Joanna Chiu (2021). China over grenzen. Een nieuwe wereldwanorde. Uitgeverij Lemniscaat, Rotterdam, december 2021. 352 pagina’s, kaart, noten, registers (personen en zaken). Paperback, 21 x 14 cm, € 24,99. ISBN 978-90-477-1408-8

China over grenzen. Een nieuwe wereldwanorde  

De schrijfster werd geboren in Hongkong, maar groeide op in Canada. Ze begint met de verklaring van enkele begrippen en met een betwistbare uitspraak: “De semi-onafhankelijke steden Hongkong en Macau vallen buiten het geografisch gebied van de Volksrepubliek China.” (p. 11). Die semi-onafhankelijkheid is sinds 2019/1999 verleden tijd en de meeste Chinezen rekenen die steden integraal bij China.

 

 

China over grenzen. Een nieuwe wereldwanorde

Jef Abbeel

  Ze verwijst naar de boodschap van vriendschap op de Olympische Spelen van 2008 en stelt dat China nu die vriendschap vervangen heeft door agressiviteit (p. 16). Ook dit is een zeer westerse kijk: de meeste Chinezen zien de agressie eerder komen van Amerika, dat zijn bondgenoten bijna verplicht om hun kant te kiezen tegen China. Chiu is heel kritisch tegenover het totalitair bewind van Xi, waarvan ze genoeg voorbeelden geeft (p. 20-26). Haar boek bestaat uit drie delen: I) Eén China, één systeem; II) Middenmachten en III) Een nieuwe Koude Oorlog?


In deel I krijgen we een korte geschiedenis van het christendom in China, dat vanwege zijn banden met het westers imperialisme nog altijd streng gecontroleerd wordt. Pastors van christelijke huiskerken krijgen soms 14 jaar cel. Allerlei wetten onderdrukken de vrije meningsuiting en het publiceren van liefdesgedichten kan 7 à 9 jaar cel opleveren. Toch behoren de Chinezen tot de meest optimistische en meest ondernemende burgers ter wereld: 8 op 10 denkt dat hun kleinkinderen het nog beter zullen hebben. Maar de kloof tussen rijk en arm is groter dan in Amerika en het recht is niet voor iedereen gelijk: een alleenstaande moeder wordt beboet, een paar honderd miljoen arbeidsmigranten hebben geen toegang tot onderwijs of andere voorzieningen, dissidenten hebben geen rechten (p. 31-58).

 

Hongkong krijgt een heel hoofdstuk, dat wel rommelig en niet chronologisch in elkaar zit. Chiu schetst de geschiedenis vanaf de eerste Opiumoorlog (1841-1842) en de toenemende welvaart sinds 1961. In 1997 beloofde China zich 50 jaar te houden aan het door Deng bedachte principe van ‘één land, twee systemen’. Vanaf 2014 eisten de inwoners algemeen stemrecht i.p.v. kiesrecht voor een kleine elite en meer persvrijheid, maar zonder succes. In 2015 werden boekverkopers ontvoerd naar Chinese gevangenissen, waar ze nog altijd vastzitten. Bij de massabetogingen van 2019 werden paraplu’s gebruikt tegen het traangas van de politie. 67% beschouwde zichzelf als Hongkonger, slechts 31% als Chinees burger, maar China beschouwt ze allemaal als Chinese burgers. Op 30 juni 2020 trad de nationale veiligheidswet in werking: iedere betoger kon voortaan aan China uitgeleverd worden. De persvrijheid werd verder uitgehold, ook door zelfcensuur uit angst. Het prodemocratische dagblad ‘Apple Daily’ werd opgedoekt en de bestuurders gearresteerd (p. 94-97).
China wordt ook assertiever in de Zuid-Chinese zee, waarbij het zich niet stoort aan de uitspraken van internationale gerechtshoven (p. 74-79).


