Stefan Aust en Adrian Geiges. Xi Jinping. Der Hugo Van de Voorde
(2021). Onweer over China: Waarom het China van Xi niet dat
van de Chinezen is. Uitgeverij Pelckmans, Kalmthout,
september 2021.Kaarten, tabellen, grafieken, foto’s, noten,
register. Paperback, 368 p., 23x15cm, € 30. ISBN
978-94-640-1294-1.
Onweer over China
vDit boek gaat over het China van 1800 tot 2021, met de klemtoon op de periode 1970-2021, die 60% beslaat. Het begint met een inleiding, die al een korte en krachtige samenvatting is van het geheel. De auteur (°1938) brengt na jaren van opzoekingswerk nieuwe inzichten aan, zowel over het missen van de Industriële Revolutie rond 1800 als over de verschillende aanpak van Deng en Xi. Hij baseert zich daarvoor vooral op publicaties van wetenschappelijke vorsers uit de jaren 2015-2021 (p. 18).
Inhoud
- Recensies over China
- Geschiedenis van China 1
- Geschiedenis van China 2
- Geschiedenis van China 3
- Geschiedenis van China 4
- Geschiedenis van China 5
- Geschiedenis van China 6
- Geschiedenis van China 7
- Geschiedenis van China 8
- Geschiedenis van China 9
- Geschiedenis van China 10
- Geschiedenis van China 11
- Geschiedenis van China 12
- Geschiedenis van China 13
- Geschiedenis van China 14
- Geschiedenis van China 15
- Geschiedenis van China 16
- Geschiedenis van China 17
- Geschiedenis van China 18
- Geschiedenis van China 19
- Geschiedenis van China 20
- Geschiedenis van China 21
- Geschiedenis van China 22
- Geschiedenis van China 23
- Geschiedenis van China 24
- Geschiedenis van China 25
- Geschiedenis van China 26
- Geschiedenis van China 27
- Geschiedenis van China 28
- Geschiedenis van China 29
- Geschiedenis van China 30
- Geschiedenis van China 31
- Geschiedenis van China 32
- Geschiedenis van China 33
- Geschiedenis van China 34
- Geschiedenis van China 35
- Geschiedenis van China 36
- Geschiedenis van China 37
- Geschiedenis van China 38
- Geschiedenis van China 39
- Geschiedenis van China 40
- Geschiedenis van China 41
- Geschiedenis van China 42
- Geschiedenis van China 43
- Geschiedenis van China 44
- Geschiedenis van China 45
- Geschiedenis van China 46
- Geschiedenis van China 47
- Geschiedenis van China 48
- Geschiedenis van China 49
- Geschiedenis van China 50
- Geschiedenis van China 51
- Geschiedenis van China 52
- Geschiedenis van China 53
- Geschiedenis van China 54
Onweer over China: Waarom het China van Xi niet dat van de Chinezen is
Van de Voorde beweert meteen een aantal zaken (p. 19) die afwijken van het gangbare discours:
a)”De CCP liep niet in de pas met Mao”: kan zijn, maar Mao liquideerde iedereen die het niet eens was met hem, veroorzaakte massale hongersnood door de uitschakeling van het privébezit en door andere ideologische maatregelen en een massa Rode Gardisten voerden zijn waanzinnige ideeën uit;
b)”Er is continuïteit tussen Mao en Deng: Deng steunde op het
rendement van de productiebrigades, de groene communes die in de
jaren 70 voor welvaart zorgden op het platteland”. Dat
platteland was nog wel ten prooi aan allerlei primitieve ziektes
die in 1976 zelfs in Afrika onder controle waren (aldus een
lijfarts van Mao aan dr. Paul Janssen); c)”China had geen
neoliberale impulsen nodig, want de stijging van de
productiviteit en van de levensstandaard begon al in de vroege
jaren ’70.
De bevolking groeide met 300 miljoen tussen 1962 en 1978 dankzij zware investeringen in de landbouw. Dankzij het rendement van de groene communes zijn er in deze periode geen hongersnoden geweest. Het conventionele verhaal situeert de start van de groei 10 jaar te laat” (p. 20). Dat is één van de nieuwe inzichten die Van de Voorde aanreikt in zijn boek. Kortom: dit boek schudt de lezer meteen wakker.
