedenis van China 26
- Geschiedenis van China 27
- Geschiedenis van China 28
- Geschiedenis van China 29
- Geschiedenis van China 30
- Geschiedenis van China 31
- Geschiedenis van China 32
- Geschiedenis van China 33
- Geschiedenis van China 34
- Geschiedenis van China 35
- Geschiedenis van China 36
- Geschiedenis van China 37
Chinees denken: Over geschiedenis, filosofie en samenleving
Hij
benadrukt meteen dat het Chinese denken niet gaat over abstracte
theorieën, over wie en wat we zijn, maar dat het praktisch
georiënteerd is: hoe moeten we ordelijk en harmonisch leven, de
samenleving organiseren en zorgen voor het welzijn van onze
medemensen? Hoe kunnen we onze bevolking zo onderwijzen en onze
staat zo organiseren dat we onze vijanden en concurrenten te
slim af zijn?
Zijn tijdlijn (p. 14-16) begint al voor 1600 v.C., de denkers
vanaf de 6de eeuw v.C. Er waren momenten van eenheid, maar nog
meer van verdeeldheid. De leiders waren vaak geen etnische
Chinezen, maar Mongolen (1271-1368) of Mantsjoes (1644-1911). En
er was altijd een regionaal bewustzijn en een onderscheid tussen
noord en zuid.
De eerste geschriften dateert hij rond de 12de eeuw v.C. (p. 23)
en 1200 v.C. (p. 56).
Cecilia Lindqvist spreekt in ‘Het karakter van China’ over 1300
v.C. , maar dat is iets te optimistisch, want er zijn geen
inscripties bekend die dateren van vóór 1200 v.C. Mesopotamië en
Egypte waren er eerder aan toe, maar die zijn vanaf de
islamitische veroveringen (7de eeuw) blijven stilstaan.
De eerste keizer Qin Shihuangdi (221-206 v.C.) zorgde voor
eenheid, uniforme maten en een uniform schrift (met 5.000 à
6.000 karakters), dat standhield tot 1949 (p. 34-35). Hij liet
ook (een deel van ) de Grote Muur bouwen en het Terracottaleger
nabij Xi’an. Tijdens de Han (206 v.C.-220 n.C.) werd het
grondgebied uitgebreid met o.a. Xinjiang en delen van
Noord-Korea en Vietnam (p. 40). Detail: de Oeigoeren beweren dat
hun Oost-Turkestan pas in 1949 werd aangehecht. In 2 n.C. vond
de eerste volkstelling plaats: China telde toen 60 miljoen
inwoners (p. 45). Ter vergelijking: het Romeinse Rijk had op
zijn hoogtepunt, in de 2de eeuw n.C., tussen 59 en 76 miljoen
inwoners (W. Scheidel, The Cambridge Economic History of the
Greco-Roman World,Cambridge, 2007, p. 47-48). Nog dit: sinologie
als studie bestaat sinds 1814 (p. 66-67).
Vanaf hoofdstuk 2 begint de uiteenzetting over het Chinese
denken, waarin Tao (weg, pad, methode) het meest voorkomende
woord is. Een ander belangrijk begrip is Qi: levenskracht,
levensadem. Yin en yang, de koude schaduwkant van een berg en de
warme zonnekant ervan, zijn tegenpolen die elkaar niet kunnen
missen zoals vrouw en man (p. 82-83).
De filosofen richtten zich vooral op de heerser en op andere
leidende figuren die het land moesten besturen en verdedigen.
Meester Sun/Sun Zi/Sun Tsu (5de- 4de eeuw v.C.) leerde in ‘De
kunst van het oorlogvoeren’ hoe ze de totale overwinning konden
behalen (p. 93-97).
De bekendste was Meester Kong/Kong Fuzi/Confucius (551-479
v.C.). In ‘De gesprekken’ verkondigde hij dat de heersende
klasse moreel boven de mensen moest staan en de harmonie moest
bevorderen. Er waren ook meesters (legalisten) die beweerden dat
de heerser autoritair en meedogenloos moet zijn, zijn rivalen
moet elimineren en zijn volk onwetend en onder controle moet
houden (p. 115-127). Confucius en zijn leerling Mencius (372-289
v.C.) benadrukten de morele plichten: medemenselijkheid,
bescheidenheid, goedheid (p. 139-151). Mencius oordeelde dat de
mens van nature goed is (p. 144), JJ Rousseau zei dat ook in de
18de eeuw, maar Mencius’ opvolger Xun Zi (335-238 v.C.) zei het
omgekeerde: de mens wordt geboren met een voorliefde voor gewin,
wat agressie, jaloezie en hebzucht tot gevolg heeft (p. 149).