Deel 2 heet ‘Middenmachten’. Daarmee bedoelt ze staten die geen wereldmacht zijn, maar wel aanzienlijke invloed hebben: Canada, Australië, Italië en Griekenland. De invloed van Griekenland lijkt mij zeer beperkt.
Blijkbaar worden Chinese studenten tot in Canada achtervolgd en bedreigd. De Chinese veiligheidsdiensten vinden iedere Chinees terug in heel de wereld (p. 101-105). In Canada wonen miljoenen Chinezen en studeren er 140.000 per jaar. Ze worden gevolgd door China. De Canadese overheid deed daar niets aan: de handel primeerde, totdat de Canadese politie op verzoek van Amerika op 1 december 2018 Meng Wanzhou, bestuurster van Huawei, arresteerde wegens leugens tegen de HSBC Bank over de relatie van Huawei met Iran, waardoor de bank het gevaar liep de Amerikaanse sancties te schenden. Prompt werden in China twee Canadezen aangehouden. Zonder enige reden werden ze eenzaam opgesloten. Er volgden ook nog harde economische sancties tegen Canada. In september 2021 werd Meng vrijgelaten. De twee Canadezen mochten dezelfde dag ook terug naar huis. Gijzelaars-diplomatie loont (p. 114-130).


Australië is hier de tweede ‘middenmacht’. In december 2017 voerde het nieuwe wetten in tegen spionage en schenkingen aan politici. De Chinese ambassade noemde het ‘racistische aanvallen op China’. Adverteerders in kranten van Chinese Australiërs werden geïntimideerd als de krant te kritisch was voor China. De tienduizenden Chinese studenten in Australië moeten op hun woorden letten. Australië is erg kwetsbaar voor sancties van China: in 2020 exporteerde het 800 miljoen ton ijzererts naar daar, 35% van zijn handel gaat naar China. In 2020 eiste Australië een onafhankelijk onderzoek naar de oorsprong van corona. Gevolg: Beijing schortte zijn import op van rundvlees, katoen, gerst en wijn en beval zijn studenten en toeristen om niet meer naar Australië te reizen (p. 138-158).

Italië was het eerste belangrijk Europees land en het eerste G7-lid dat zich in 2019 aansloot bij de Nieuwe Zijderoute. De havens van Triëst en Genua werden er onderdeel van. De bedoeling is heel de wereld te verbinden met de Chinese havens en een nieuwe wereldorde te creëren o.l.v. China i.p.v. Amerika. De schrijfster is niet enthousiast en spreekt over een vaag plan zonder duidelijke cijfers. In Italië dacht men dat China de Italiaanse economie zou redden, maar dat optimisme is verdwenen.
Griekenland is hier het tweede voorbeeld van de Nieuwe Zijderoute. Sinds 2009 ontvangt het steun uit China in ruil voor het verpachten van twee haventerminals in Piraeus aan Cosco (Chinese multinational), dat in 2016 een belang van 51% verwierf in de hele haven. Het aantal overgeslagen containers kende een verzevenvoudiging tussen 2008 en 2013. In 2016 en 2017 steunde Griekenland zijn sponsor China met veto’s tegen EU-beslissingen (p. 191-195).
Terloops noemt de auteur ook de Chinese investeringen in Afrika: 11,5 miljard $ tussen 2012 en 2016. Het is nu de grootste handelspartner van Afrika en heeft sinds 2017 een militaire basis in Djibouti (p. 211).

Dan gaat het over de Oeigoeren: meer dan 1 miljoen Oeigoeren en andere minderheden worden in Chinese gevangenissen mishandeld. De vestiging van Han-Chinezen is niet nieuw: ze begon al op het einde van de 19de eeuw. In 1931 kwamen de Oeigoeren in opstand. Ze riepen een republiek uit, die maar één jaar bestond. In 1949 vormden ze nog ruim 75% van de bevolking van Xinjiang, de Han slechts 7%. Nu zijn ze bijna gelijk: 10 miljoen Oeigoeren tegenover 9 miljoen Han. De Han worden bij alles bevoordeeld. In 2009 braken gevechten uit tussen Oeigoeren en Han, in 2014 doodden Oeigoerse separatisten tientallen Chinezen. Gevolg: Xi lanceerde zijn ‘war on terror’ en opende in 2016 interneringskampen (p. 223-228).