In die lange inleiding toont Van de Voorde aan dat China nu een
gevaarlijke maritieme grootmacht wordt, die zowel in de Indische
als in de Stille Oceaan een prominente rol wil spelen. Het is
agressief in de Zuid-Chinese Zee, een gebied van 3.500.000 km²,
door de auteur de ‘Aziatische Middellandse Zee’ genoemd. Het
maakt daar aanspraak op 80% van de internationale wateren en
eilanden omwille van olie en gas. En het eist dat schepen hun
lading bekend maken aan Beijing (Nieuwsblad Transport NL,
08.09.2021). Daar passeren 5 triljoen handelsschepen per jaar
(p. 27-28). Dat getal lijkt me wel overdreven. In 2013 eiste
China 17 maal meer gebied op dan de zes andere aangrenzende
landen (Vietnam, Taiwan, Filipijnen, Brunei, Maleisië) samen.
Het Internationaal Arbitrage Hof in Den Haag veroordeelde China
in 2016, maar Xi erkent die uitspraak niet. Gevolg: Japan,
Zuid-Korea, Australië, India en de VSA verzetten zich tegen de
expansie van China. Behalve de Quad (VS, Australië, Japan,
India), is er dit jaar ook nog de AUKUS bij gekomen, het
samenwerkingsverband tussen Australië, United Kingdom en de USA.
China maakt zelfs aanspraak op de exploitatie van de
bodemrijkdommen in de Noordelijke IJszee, met als argument dat
het 1/5de van de wereldbevolking telt, terwijl het in de
Zuid-Chinese Zee schaamteloos de internationale wetgeving
miskent (p. 34). Rusland bouwt zijn militaire aanwezigheid daar
ook uit en wil zelfs tol vragen aan de schepen die er doorvaren.
Xi wil van China een mondiale grootmacht maken, zowel
continentaal als maritiem. Maar de economische groei vertraagt,
dat zorgt voor werkloosheid en sociale onrust. Het riskante
buitenlands beleid is een reactie hierop (p. 38). Met ‘De Nieuwe
Zijderoute’ wil China de invloed van de VS in Azië uitschakelen.
In Centraal-Azië heeft het al de plaats van Rusland overgenomen.
Kazachstan wordt overspoeld door meer dan 3.000 Chinese
bedrijven en door Chinese producten. Centraal-Azië is het Westen
van China geworden.
Na de lange inleiding (p. 7-47) volgt Deel I, waarin de auteur
verklaart waarom China de Industriële Revolutie miste. Hij
beweert dat de levensstandaard in China die van Europa overtrof
in de 17de en de 18de eeuw (p. 51-52, 65). Dat merken we
alleszins niet aan de gebouwen uit die tijd. En cijfers
ontbreken helaas. Europa realiseerde in de 17de eeuw een
wetenschappelijke vooruitgang, die de Industriële Revolutie en
de overstap van de oude naar de nieuwe wereld mogelijk maakte.
Die wetenschappelijke vooruitgang heeft ‘het toenmalige kernland
van de wereldeconomie’ gemist (p. 53). Groot-Brittannië, een
groei-economie, werd nu het kernland.
China miste de IR omdat een sterke ondernemersklasse ontbrak,
terwijl in Engeland de regeringen en de kapitalistische
ondernemers na 1688 perfect samenwerkten. In China stond de
staat altijd vijandig tegen de ontwikkeling van het kapitalisme.
Als ondernemers hun bedrijf uitbreidden, moesten ze belasting
betalen, terwijl de Engelse overheid de opkomende industrieën
krachtig steunde, ten nadele van de arbeiders. Zo werden in
China grootschalige productie-manufacturen ontmoedigd door de
paternalistische Qing-keizers. Er werd dus niet geïnvesteerd in
innovaties. Vele handelaars weken uit naar Macau, Batavia e.a.
Zij werden diaspora-Chinezen. Religieuze opstanden rond
1796-1805 verergerden dit proces. Gevolg: China verzwakte al
voor de Opiumoorlogen (1839-1842). De religieuze Taiping-opstand
van 1851-1864 had een verwoestend effect op de ondernemingen.