De denkers hadden weinig belangstelling voor baby’s en kinderen
onder 14 jaar. Het doden van een gehandicapt kind bleef zonder
gevolgen voor de dader (p. 158-161). Autoritair gedrag van de
ouders was de norm. Het afbinden van de voetjes van meisjes
ontstond al in de Tang-periode (618-907) en bleef bestaan tot
tijdens de republiek (1912-1949). Het symboliseerde de
onderwerping van de vrouwen, voor wie vele geboden en verboden
bestonden (p. 162-164). Kinderen hadden veel meer verplichtingen
tegenover hun ouders dan omgekeerd (p. 165-170).
Sinds 2004 (Hu Jintao) is de harmonieuze samenleving het ideaal
van de CCP. Daarvoor moet men corruptie, eigenbelang en
ongelijkheid bestrijden en zorgen dat mens en natuur in harmonie
samenleven. Zo greep men terug naar de oude filosofen (p. 180).
Voor Confucius hield harmonie de mogelijkheid in van loyale
oppositie (p. 182). Rituelen en een gedragscode kunnen de
harmonie bevorderen. Hij vond muziek een morele kracht. Mo Zi
(479-381), een andere filosoof, vond het een verspilling van
energie en volgens hem had het geen effect op de sociale
harmonie (p.192-208).
Begrafenissen, een vorm van voorouderverering, kregen de
aandacht van vele filosofen. Maar Heer Shang (390-338), de vader
van het legalistisch denken, rekende muziek en
begrafenisrituelen tot de kwade dingen die de mensen afleiden
van vechten en landbouw (p. 208-211).
De vroegste juridische teksten verschenen in de Zhou-periode
(1045-256 v.C.) op bronzen vaten. Tijdens de keizertijd (Qin,
221-206 v.C., Han, 206 v.C.- 220 n.C.) verschenen er wetboeken
en vele regels, maar de corruptie bleef op grote schaal bestaan
. Een huishouden was collectief verantwoordelijk voor de
misdaden van één lid. Dwangarbeid was een veelvoorkomende straf.
Verder ook marteling, verminking, castratie en doodstraf.
De Chinezen hechtten veel belang aan de verering van hun
voorouders. Confucius daarentegen sprak niet over het
hiernamaals, maar over de geordende samenleving hier en nu. Mo
Zi erkende het bestaan van voorouderlijke geesten en gaf hun
offers en voedsel in de hoop dat de geesten dan iets zouden
terug doen: een genezing, goede oogst etc. Xun Zi (335-238 v.C.)
beschouwde de grillen van de natuur als tekenen uit de hemel.
Ook nu speelt de cultus van de doden nog een centrale rol in het
religieuze leven en er ging en gaat een hele industrie mee
gepaard die luxeproducten vervaardigt voor de graven. Er waren
ook heilige bergen zoals de Tai in de provincie Shandong, waar
de keizer het offer-ritueel uitvoerde. Koningen en keizers
slikten ook pillen en kruiden om onsterfelijk te worden.
Vanaf 1911 kwam er kritiek op Confucius: men achtte het
confucianisme verantwoordelijk voor China’s achterstand op het
Westen en op Japan. Mao ging met zijn Culturele Revolutie nog
een stap verder en liet de oude cultuur vernietigen. In de jaren
’80-’90 daarentegen prezen de Aziatische Tijgers Hongkong,
Zuid-Korea, Singapore en Taiwan de confucianistische waarden. En
in de 21ste eeuw verwijzen de Chinese leiders weer wel naar
Confucius en de harmonieuze samenleving. Het confucianisme lijkt
ook een comeback te maken op de studiedagen van de CCP.
De belangstelling voor de natuur was beperkt bij de Chinese
filosofen, in tegenstelling tot de Grieken Pythagoras en
Aristoteles. Ze verkondigden wel dat mens en natuur met elkaar
verbonden zijn en door elkaar beïnvloed worden. Tussenkomen in
de natuur moest zo beperkt mogelijk blijven.
En volgens Xun Zi moest men de natuurlijke hulpbronnen met mate
gebruiken. Confucius had een hond. Die diende voor de jacht,
voor bewaking en om … op te eten. Planten en dieren dienden voor
de geneeskunde en als voortekenen. De rivieren stromen van Tibet
naar het oosten en ze zorgden zowel voor beschaving als voor
overstromingen.
De filosofen onderzochten wel hoe de mens gezond kan blijven. Ze
deden al rek- en strekoefeningen in 186 v.C. (p. 282-283), iets
wat in de huidige tijd bij atleten pas in de mode kwam in de
jaren 1980-1990. Seks hoorde ook bij het onderhouden van de
gezondheid. Anatomisch onderzoek was zeer uitzonderlijk, hoewel
er genoeg lijken waren door oorlogen en executies.
Aardbevingen beschouwde men als voortekenen. Die van juli 1976
met 250.000 doden voorspelde de dood van Mao (9.9.76). Zijn
strijd tegen de natuur was een ramp voor het milieu.
Joseph Needham (1900-1995) lanceerde de vraag: “Waarom heeft
China in de 20ste eeuw geen moderne wetenschap voortgebracht?”