35.000 Oeigoeren zijn naar Turkije gevlucht. Maar Erdogan kiest de kant van Xi: China is de derde handelspartner, na Duitsland en Rusland. In Istanboel is een Oeigoerse academie, maar China achtervolgt ook deze studenten en weet altijd hun telefoonnummers te vinden. En hun familie in Xinjiang verdwijnt dan in kampen (p. 232-244).

Rusland en China werken goed samen sinds 2001, ondanks de spanningen rond 1858-1860, toen Rusland meer dan 1 miljoen km² in de buurt van het Bajkalmeer afpakte van China (p. 266) en tussen 1956 en 1990. Poetin en Xi zijn al dertig keer bijeengekomen en kanten zich samen tegen de Amerikaanse hegemonie. In 2019 hielden ze samen militaire oefeningen in Siberië, was hun bilaterale handel 110 miljard $ waard en bezochten ruim 2 miljoen Chinezen Rusland. De Chinese expansie in Rusland leidt wel tot spanningen (p.251-261).
De schrijfster kon in 2021 nog niet weten dat China volop steun zou verlenen aan Rusland in de oorlog tegen Oekraïne.


Ook voor Amerika is Chiu zeer kritisch. Politici en anderen die geen kennis hebben van China, voeren er het grote woord en desinformeren de bevolking, ook over corona. Er is veel haat tegen migranten van Chinese afkomst. Dat was al in de 19de eeuw, toen vele Chinezen er kwamen werken in de mijnen en bij de aanleg van spoorwegen. En vandaag maken velen geen onderscheid tussen Chinese Amerikanen en de Chinese overheid. Het enorme handelstekort, de Chinese wet die bedrijven verplicht hun kennis te delen en de coronacrisis zorgen voor rancune.
Ze hoopt dat er geen oorlog zal komen tussen beide grootmachten (p. 276-282).
In haar slotwoord pleit ze ervoor om de dialoog met China overeind te houden en niet te vervallen in een nieuwe Koude Oorlog tegen het ‘gele gevaar’.


Beoordeling
Chiu beschrijft China als een grote investeerder, die tegelijk intimideert met zijn overal aanwezige geheime politie en zijn ‘Eenheidsfront’, dat wereldwijd invloedrijke personen en organisaties aanlokt om de macht en internationale invloed van China te steunen (p. 80-81). Ze doet dat in begrijpelijke en vlotte taal. Maar ze toont niet duidelijk of we nu op weg zijn naar een nieuwe wereldorde of wereld-wanorde en ook niet of ‘zonder grenzen’ betekent dat China heel de wereld wil inpalmen.

 

Ze waarschuwt wel voor de toename van autoritaire regimes: China vormt niet enkel een bedreiging voor onze economie, maar ook voor onze democratische instellingen en principes. Sommige zaken zijn inmiddels al achterhaald: de autonomie van Hongkong is verleden tijd, het is nu ‘één land, één systeem’ i.p.v. twee systemen. En in de oorlog tegen Oekraïne kiest China duidelijk de kant van Rusland.


Hoewel Chiu zegt dat er genoeg Chinese bronnen beschikbaar zijn, citeert zij die niet in haar noten: daar staan enkel westerse (p. 315-332). En hoewel zij een Chinese is, vertolkt ze vooral de westerse visie en veel minder de Chinese, behalve in haar terechte bezorgdheid om de toenemende xenofobie tegenover Chinese immigranten.


©Jef Abbee, juli 2022 www.jefabbeel.be