Westerse legers moesten met hun superieure wapens die opstand
onderdrukken. Bovendien plunderden lokale Chinese milities het
platteland. De staatselite faalde (p. 55-63).
De auteur verwijst naar Japan: daar waren de veranderingen al
aanwezig in de periode van de Tokugawa (1603-1867), maar ze
werden versneld tijdens de autoritaire keizer Mutsuhito
(1867-1912), die samen met de elite het land moderniseerde en
industrialiseerde naar westers model. Rond 1900 ging al 98% er
naar school. In 1853 kreeg het ook ongelijke verdragen opgelegd,
maar het durfde die in 1911 op te zeggen, dankzij zijn
industrialisering. Vanaf 1874 voerde het succesvolle oorlogen,
eerst tegen Taiwan (1874), dan tegen China (1894-1895), ten
slotte tegen Rusland (1904-1905). In 1945 eindigde dat
imperialistisch avontuur.
Het feit dat China de IR heeft gemist, heeft het leven van
generaties Chinezen bepaald. Het deed een eerste inhaalpoging op
het einde van de 19de eeuw. Die mislukte omdat China vooraf geen
maatschappelijke veranderingen had doorgevoerd, wat Japan wel
had gedaan.
De Boksersopstand van 1900 toonde het interne verval en
versnelde het einde van het keizerrijk in 1911. De eerste
president Sun Yatsen(1866-1925) kreeg meteen tegenkanting van
legerleider en tweede president Yuan Shikai, die zorgde dat de
oude sociale orde bleef bestaan.
Toen de Conferentie van Versailles de Duitse bezittingen in
Shandong aan Japan gaf, ontstond de 4- mei-beweging (1919) en in
1921 werd de CCP opgericht door o.a. Mao en Henk Sneevliet. In
1925 stierf Sun Yatsen en werd hij opgevolgd door Tsjang
kai-Sjek(1887-1975). Deze begon in 1927 de burgeroorlog tegen de
communisten met 5.000 doden als gevolg. Hij kreeg tijdelijk de
controle over heel China, maar hij had geen oog voor de grootste
groep, de boeren: 350 van de 450 miljoen inwoners.
In 1931 veroverde het Japanse leger Mantsjoerije en in 1937 nog
vijf noordelijke provincies van China. Ze vochten tegen Tsjang
nabij Shanghai en slachtten ook vele burgers af. In Tsjangs
hoofdstad Nanjing was de slachtpartij het wreedst: duizenden
vrouwen werden verkracht en gedood. Zes weken van gruweldaden
volgden. 250.000 ‘minderwaardige Chinezen’ werden eerst
vernederd en dan gedood. Daar waren geen communisten bij, wel
massa’s soldaten van Tsjang. De CCP besteedde hier dus geen
aandacht aan, ze herschreef de geschiedenis (p. 83). De Japanse
bezetting is voor de overleving van het communisme in China en
voor het latere succes van de CCP een zegen geweest.
Na de burgeroorlog kwamen Taiwan en Japan er bovenop door
Amerikaanse hulp. Mao probeerde vanaf 1949 de achterstand in te
halen door gewelddadige collectivisatie, waarbij 2 miljoen
grootgrondbezitters werden vermoord (p. 110). In 1957 voegde hij
de volkscommunes eraan toe: het platteland werd opgedeeld in
meer dan 20.000 zulke gemeenschappen van 3.000 à 40.000 leden.
Deng schafte ze af in 1983. In primitieve oventjes moesten de
boeren ijzer en staal produceren, waarvan de kwaliteit zeer
slecht was. De ‘Grote Sprong Voorwaarts’, met massale export van
graan, leidde tot grote hongersnood. De auteur spreekt over 26
miljoen doden (p. 112), de meeste auteurs (Dikötter, Yisheng,
Jung Chang) over 45 miljoen of meer. Nadien steeg de bevolking
weer, zelfs met 300 miljoen tussen 1962 en 1978 (p. 110-114).
In 1953 waren ze met 582 miljoen, in 1970 met 830 miljoen, in
1979 met 975 miljoen (Cathlyn De Mil, Chinese demografie, 2013).
De Culturele Revolutie was het tweede dieptepunt. Na de
rampzalige Grote Sprong had Mao veel van zijn macht verloren aan
de pragmatici Liu Shaoqi, Deng, Chen Yu en Pen Zhen (p.