Als oorzaak zag hij het confucianisme met zijn nadruk op ethiek
en hiërarchie en de sterk gecentraliseerde instellingen. Sterckx
denkt dat China zijn achterstand wel zal inhalen in de 21ste
eeuw. Hij zegt er niet bij dat Needham nogal wat fantasie had
omtrent de Chinese Muur (“te zien vanop Mars”) en ook niet dat
de Chinezen nu al de meeste patenten hebben.
De filosofen waren niet bezig met economie, de eerste keizers
wel. Zij zagen in de landbouw de basis van de economie en van de
rijkdom, iets wat de fysiocraten (Quesnay e.a.) ook beweerden in
de 18de eeuw. Ook Hu Jintao hechtte er veel belang aan.
Er was altijd spanning tussen boeren die produceerden om de
bevolking in leven te houden en kooplieden die speculeerden om
winst te maken en belastingen te ontduiken. De boer was dus
zuiverder en eerlijker. Confucius vond dat de heersers moesten
zorgen voor genoeg voedsel voor het volk, maar hij beschouwde de
boeren als kleingeestig en hij had meer respect voor ambtenaren.
Met Nieuwjaar wensen de Chinezen mekaar veel rijkdom toe.
Confuciaanse denkers veroordelen rijkdom niet, als die op een
morele wijze verworven is. Mo Zi vond dat rijkdom ook de anderen
ten goede moet komen. De markt had vele functies: handel,
ontmoeting, terechtstellingen.
De auteur sluit zijn boek af met een Chinese maaltijd, de manier
waarop de meeste mensen hier in contact komen met de Chinese
wereld. Mencius zei: “We zijn wat we eten” (p. 347). In het
noorden verbouwde men ‘droge’ granen zoals gierst, gerst en
tarwe, in het zuiden ‘natte’ rijst. Eetstokjes werden gebruikt
vanaf de 3de eeuw v.C. (p. 348). De filosofen interesseerden
zich wel voor het eten: ze zagen er elementen in zoals
evenwicht, maat, soberheid en harmonie. En het had invloed op
ons denken en doen. Kookkunst heette ‘het harmoniseren van
smaken’. Een kok moest doen wat de heerser doet voor het volk:
voor harmonie zorgen. Tijdens de Olympische Spelen van 2008 in
Peking vormden acteurs, verkleed als leerlingen van Confucius,
het karakter ‘harmonie’ (p. 350).
De tafel-etiquette was zeer gedetailleerd, wat niet belette dat
sommigen te veel dronken en zich ruw gedroegen. Een Chinees
banket kon eindeloos duren. Confucius en Mo Zi prezen ook hier
soberheid en matigheid. En de kok moest de Tao volgen: de gulden
middenweg bij het bereiden van het voedsel (p. 353-356).
In zijn nawoord zegt Sterckx dat vele zogenaamde ‘China-experts’
allerlei verwijten maken (democratisch deficit, oligarchie, één
almachtige leider, controlestaat), maar dat ze daarbij vaak
hypocriet zijn en de vele positieve aspecten niet willen zien
(p. 361-364).
In zijn uitgebreide literatuuropgave (p. 365-383) somt hij veel
(54) primaire bronnen op, die enkel voor gevorderde sinologen
toegankelijk zijn. De uitspraakgids (p.385-386) is voor iedereen
zeer nuttig.
Beoordeling
Dit briljant, maar soms moeilijk boek zal vele zelfverklaarde
‘China-experts’ doen inzien dat ze nog een lange weg (Tao) te
gaan hebben om zich die titel toe te eigenen. Het boek is
thematisch geordend, niet chronologisch. Het geeft een overzicht
van vele eeuwen Chinees denken en het is van nut bij het
uitkijken naar onze toekomst, die voor een groot deel ook door
China bepaald zal worden.
De tijdlijn met de voornaamste denkers (p. 14-16) begint met
Confucius (551-479) en Lao Zi (6de eeuw v.C.), maar ze eindigt
al in de 2de eeuw n.C. , plus nog één figuur uit de 12de eeuw.
Globaal zijn dat dus 8 eeuwen in plaats van ‘30’, zoals Carine
Defoort op de kaft beweert. Het lijkt wel alsof het denken
ophield in dezelfde eeuw waarin de grote uitvindingen ophielden
(2de eeuw n.C.) .
Nog een paar details: het boek van Marco Polo heette niet ‘Le
livre des merveilles’ (p. 11), maar ‘Il Milione’. Sterckx
situeert de missionarissen in de 18de eeuw: de Jezuïeten, de
meest bekende voor ons, waren er vooral actief in de 17de eeuw,
maar de protestantse missies waren ook in de 18de en 19de eeuw
nog aanwezig.
Van
“het vis” (p. 349, een foutje van de vertaler) zullen we maar
“de vis” maken.
Het boek is zijn prijs ruimschoots waard.
©Jef Abbeel www.jefabbeel.be
juni-juli 2021