114-115). Nu sloeg hij terug. De pragmatici vlogen uit het
politbureau als ‘nieuwe bourgeois’, ze werden openlijk vernederd
en gefolterd.
In 1978 kwam Deng aan de macht. De auteur herhaalt hier dat er
wel continuïteit was tussen Mao en Deng en dat Deng kon steunen
op de fundamenten van Mao (p. 121-123). Hij noemt o.a. de ‘hoge
alfabetiseringsgraad’ van de rurale arbeidskrachten (p. 122).
Blijkbaar had Mao met zijn slogan “Liever rood dan deskundig”
vooral het voortgezet en het universitair onderwijs aangevallen,
terwijl de scholing van de kinderen wel werd verzorgd. Er was
wel een ‘verloren generatie’ (p. 154).
Een ander nieuw inzicht: in 1978 was er al ‘een massa
staatskapitaal’ (p. 122).
In deel 2 komt de vierde inhaalpoging aan bod, die van Deng en
zijn opvolgers Jiang Zemin en Hu Jintao. Deng voerde een
kapitalistische koers in, met groot economisch succes: drie
decennia lang was de jaarlijkse groei 10%!
In 1983 besloot Deng tot decollectivisering: de communes werden
ontbonden en privébedrijven werden toegelaten. Dit leidde tot
een explosie van kleine bedrijfjes, vooral op het platteland: in
1997 waren er 120 miljoen (p. 142). China was ook niet langer
het land dat overal in de wereld de arbeidersklasse en de
revolutie steunde.
In 1975 had premier Zhou Enlai al tevergeefs gepleit voor ‘vier
moderniseringen’: landbouw, industrie, defensie en wetenschap,
plus techniek. Deng voerde ze door vanaf 1980. De boer mocht
voortaan zelf bepalen wat hij voortbracht en hoe. De resultaten
waren spectaculair: vanaf 1984 voerde China voedsel uit zonder
dat de bevolking zelf honger leed. De industriële bedrijven
kregen ook meer autonomie. Speciale Economische Zones zoals
Shenzhen en 14 andere havensteden zorgden voor een
opendeur-beleid. In de wetenschap en techniek moest er veel
veranderen na het anti-intellectualistische beleid van Mao. In
2005 studeerden er 440.000 ingenieurs af, dubbel zoveel als in
de VSA (p. 141).
De Chinese diaspora van 60 miljoen mensen en m.n. de Taiwanese
investeerders financierden de nieuwe fabrieken en herstelden de
traditionele familierelaties. Tienduizenden buitenlandse
bedrijven zorgden voor moderne technologie en voor de helft van
de export. Chinezen kopieerden alles en overspoelden de markten
met namaakproducten.
De bedrijven vestigden zich in de kustregio, niet in het centrum
of in het westen van China. Xi wil met zijn ‘Nieuwe Zijderoute’
nu ook die gebieden ontwikkelen.
De snelle groei leidde ook tot corruptie en ongelijkheid. Met de
Tiananmen-crisis en betogingen in steden in het hele land als
gevolg. Dat zorgde voor een belangrijk keerpunt in het beleid.
Deng en zijn pragmatici moesten een compromis sluiten met de
weer vitale militante elite. ‘De nieuwe politieke consensus was
gebaseerd op de combinatie van een onbuigzaam autoritair bewind
en een even onbuigzaam vermarkten van de economie’. Zo bleef de
economische ‘boom’ onaangetast onder het ‘staatsgeleide
kapitalisme’ in de jaren ’90.
In 2001 stond Jiang Zemin de kapitalisten toe om lid te worden
van de CCP. Daarmee legitimeerde hij diegenen die zich hadden
verrijkt (p. 150, 193). De staat of de CCP leidde voortaan het
kapitalisme: staatsgeleide monopolies verdrongen privéfirma’s.
De inkomensongelijkheid nam toe, maar betogingen werden
hardhandig uiteengeslagen.
De auteur vertelt ook over de éénkindpolitiek en de negatieve
gevolgen ervan: de vergrijzing en het tekort aan arbeidskrachten
in de kustregio’s. Zijn oordeel over de medische zorgen is ook
hard (p. 164-165). De top 5% verdient nu meer dan de helft van
het nationaal inkomen. 80% van die nieuwe rijken hadden vaders
die boer of arbeider waren. In 1949 had Mao de kapitalistische
bovenlaag uitgeroeid en tijdens de Culturele Revolutie opnieuw.
Het aantal ‘massa-incidenten’ (protesten, stakingen, online
klachten) steeg van 10.000 in 1994 naar 120.000 in 2008 (p. 174,
189). Ze zorgden voor ‘onweer’ over China, maar ze kwamen niet
in onze media terecht. Xi controleert zijn onderdanen met
spitstechnologie en besteedt jaarlijks 89 miljard € aan
binnenlandse veiligheid, meer dan aan defensie (85 miljard in
2012). Dat laatste getal ligt in 2021 wel hoger en het eerste
wellicht ook. Kandidaat-ambtenaren moeten voortaan wel een
universitair diploma hebben en moeten slagen in de examens: een
partijkaart volstaat niet meer (p. 182).
Van de Voorde besluit dit hoofdstuk als volgt: tijdens Deng en
zijn opvolgers (1978-2012) waren er succesvolle hervormingen en
tot 1989 zacht, vanaf 1989 hard autoritarisme. Zijn inhaalpoging
is gelukt.
Xi Jinping (2012-2035?) veroverde meer macht dan eender wie. Hij
muilkorfde de sociale media en arresteerde advocaten die
opkwamen voor het algemeen belang. Hij voerde wel een scherpe
campagne tegen corruptie. Die campagne misbruikte hij om zijn
rivaal Bo Xilai levenslang gevangen te zetten. Westerse
invloeden probeert hij buiten te houden.
Volgens de auteur is het China van Xi niet dat van de Chinezen:
hij ambieert enkel macht voor zichzelf en voor de CCP. De CCP
bepaalt de toekomst, niet de burgers. Als hun meningen afwijken,
verdwijnen ze in de gevangenis. Hij geeft Sun Dawu e.a. als
voorbeeld. De mensen die corona aan het licht brachten, horen
daar ook bij.
De burgermaatschappij is uitgeschakeld, de intellectuele
vrijheid is weg, de mensen zijn robots geworden. Deng en zijn
opvolgers hielden zich aan de afspraken omtrent Hongkong (1
land, 2 systemen tot 2047), Xi niet (p. 209-220). Hij voerde in
2019 de uitleveringswet in: China kan voortaan elke kritische
persoon opeisen en gevangen zetten. De EU liet begaan.
Op 30 juni 2020 maakten de nationale veiligheidswet en andere
wetten definitief een einde aan de onafhankelijke rechtsstaat
Hongkong. In januari 2021 werd de hele democratische oppositie
(53 leden) opgepakt, in totaal werden al meer dan 11.000
arrestaties verricht (p. 223-226).
Taiwan trok zijn conclusies uit het Hongkong-drama: in januari
2020 werd Tsai Ing-wen opnieuw verkozen tot presidente, wat een
nederlaag was voor Xi en zijn kandidaat Han Kuo-yu.
Dan vertelt de auteur over de vele bedrijven waar de CCP eigen
kantoren, controlerend personeel en aandelen in heeft en de
topmanagers aanstelt, dus CCP-kaders (p. 236-237).
Tegen 2025 wil China leider worden in innovatie en artificiële
intelligentie. 5G is de snelweg naar de toekomst, China telt de
meeste brevetten. Huawei staat verder dan Nokia en Ericsson,
maar toch wil de EU het uitsluiten, wat voor twee jaar
vertraging en 55 miljard € extra kosten zal zorgen (p. 260-263).
De geletterdheid bedraagt volgens de auteur 99,7%, wat zeker
niet zo is bij 55 minderheden, samen goed voor 112 miljoen
mensen, bij wie het analfabetisme nog sterk aanwezig is. In elke
aula zit een student-spion van de CCP om te controleren of de
prof geen ‘verkeerde’ uitspraken doet. De Hupan University, de
business school van Jack Ma, het Chinese Harvard, werd door Xi
gesloten (p. 270).
Het laatste hoofdstuk handelt over de strijd tussen China en de
VSA om de wereldheerschappij, vooral sinds Xi aan de macht is
(2013). Die strijd vindt plaats in het maritieme Oost-Azië: de
Zuid-Chinese Zee en Taiwan (p. 279). Japan, India en Australië
kiezen daar de kant van de VSA. Daarnaast is er ook een
economische en technologische strijd: de VSA dulden niet langer
technologische diefstal en houden Huawei buiten de VSA en buiten
de EU.
Rusland zag sinds 1991 zijn Aziatisch territorium krimpen met
20% en zijn Aziatische bevolking daalde van 75 naar 30 miljoen.
Volgens andere bronnen zijn dat er 34 à 40 miljoen, op 75% van
de oppervlakte van Rusland. Het land leeft in de schaduw van het
dynamische en technologisch superieure China (p. 304).
De Nieuwe Zijderoute of BRI (Belt and Road Initiative) is
allesbehalve altruïstisch. De doelen zijn: overcapaciteit
wegwerken, beveiligen van werkgelegenheid, ook in de afgelegen
en arme provincies zoals Ningxia, Gansu, Xinjiang, via de
maritieme zijderoute contacten leggen met het Midden-Oosten en
Afrika, de EU uiteen spelen en ook daar economische en politieke
invloed verwerven, Azië weer sinocentrisch maken en de wereld
leiden bij de creatie van een nieuwe wereldorde (p. 307-310).
In Europa is China al eigenaar van zeehavens (Piraeus, Sines) ,
containerterminals (Barcelona, Fényeslitke) en windmolenparken.
Detail: Sines is wel de geboortestad van Vasco da Gama, maar
telt slechts 14.000 inwoners; Fényeslitke is een dorp van 2.500
zielen.
Op de planning staan o.a. de spoorweg Boedapest-Belgrado, een
kopermijn in Servië, een Chinese universiteit in Boedapest, waar
Orban die van Soros buiten gewerkt heeft. Dankzij 1.000 camera’s
van Huawei voor gezichtsherkenning is Belgrado de eerste ‘Safe
City’ van Europa. Italië (Draghi) biedt weerwerk en liet Iveco
niet overnemen door FAW (First Automobile Works) (p. 317-320).
Australië heeft in april 2021 twee akkoorden met China
ingetrokken. De auteur vermeldt niet dat het door China gestraft
werd omdat het een onafhankelijk onderzoek naar corona eiste.
In Afrika, China’s tweede continent, is het sinds 2011 de
grootste speler in megaprojecten: 40%, tegenover 34% voor Europa
en 6,7% voor de VSA (p. 321-323). De keerzijde is minder fraai:
een enorme schuldenberg. Afrika levert grondstoffen en China
zorgt voor afgewerkte producten, een koloniaal handelspatroon
dus. Eén miljoen Chinezen wonen en werken er.
De wereld is nu weer bipolair, maar dan met een dynamisch China
i.p.v. een logge SU.
Het China van Xi is volgens Van de Voorde niet dat van de
Chinezen en hun samenleving (p. 332-333).
De CCP heeft volgens hem enkel oog voor het behoud van de macht
op alle gebied: politiek, economie, maatschappij, recht,
internet. Niet voor zelfstandig denkende mensen.
De vraag is of de Chinezen er ook zo over denken. Ik vermoed dat
ze veel meer tevreden zijn over Xi dan de auteur denkt. Volgens
Kishore Mahbubani (‘Heeft China al gewonnen?’) is zelfs 93 %
zeer content, wat wel extreem veel is. Maar het is onzeker of
die tevredenheid iets van lange termijn zal zijn en niet beperkt
is tot het materiële: een hoger inkomen.
Beoordeling
Van de Voorde heeft weer een zeer degelijk, ordelijk en
gestructureerd boek geschreven op basis van heel veel literatuur
en altijd met verwijzingen naar die studies. De pogingen om het
westen in te halen sinds de gemiste Industriële Revolutie vormen
de rode draad doorheen het hele boek en geven het zijn cohesie.
Enkel Deng en zijn medewerkers zijn er in geslaagd die
inhaalbeweging met succes te bekronen. Maar dat succes was ook
te danken aan de vooruitgang in de jaren 1970-1978.
Op het einde van elk hoofdstuk krijgt de lezer een duidelijke
samenvatting.
De schrijver is veel kritischer tegenover Xi en de CCP dan de
Duitse auteurs Aust en Geiges, wier boek ‘Xi Jinping, der
mächtigste Mann der Welt’, in oktober 2021 niet gepromoot mocht
worden in Duitsland op bevel van China.
Van de Voorde gebruikt graag vreemde woorden, ook als er
gelijkwaardige in het Nederlands bestaan: Permanent Court of
Arbitration, Convention on the Law of the Sea, Arctische Oceaan
(p. 28-34).
De grafieken (o.a. p. 171) zouden veel duidelijker zijn met
kleuren i.p.v. lijntjes. Ook de kaarten zijn niet al te
duidelijk: b.v. p. 30: welke landen horen wel en niet bij de
ASEAN. Bij de landen in verzet tegen China’s dominantie vergeet
hij daar Australië.
De schrijver beweert geregeld dat China eeuwenlang het kernland
van de wereldeconomie was. De 14de eeuw is een crisis-eeuw
geweest voor China’s economie. Maar nadien heeft een nieuwe
A-cyclus van economische groei zich doorgezet. De 18de eeuw is
voor China een soort ‘gouden eeuw’ geweest.
Er zou een aangroei van de bevolking zijn tot 1,437 miljard in
2050. Daar ben ik niet zeker van, want het aantal geboortes
neemt fel af: 14,65 miljoen in 2019, 12 miljoen in 2020. Het is
ook goed te bedenken dat 96% van die bevolking woont op 4% van
de oppervlakte, nl. ten oosten van de Hu-lijn.
De nederlaag van China tegen Japan in 1895 noemt hij de meest
betekenisvolle gebeurtenis in Oost-Azië in de 19de eeuw. De
nederlagen tegen westerse industriestaten waren vernederend,
maar voor Chinezen was de nederlaag tegen Japan, tegen een ander
Aziatisch land dat China steeds als zijn na te volgen model had
beschouwd, nog zoveel vernederender. Blijkbaar dus belangrijker
dan de Britse en Franse invallen en de opiumoorlogen.
De Chinese beschaving noemt hij ‘5.000 jaar oud’(p. 282). Ik zou
zeggen: 3.200, want hun schrift ontstond rond 1200. En op p. 282
zegt hij: Truman liet Stalin in het ongewisse over de A-bom. Dat
hielp alleszins niet, want Stalin wist ongeveer alles via
perfecte spionage. Ningxia en Gansu noemt hij ‘één van de armste
provincies’: het zijn er twee. Bij de foto op p. 108 staat
‘vrnl’ i.p.v. v.l.n.r. De Mao-periode dateert hij van 1949 tot
1979 (p. 129) i.p.v. tot 1976. Op p. 82 staat een kaartje van
China, maar vele plaatsen die voorkomen in het boek staan er
niet op: mijn ‘Atlas of China’ had ik dus dikwijls nodig.
Soms staat er een drukfoutje: de Culturele Revolutie begon in
1966, niet in 1960 (p. 168). Shaanxi ligt niet in het
noordwesten van China (p. 204), maar eerder centraal.
‘Objectief’ (p. 38, 42, 44, 45) is een gallicisme voor doel of
doelstelling. Zo ook de zin: “Het is in het buitenland dat hij
President wordt genoemd.” (p. 206).
De noten zijn indrukwekkend. Des te meer omdat alleen die
publicaties zijn opgenomen, die de auteur gelezen en
geraadpleegd heeft. Het gaat immers om een notenapparaat. Hij
heeft dus geen bibliografie willen samenstellen. Dat zou een
heel ander resultaat hebben opgeleverd. Vandaar dat enkele
interessante recente titels uit 2020-2021 niet zijn opgenomen:
Henk Schulte Nordholt, ‘Is China nog te stoppen?’ ; Roel
Sterckx, ‘Chinees Denken’; Rob de Wijk, ‘De slag om Europa’;
Frans-Paul van der Putten, ‘Wederopstanding van China’; Stefan
Aust-Adrian Geiges, ‘Xi Jinping, der mächtigste Mann der Welt’.
Hoe dan ook, wie interesse heeft voor China en voor de wereld,
moet dit boek zeker lezen.
©Jef Abbeel, september 2021,
www.jefabbeel.be